ECLI:NL:RBGEL:2025:5482

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
ARN 24_2005
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het persoonsgebonden budget (pgb) door het zorgkantoor wegens schending van de inlichtingenverplichting door de wettelijk vertegenwoordigers

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 juli 2025 uitspraak gedaan over de beëindiging van het persoonsgebonden budget (pgb) van de zoon van eisers, die per 1 september 2023 inging. Eisers, de ouders van de zoon, waren het niet eens met deze beslissing van het zorgkantoor, dat hen verweten had de inlichtingenverplichting te hebben geschonden door niet te melden dat de vader van de zoon in detentie zat. De rechtbank heeft vastgesteld dat het zorgkantoor bevoegd was om het pgb te beëindigen, omdat de ouders niet aan hun verplichtingen voldeden. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en hen in het ongelijk gesteld. De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat de ouders als wettelijk vertegenwoordigers verantwoordelijk zijn voor het tijdig informeren van het zorgkantoor over relevante wijzigingen in de situatie van de budgethouder. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de gevolgen van de beëindiging van het pgb niet onevenredig waren in verhouding tot de doelen die met de beëindiging werden gediend. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en communicatie tussen zorgverleners en zorgkantoren, vooral in situaties waarin de zorgverlening in het geding is.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/2005

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen
[eiseres] (eiseres) en [eiser](eiser)in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun zoon
[naam zoon], allen uit [plaats], eisers
(gemachtigde: mr. G.H. Amstelveen),
en

Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V., het zorgkantoor,

(gemachtigde: mr. T.B. Olaniyi).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de beëindiging van het persoonsgebonden budget(pgb) vanaf 1 september 2023. Eisers zijn het daar niet mee eens. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het zorgkantoor het pgb vanaf
1 september 2023 mocht beëindigen. Eisers krijgen geen gelijk. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Bij besluit van 22 augustus 2023 heeft het zorgkantoor het aan de zoon toegekende pgb over 2023 beëindigd met ingang van 1 september 2023.
2.1.
Met het bestreden besluit van 8 maart 2024 op het bezwaar van eisers is het zorgkantoor bij dat besluit gebleven.
2.2.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het zorgkantoor deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

