Beoordeling door de rechtbank
9. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
10. Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij de naheffingsaanslag, die is gedateerd 29 januari 2021, niet heeft ontvangen. De inspecteur bestrijdt dit.
11. Het is aan de inspecteur om - gelet op de betwisting door belanghebbende - de bekendmaking van de naheffingsaanslag aan belanghebbende te bewijzen. In beginsel kan hij daarbij volstaan met het bewijs van verzending van de naheffingsaanslag aan belanghebbende, omdat in de regel verzonden stukken ook worden bezorgd. De inspecteur heeft ter onderbouwing van de verzending een deel van de gegevens uit het logboek overgelegd. Daarin is vermeld dat een mededeling vanuit de Backoffice is verstuurd op 18 december 2020. Bij “Datum afgewerkt” is 7 januari 2021 vermeld. Uit hetzelfde blokje volgt dat de adressering [locatie] in [plaats] is. Volgens de verklaring van de inspecteur ter zitting wordt er pas gereed gemeld als de aanslag ter post is bezorgd. Feitelijk komt dit erop neer dat de envelop dan in de bak ligt die PostNL komt ophalen. Aanvullend heeft de inspecteur opgemerkt dat er ook verschillende betalingsherinneringen zijn verzonden voordat belanghebbende bezwaar heeft gemaakt.
12. Belanghebbende bestrijdt de ontvangst van de naheffingsaanslag. Hij heeft hiervan pas kennisgenomen toen invorderingsmaatregelen werden genomen. Toen heeft hij direct bezwaar gemaakt.
13. In een vergelijkbare zaak die door de Hoge Raad in 2019 is beslist, was de vraag of de uitnodiging voor de hoorzitting was verzonden. De heffingsambtenaar in die zaak verklaarde het volgende:
“Voor mij staat vast dat de uitnodiging voor de hoorzitting op correcte wijze aan Post.nl is aangeboden. Volgens vaste werkwijze bij de Handhavingsorganisatie/Bezwaar wordt een uitnodiging voor een hoorzitting aangemaakt, ondertekend door de bezwaarmedewerker en gekopieerd. Het origineel wordt vervolgens in een vensterenvelop gedaan en ter verzending aangeboden aan de postkamer. Pas hierna wordt het afschrift van de brief aan het bezwaardossier toegevoegd (bijlage 1). De uitnodiging voor de hoorzitting is naar het juiste adres verstuurd en niet door mij retour ontvangen.”
14. De Hoge Raad oordeelde in die zaak dat hetgeen de heffingsambtenaar omtrent de verzending van de brief heeft uiteengezet, betrekking heeft op activiteiten tot het tijdstip van de gestelde verzending. Daaruit blijkt niet dat die verzending daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De onderhavige zaak is in wezen niet anders. Uit de verklaring van de inspecteur volgt niet dat PostNL de bak waar de envelop in zou moeten liggen daadwerkelijk heeft geleegd. Te meer nu belanghebbende van meet af aan consequent en geloofwaardig heeft verklaard dat hij de naheffingsaanslag niet heeft ontvangen, hij deze ook niet heeft betaald en hij kennelijk wel heeft gereageerd op de kennisgeving met de mededeling dat hij het daar niet mee eens is, is het niet aannemelijk dat belanghebbende de naheffingsaanslag heeft ontvangen. Daarmee is de bezwaartermijn niet gaan lopen en is het bezwaar ontvankelijk.
15. Belanghebbende heeft gevraagd om terugwijzing naar de inspecteur. De inspecteur verzet zich hiertegen, omdat hij ambtshalve al een heroverweging heeft gedaan. De hoofdregel is echter dat een zaak in een situatie als deze wordt teruggewezen. Daarvan kan worden afgeweken als daartoe goede grond bestaat, bijvoorbeeld als partijen aandringen op een inhoudelijke beoordeling van het geschil door de rechter, of als duidelijk is dat de belanghebbende niet wordt benadeeld doordat de rechter zelf in de zaak voorziet.Omdat belanghebbende heeft gevraag om terugwijzing en er in elk geval over de omvang van de schade nog discussie kan bestaan, is aan deze voorwaarden niet voldaan en zal de rechtbank de zaak voor een inhoudelijke behandeling terugwijzen naar de inspecteur. Het feit dat belanghebbende de vorige keer niet op de hoorzitting is verschenen en de gemachtigde vaker niet verschijnt, is onvoldoende reden om hiervan af te zien.
