ECLI:NL:RBGEL:2025:5269

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
11678329
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid van relatiebeding in arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en schorsing van het beding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Continu BV en een werknemer, aangeduid als [gedaagde]. Continu vorderde nakoming van een relatiebeding dat was opgenomen in de arbeidsovereenkomst van [gedaagde], die op 2 januari 2024 in dienst trad en op 28 februari 2025 haar dienstverband beëindigde. Continu stelde dat [gedaagde] zich niet aan het relatiebeding had gehouden door zaken te doen met een relatie van Continu, en vorderde onder andere een verbod op contact met relaties van Continu en betaling van een boete. De kantonrechter oordeelde dat het relatiebeding, hoewel formeel geldig, in verhouding tot het te beschermen belang van Continu onbillijk was voor [gedaagde]. De rechter schorste het relatiebeding gedeeltelijk, beperkt tot de relaties die [gedaagde] tijdens haar dienstverband had bediend. Continu werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten betalen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke motivering van zwaarwegende bedrijfsbelangen bij relatiebedingen in arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11678329 \ VV EXPL 25-75
Vonnis in kort geding van 25 juni 2025
in de zaak van
CONTINU BV,
gevestigd te Eindhoven,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen: Continu,
gemachtigde: mr. M.J.A. Gaber,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.A. van Haelst.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de aanvullende productie van de kant van Continu,
- de conclusie van antwoord, tevens houdende conclusie van eis in reconventie.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 juni 2025, waarbij beide partijen met hun gemachtigden zijn verschenen. Beide gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Continu is een intermediair in onder meer de bouw, (civiele) techniek en woningcorporatiesector, met meerdere vestigingen in Nederland. Continu bemiddelt tussen vaste relaties c.q. opdrachtgevers, vaste interim professionals en kandidaten zonder vaste plaatsing.
2.2.
[gedaagde] is op 2 januari 2024 in dienst getreden bij Continu op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Deze arbeidsovereenkomst is eenmaal verlengd met een looptijd van 1 augustus 2024 tot en met 28 februari 2025. [gedaagde] was werkzaam vanuit de vestiging Utrecht, in de functie van Adviseur tegen een bruto maandsalaris van € 3.221,25 exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
2.3.
In voornoemde arbeidsovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
Artikel 10 Relatiebeding
1. Op grond van zwaarwegende bedrijfsbelangen, is het werknemer verboden om gedurende een periode van 2 jaar na beëindiging van de dienstbetrekking, hetzij direct, hetzij indirect, in welke vorm dan ook, zowel passief actief, (telefonisch) contact te onderhouden, bezoeken af te leggen, onderhandelingen te voeren, zaken te doen etc,. met oude en/of op dat moment bestaande relaties van werkgever of met relaties van aan werkgever gelieerde ondernemingen.
2. Als “oude en/of op dat moment bestaande relaties” worden in ieder geval, doch niet uitsluitend, beschouwd al die relaties, waarmee werkgever en/of aan haar gelieerde ondernemingen in de loop van 3 jaar voorafgaande aan de einddatum van de arbeidsovereenkomst zakelijke overeenkomsten heeft/hebben gesloten, heeft/hebben bemiddeld, uitgezonden, gedetacheerd en/of daartoe heeft/hebben ingeschreven, en/of onderhandelingen inzake mogelijke transacties heeft/hebben gevoerd en/of waar de werkgever een of meerdere acquisitiegesprekken heeft gevoerd en/of een of meerdere bedrijfsbezoeken heeft afgelegd, alsmede alle werknemers en ex -werknemers van werkgever en/of aan haar gelieerde ondernemingen.
3. Indien de werknemer twijfelt over de vraag of een persoon of instelling voor wie hij/zij overweegt werkzaamheden te verrichten, dan wel opdrachten te aanvaarden, een relatie is, zal de werkgever op eerste schriftelijk verzoek van de werknemer ook schriftelijk meedelen of de persoon of instelling een relatie is van werkgever.
Motivering zwaarwegend belang
Werknemer is werkzaam in de functie van Adviseur. In de functiebeschrijving zijn de taken en verantwoordelijkheden van een Adviseur opgenomen: Omzet(groei) realiseren binnen het eigen specialisme en postcodegebied, zonder daarbij de samenwerking met andere specialismes en collega’s uit het oog te verliezen.
Werkgever heeft zwaarwegende bedrijfs- en dienstbelangen om de specifieke taken en werkzaamheden die een Adviseur bij werkgever uitvoert te beschermen met onderhavig relatiebeding. Gelet op de aard van de functie van Adviseur en diens positie binnen de organisatie, heeft werkgever zwaarwegende bedrijfs- en dienstbelangen om de Adviseur in zekere mate te beperken om na het einde van de arbeidsovereenkomst op de in het relatiebeding omschreven wijze werkzaam te zijn.
