ECLI:NL:HR:2025:661
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vergoeding voor taxatierapport in WOZ-zaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de vergoeding voor een taxatierapport in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ). De belanghebbende, vertegenwoordigd door R. van der Weide, had bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, waarin de waarde van zijn woning was vastgesteld op € 200.000. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 171.000, maar de heffingsambtenaar weigerde een vergoeding voor de kosten van het taxatierapport. De Rechtbank stelde de vergoeding vast op € 32,05, maar het Hof verlaagde dit bedrag tot € 10,69, wat leidde tot het cassatieberoep van de belanghebbende.
De Hoge Raad oordeelde dat de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties geen recht is in de zin van artikel 79 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat de Hoge Raad niet kan beoordelen of het Hof de Richtlijn heeft geschonden. De Hoge Raad kwam terug op een eerder arrest van 27 november 2015, waarin werd geoordeeld dat de Richtlijn wel als recht moest worden beschouwd. De Hoge Raad benadrukte dat het wenselijk is dat gerechten in feitelijke instantie uniformiteit nastreven, maar dat zij niet verplicht zijn om de Richtlijn te volgen.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, waarbij de klachten van de belanghebbende over de hoogte van de vergoeding en de behandeling door een enkelvoudige kamer van het Hof niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.