Vergoeding van immateriële schade
16. Belanghebbende verzoekt om vergoeding van immateriële schade. Voor zover belanghebbende van mening is dat recht bestaat op een vergoeding van immateriële schade die niet moet worden vastgesteld op € 500 per halfjaar, zoals de Hoge Raad heeft bepaald, omdat de Hoge Raad daarmee uitleg zou hebben gegeven aan het Unierecht, in het bijzonder artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU (Handvest), overweegt de rechtbank als volgt.
17. Artikel 47 van het Handvest bepaalt dat eenieder wiens door het recht van de Unie gewaarborgde rechten en vrijheden zijn geschonden, recht heeft op een doeltreffende voorziening in rechte, met inachtneming van de in dit artikel gestelde voorwaarden. Anders dan belanghebbende betoogt, laat het Unierecht, in het bijzonder artikel 47 van het Handvest, de lidstaten buiten redelijke twijfel de vrijheid om rechtsregels rondom de overschrijding van de redelijke behandeltermijn van belastingzaken vast te stellen. Hierbij is van belang dat Unierechtelijke regels op dit gebied ontbreken, zodat het aan de individuele lidstaten is te beoordelen of aanspraak bestaat op schadevergoeding en hoeveel deze moet bedragen. Artikel 47 van het Handvest waarborgt dat sprake is van een doeltreffende voorziening. Dit artikel wordt door de nationale uitgangspunten op geen enkele wijze beperkt. Het is immers mogelijk de rechter met een verzoek tot schadevergoeding te benaderen en ook is het niet onmogelijk om een hogere vergoeding dan € 500 per halfjaar te ontvangen, als wordt bewezen dat de werkelijk geleden schade hoger is. Belanghebbende heeft echter op geen enkele wijze onderbouwd dat daadwerkelijk schade is geleden door de termijnoverschrijding, laat staan tot een hoger bedrag dan de forfaitaire vergoeding. Daarom zal de rechtbank bij de beoordeling van belanghebbendes verzoek om een schadevergoeding uitgaan van de regels die de Hoge Raad heeft gegeven in zijn overzichtsarrest van 19 februari 2016en het arrest van 14 juni 2024. De redelijke behandeltermijn voor de bezwaar- en beroepsfase in eerste aanleg bedraagt in beginsel een periode van twee jaar en vangt aan op het moment waarop de inspecteur het bezwaarschrift ontvangt.
18. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur het bezwaarschrift van belanghebbende op 23 september 2022 heeft ontvangen. Op die datum is de tweejaarstermijn aangevangen. Sindsdien is een termijn verstreken van afgerond 2 jaar en tien maanden.
19. In het genoemde arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024 heeft de Hoge Raad de regels over toekenning van vergoeding van immateriële schade gedeeltelijk aangepast. Daarbij is in rechtsoverweging 3.5 overgangsrecht opgenomen. Voor dit overgangsrecht is van belang of (i) de belanghebbende voorafgaand aan de datum van het arrest om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn heeft verzocht, en (ii) de redelijke termijn voor de desbetreffende fase van de procedure (bezwaar, beroep, hoger beroep, cassatieberoep) op 14 juni 2024 was overschreden. In dat geval wordt een aanspraak op vergoeding van immateriële schade geëerbiedigd die op grond van een daartoe vóór de datum van dit arrest gedaan verzoek is verkregen op basis van de toenmalige rechtspraak van de Hoge Raad.
20. Omdat de redelijke termijn is verstreken na 14 juni 2024, ziet de rechtbank aanleiding de nieuwe regels van de Hoge Raad te volgen. De rechtbank acht het aannemelijk dat het belang in deze zaak meer dan € 1.000 bedraagt. Omdat de overschrijding van de redelijke termijn op dit moment minder dan een jaar bedraagt, maar te verwachten valt dat dit uiteindelijk meer dan een jaar zal worden, zal de rechtbank de oude jurisprudentie toepassen en de vergoeding van immateriële schade bepalen op € 1.000.
21. De uitspraak op bezwaar dateert van 28 februari 2023. De bezwaarfase heeft dus niet langer dan zes maanden geduurd. De overschrijding van de redelijke termijn is dus volledig toerekenbaar aan de beroepsfase. Dit brengt mee dat het bedrag van € 1.000 voor rekening van de Staat komt.