De Adviseur heeft uit hoofde van zijn functie inzage in alle gegevens van relaties van werkgever middels het softwareprogramma ‘Connexys’. In Connexys staan alle klanten en kandidaten vermeld. Van alle kandidaten is binnen Connexys toegang tot o.a. de NAW gegevens, CV, persoonlijke indruk, arbeidsvoorwaarden, arbeidsverleden, waar de kandidaat is geoffreerd en redenen van afwijzing. Van de klanten zijn in Connexys o.a. inzichtelijk de bedrijfsactiviteit, organigrammen, namen en functies van contactpersonen, geoffreerde kandidaten, uitgezette vacatures, bedrijfsverslagen, specifieke betalingsafspraken en handelsafspraken (raamovereenkomsten), tariefafspraken en leveringsvoorwaarden (SLA’s). Een Adviseur heeft dus niet alleen uit hoofde van zijn functie een zo sterk mogelijke zakelijke band met de relaties van werkgever die hij bedient (zij hebben dagelijks contact), maar tevens per relatie uitgebreid inzage in alle afspraken over prijzen, tarieven, marges en arbeidsvoorwaarden. In ‘Connexys’ wordt ook een log bijgehouden over alle contactmomenten en de inhoud van die gesprekken met relaties, welke logs voor alle Adviseurs inzichtelijk zijn. Gezien de aard van de functie is het niet mogelijk om de Adviseur de toegang tot deze informatie te beperken. Op basis van het voorgaande is voorzienbaar dat een Adviseur vrij eenvoudig en snel grote schade kan aanrichten aan het bedrijfsdebiet van werkgever indien hij na het einde van zijn dienstverband geheel vrij is om de relaties van werkgever te benaderen. Met deze vertrouwelijke, specifieke en substantiële informatie over elke relatie (over met die relatie overeengekomen prijzen, kosten en (arbeids)voorwaarden) en inzicht in de laatste gesprekken die met die relatie gevoerd zijn, kan hij direct voordelige aanbiedingen doen en ‘onder de duiven schieten’ van werkgever terwijl werkgever, middels marketingcampagnes en relatie-evenementen, veel tijd en geld investeert in het zorgvuldig opbouwen en behouden van die relaties. De relaties van werkgever zijn in zekere zin de ‘voorraad’ van de onderneming en zonder relatiebeding loopt werkgever een reëel risico die ‘voorraad’ snel kwijt te raken. Werkgever heeft er derhalve een groot belang bij dat voornoemde kennis en persoonlijk contact niet gebruikt wordt door/voor haar concurrenten, aangezien werkgever hierdoor ernstig nadeel kan/zal lijden.
Het in dit artikel opgenomen relatiebeding is derhalve naar het redelijk oordeel van werkgever noodzakelijk vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen als bedoeld in artikel 7:653 lid 2 BW.
4. Werknemer erkent dat zwaarwegende bedrijfs- en dienstbelangen aan de zijde van werkgever het overeenkomen van het in dit artikel opgenomen relatiebeding noodzakelijk maken.
(…)
Artikel 14 Boetebeding
In geval van overtreding van artikel 8, 9, 10, 11, 12 en 13 van deze arbeidsovereenkomst, zal werknemer, in afwijking van het bepaalde in artikel 7:650 lid 3 en 5 BW, een aan de werkgever toekomende onmiddellijk opeisbare boete verbeuren van € 10.000,-- voor elke inbreuk en € 1.000,-- voor elke dag dat de inbreuk voortduurt, met dien verstande dat werknemer bij overtreding van artikel 11 een direct opeisbare boete van € 50.000,-- voor elke inbreuk verbeurt.”
2.4.
Na 28 februari 2025 heeft [gedaagde] haar dienstverband bij Continu niet voortgezet en is zij in dienst getreden bij [bedrijf 1] , gevestigd te [vestigingsplaats] .

3.Het geschil in conventie

3.1.
Continu vordert, bij wijze van voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • [gedaagde] te veroordelen tot onverkorte nakoming van het overeengekomen relatiebeding en [gedaagde] te verbieden contact te onderhouden met relaties van Continu, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding en € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat de overtreding voortduurt;
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Continu van een bedrag van € 10.000,00 als voorschot op de verbeurde boetes, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Continu van een bedrag van € 875,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Continu legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] zich niet aan het relatiebeding heeft gehouden door zaken te doen met [bedrijf 2] (een relatie van Continu). Hierdoor is [gedaagde] de contractuele boete verschuldigd geworden. Nu zij heeft nagelaten deze boete tijdig te voldoen is zij eveneens wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Continu heeft een zwaarwegend belang bij handhaving van het relatiebeding.
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Daarop wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert, althans zo begrijpt de kantonrechter, bij wijze van voorlopige voorziening, primair schorsing van het overeengekomen relatiebeding, met veroordeling van Continu in de proceskosten. Subsidiair, voor zover [gedaagde] wordt veroordeeld tot nakoming van het relatiebeding, vordert zij matiging van de contractuele boete tot nihil en aan haar een vergoeding toe te kennen op grond van artikel 7:653 lid 5 BW, met veroordeling van Continu in de proceskosten.
4.2.
[gedaagde] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat het zwaarwegende bedrijfsbelang van Continu bij het relatiebeding onvoldoende gemotiveerd is, zodat niet is voldaan aan het vereiste van artikel 7:653 lid 2 BW. Voorts wordt [gedaagde] door het concurrentiebeding in verhouding tot het te beschermen belang van Continu onbillijk benadeeld gezien de strekking, het ontbreken van een geografische beperking en de duur van het beding.
4.3.
Continu voert gemotiveerd verweer. Daarop wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen bespreekt de kantonrechter deze gezamenlijk.
Spoedeisend belang en toetsingskader
5.2.
Een vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als sprake is van een spoedeisend belang. Dat is het geval, omdat het hier gaat om een geschil tussen partijen over de vraag of [gedaagde] in strijd handelt met het overeengekomen relatiebeding. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Rechtsgeldigheid relatiebeding
5.3.
In beginsel is een beding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, waarbij de werknemer wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de arbeidsovereenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn, niet rechtsgeldig, omdat een werknemer dan “dubbel nadeel” ondervindt. Aan de ene kant werkt een dergelijk beding namelijk belemmerend bij een overstap naar een andere baan (of het starten van een eigen onderneming), terwijl aan de andere kant bij aanvang vaststaat dat de arbeidsovereenkomst in beginsel van korte duur is. Deze hoofdregel lijdt alleen uitzondering als uit de bij het beding opgenomen schriftelijke motivering blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen. Deze afweging moet voor de werknemer kenbaar zijn, wat betekent dat de zwaarwegende bedrijfsbelangen duidelijk moeten zijn omschreven. Hetzelfde geldt voor de reden waarom deze belangen tot een uitzondering op de hoofdregel dwingen.
5.4.
Aan de formele vereisten voor geldigheid van het beding is voldaan, aangezien het beding tussen partijen schriftelijk is overeengekomen en er op zichzelf genomen aan de motiveringsplicht is voldaan (r.o. 2.3). De motiveringsplicht vergt echter ook een inhoudelijke beoordeling daarvan, in die zin dat moet worden beoordeeld of het beding noodzakelijk is wegens zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. De kantonrechter is van oordeel dat de hiervoor weergegeven formulering onder artikel 10 van de arbeidsovereenkomst voldoende onderbouwt op grond van welke bedrijfsbelangen van Continu het relatiebeding noodzakelijk was/is. In de motivering wordt concreet omschreven van welke bedrijfsspecifieke informatie [gedaagde] in haar functie kennis kreeg. Voor een onderneming als Continu - die (onder meer) haar bedrijf maakt van het bemiddelen tussen potentiële werkgevers en potentiële werknemers - is het van groot belang dat informatie over haar werkwijze, de personen die zij tewerk stelt en over potentiële opdrachtgevers wordt beschermd. [gedaagde] had vanaf de aanvang van de arbeidsrelatie toegang tot de relevante bestanden/systemen van Continu en kennis van haar werkwijze. Dit leidt tot de conclusie dat de noodzaak tot bescherming van de betreffende gegevens in artikel 10 van de arbeidsovereenkomst afdoende tot uitdrukking is gebracht conform het bepaalde in artikel 7:653 lid 2 BW.
Moet het relatiebeding worden geschorst?
5.5.
Een vordering tot schorsing van een relatiebeding als ordemaatregel, zoals [gedaagde] vordert, is in kort geding mogelijk. Voor de toewijzing daarvan gaat het er dan om of voorshands voldoende aannemelijk is dat het relatiebeding in een bodemprocedure geheel of gedeeltelijk zal worden vernietigd (artikel 7:653 lid 3 BW). De kantonrechter oordeelt als volgt.
5.6.
Aannemelijk is dat Continu belang heeft bij handhaving van het relatiebeding, meer concreet het belang om haar bedrijfsdebiet en haar klanten- en kandidatenbestand te beschermen. Het is voorstelbaar dat [gedaagde] voordeel zal kunnen behalen door gebruik te maken van (de kennis van/over) de klanten en hun contactpersonen van Continu. Daartegenover staat dat het relatiebeding geldt voor de duur van drie jaren, terwijl [gedaagde] iets meer dan één jaar werkzaam is geweest bij/voor Continu. Daar komt bij dat [gedaagde] uitsluitend werkzaam is geweest in/vanuit de vestiging van Continu te Utrecht binnen de woningcorporatiesector, terwijl zij bij [bedrijf 1] vanuit [vestigingsplaats] werkzaam zal zijn. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat het relatiebeding te ruim is geformuleerd. Het is ondoenlijk om van [gedaagde] te verwachten dat zij weet wie de relaties van Continu zijn. Het relatiebeding ziet immers op alle oude en bestaande relaties, waarmee Continu en/of aan haar gelieerde ondernemingen drie jaar voorafgaand aan de einddatum van de arbeidsovereenkomst zakelijke overeenkomsten heeft gesloten, heeft bemiddeld, uitgezonden, gedetacheerd en/of daartoe heeft/hebben ingeschreven, en/of onderhandelingen inzake mogelijke transacties heeft/hebben gevoerd en/of waar de werkgever een of meerdere acquisitiegesprekken heeft gevoerd en/of een of meerdere bedrijfsbezoeken heeft afgelegd, alsmede alle werknemers en ex -werknemers van werkgever en/of aan haar gelieerde ondernemingen. Gelet op het feit dat Continu verspreid over heel Nederland 13 vestigingen heeft, leidt het relatiebeding er toe dat het voor [gedaagde] praktisch onmogelijk is welke relaties de verschillende vestigingen van Continu hebben en met wie zij dus wel of geen contact mag leggen. Continu had hierover eenvoudig duidelijkheid kunnen verschaffen door [gedaagde] een lijst te verstrekken van relaties die volgens haar onder het relatiebeding vallen. Door [gedaagde] deze duidelijkheid te onthouden, wordt zij als het ware ‘gegijzeld’ en kan zij kan geen werkzaamheden uitoefenen zonder het risico te lopen door Continu te worden aangesproken wegens overtreding van het relatiebeding. De kantonrechter is van oordeel dat deze onduidelijkheid voor rekening en risico van Continu moet komen. Dat het derde lid van het relatiebeding de mogelijkheid biedt om bij twijfel over de vraag of een persoon of instelling een relatie is, dit schriftelijk kan worden nagevraagd, maakt dit niet anders. Met [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat dit geen redelijke werkwijze en feitelijk onwerkbaar is.
5.7.
Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] , in verhouding tot het te beschermen belang van Continu, onbillijk wordt benadeeld door onverkorte handhaving van het relatiebeding. Het is voldoende aannemelijk dat de rechter in een eventuele bodemprocedure het relatiebeding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen. De kantonrechter ziet daarom aanleiding het relatiebeding gedeeltelijk te schorsen, in die zin dat het beding wordt beperkt tot de relaties die [gedaagde] tijdens haar dienstverband bij Continu heeft bediend, te weten [bedrijf 3] , [bedrijf 4] , [bedrijf 5] , [bedrijf 6] , [bedrijf 7] , [bedrijf 8] en [bedrijf 9] . Continu heeft de juistheid van deze lijst niet weersproken.
5.8.
Nu het relatiebeding gedeeltelijk wordt geschorst, is er geen grond de door Continu gevorderde veroordeling tot onverkorte nakoming van dit beding toe te wijzen onder verbeurte van een dwangsom. Deze vordering zal worden afgewezen. Dit geldt ook voor de vordering van Continu tot het betalen van een voorschot op de contractuele boete vanwege schending van ditzelfde relatiebeding. Ook worden de vorderingen van [gedaagde] in reconventie tot matiging van de boete en het betalen van een vergoeding op grond van artikel 7:653 lid 5 afgewezen.
5.9.
Continu is in conventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
949,00
5.10.
In reconventie worden beide partijen deels in het ongelijk gesteld. Daarom zullen de proceskosten in reconventie worden gecompenseerd, in die zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen van Continu af,
6.2.
veroordeelt Continu in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Continu niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.4.
schorst het relatiebeding zoals dat tussen Continu en [gedaagde] is overeengekomen gedeeltelijk, in die zin dat het relatiebeding wordt beperkt tot de relaties [bedrijf 3] , [bedrijf 4] , [bedrijf 5] , [bedrijf 6] , [bedrijf 7] , [bedrijf 8] en [bedrijf 9] ,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2025.
44356 \ 61525