De niet betwiste feiten
3. De rechtbank stelt vast dat de volgende feiten tussen partijen niet in geschil zijn.
3.1.
De zoon van eisers, tevens budgethouder, is geboren op [geboortedatum] 2013. Aan hem is de indicatie VG6 toegekend op grond van de Wet langdurige zorg. [1]
3.2.
Eiser heeft in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger (hierna: vader) op 9 juni 2020 het zorgkantoor verzocht een pgb te verstrekken, zodat voor de zoon zorg (persoonlijke verzorging en begeleiding) ingekocht kan worden bij eiser in zijn rol als zorgverlener (hierna: zorgverlener).
3.3.
Bij besluit van 25 november 2020 heeft het zorgkantoor een pgb toegekend over de periode van 1 november 2020 tot en met 31 december 2020.
3.4.
Op 1 december 2020 volgt de toekenningsbeschikking pgb over 2021.
3.5.
Op 30 november 2021 volgt de toekenningsbeschikking pgb over 2022.
3.6.
Op 3 december 2022 volgt de toekenningsbeschikking pgb over 2023.
Het zorgkantoor heeft op 20 februari 2023 een nieuwe beschikking afgegeven omdat de zoon een nieuw indicatiebesluit heeft ontvangen.
3.7.
De afdeling Zorg Speciale Zaken van het zorgkantoor heeft op 11 juli 2023 van de politie [2] bericht ontvangen dat eiser op 20 juni 2023 is aangehouden en in detentie zit tot de geplande einddatum van 5 oktober 2023. Het zorgkantoor had op 20 juni 2023 een afspraak met eisers voor een huisbezoek maar die is door de aanhouding niet doorgegaan.
3.8.
Op 17 juli 2023 heeft de nieuwe afspraak voor een huisbezoek digitaal plaatsgevonden. Eiseres heeft in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger (hierna: moeder) én in haar rol als gewaarborgde hulp het gesprek namens eisers gevoerd.
3.9.
Op 15 augustus 2023 volgt een nieuwe toekenningsbeschikking pgb over 2023.
3.10.
Op 22 augustus 2023 volgt het beëindigingsbesluit pgb. Bij het bestreden besluit is het zorgkantoor bij dit besluit gebleven.
Het bestreden besluit
4. Het zorgkantoor heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres zich als moeder én als gewaarborgde hulp niet heeft gehouden aan de verplichtingen die horen bij een pgb en niet geschikt is om in te staan voor de nakoming van de aan het pgb verbonden verplichtingen. [3]
4.1.
Eiseres heeft in strijd met de op haar rustende inlichtingenverplichting als moeder en als gewaarborgde hulp het zorgkantoor niet geïnformeerd over de detentie van eiser. Omdat eiser door de detentie feitelijk geen zorg meer kon verlenen aan de zoon, kon voor die zorg ook geen pgb meer worden verstrekt.
Wat is in geschil?
5. Eisers kunnen zich niet vinden in de beëindiging van het pgb per 1 september 2023 door het zorgkantoor.
5.1.
Eisers stellen allereerst dat het zorgkantoor onvoldoende onderzoek heeft gedaan. Eisers bestrijden dat eiseres de inlichtingenverplichting heeft geschonden. Daarnaast heeft het zorgkantoor volgens eisers ten onrechte geweigerd eiseres aan te merken als de zorgverlener tijdens de detentie van eiser, terwijl zij wel de zorgtaken heeft overgenomen van eiser. Het zorgkantoor heeft haar de kans ontnomen om de zorgovereenkomst te wijzigen. Verder heeft het zorgkantoor de betrokken belangen bij de beëindiging van het pgb onvoldoende gewogen. Het zorgkantoor heeft dan ook ten onrechte het pgb beëindigd.
6. De van toepassing zijnde wet- en regelgeving is een aparte bijlage bij deze uitspraak opgenomen.
Was het zorgkantoor bevoegd het pgb te beëindigen?
7. De rechtbank is van oordeel dat het zorgkantoor bevoegd was het verleende pgb vanaf 1 september 2023 te beëindigen.
7.1.
Vast staat dat eiser, vanaf 20 juni 2023 in detentie verbleef en de zorgtaken feitelijk niet meer kon verlenen. Vast staat ook dat eisers dat niet hebben gemeld aan het zorgkantoor, noch op 20 juni 2023, noch tijdens het digitale huisbezoek, noch op enig ander moment. Eisers hebben zich dan ook niet gehouden aan de aan het pgb verbonden verplichtingen. Het gaat dan in ieder geval om de verplichting dat de (wettelijk vertegenwoordigers van de) budgethouder het zorgkantoor onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden meedeelt waarvan hem (hen) redelijkerwijs duidelijk moet (moeten) zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de verstrekking van het persoonsgebonden budget. [4] Daarnaast hebben eisers zich niet gehouden aan de verplichting om onverwijld de zorgovereenkomst aan te passen terwijl van enige verandering in de daarin opgenomen feiten sprake is. [5]
7.1.1.
Anders dan eisers stellen, is geen sprake van een (verklaarbaar, eenvoudig op te lossen) administratief verzuim, nog daargelaten dat ook in zo’n geval sprake kan zijn van de schending van de aan het pgb verbonden verplichtingen.
7.2.
De rechtbank licht dit als volgt toe.
Schending inlichtingenverplichting
7.3.
Anders dan eisers stellen, lag het op de weg van eisers als vader en moeder [6] én voor wat betreft eiseres ook als gewaarborgde hulp om het zorgkantoor onmiddellijk te informeren over de detentie van eiser. Dat eiseres daaraan niet onmiddellijk op 20 juni 2023 heeft gedacht omdat eiser die dag, na een inval in de woning, is opgepakt, begrijpt de rechtbank. Maar dat neemt niet weg dat eiseres wel zo snel als mogelijk (na 20 juni 2023) het zorgkantoor had moeten informeren over de detentie.
7.4.
Dat eisers dat hadden behoren te doen, vloeit voort uit de wet- en regelgeving.
Eisers zijn door het zorgkantoor ook diverse keren gewezen op die verplichting. Het volgt in ieder geval uit de toekenningsbeschikking pgb die eisers jaarlijks hebben ontvangen.
Eisers hebben dat niet weersproken.
7.4.1.
Tijdens de zitting is door het zorgkantoor nog naar voren gebracht dat ook op de website van het zorgkantoor de (wettelijk vertegenwoordiger(s) van de) budgethouder wordt gewezen op deze verplichting, zodat het voor eisers ook kenbaar kon zijn dat zij als vader en moeder én eiseres als gewaarborgde hulp verplicht waren om deze informatie met het zorgkantoor te delen.
7.4.2.
Daar komt bij dat het op de weg van eisers als vader en moeder én eiseres als gewaarborgde hulp ligt om zich te verdiepen in de verplichtingen die horen bij het ontvangen van een pgb. [7] Als zij dat niet of onvoldoende hebben gedaan, komen de gevolgen daarvan dan ook voor hun rekening en risico. Met haar stelling dat eiser zijn detentie zelf had moeten melden miskent eiseres dat deze verplichtingen ook op haar rusten als moeder en als gewaarborgde hulp.
7.5.
Volgens eisers wist het zorgkantoor dat eiser gedetineerd was. Het zorgkantoor had, aldus eisers, deze informatie tijdens het huisbezoek op 17 juli 2023 naar voren moeten brengen maar heeft dat nagelaten. Alleen al daarom kan eisers niet worden verweten dat zij de detentie niet zelf hebben gemeld. De rechtbank volgt eisers hierin niet.
7.5.1.
Het zorgkantoor heeft op de zitting naar voren gebracht dat de melding van de detentie door de politie op 5 juli 2023 is gedaan aan de fraude-afdeling van het zorgkantoor. Deze afdeling heeft deze informatie niet gedeeld met de afdeling die het digitale huisbezoek op 17 juli 2023 heeft verricht, omdat de fraude-afdeling de melding eerst heeft willen onderzoeken. De huisbezoeker heeft de detentie dan ook niet ter sprake kunnen brengen. Eiseres heeft dit niet weersproken. Tijdens de zitting hebben eisers nog naar voren gebracht dat het zorgkantoor onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de melding, maar zij hebben niet concreet gemaakt wat het zorgkantoor in dit verband heeft nagelaten, zodat de rechtbank hieraan voorbij gaat.
Wijziging zorgovereenkomst
7.6.
Eisers hebben zich verder op het standpunt gesteld dat zij niet wisten dat zij de zorgovereenkomst konden en moesten wijzigen omdat eiseres de zorgtaken van eiser na zijn detentie heeft overgenomen.
7.6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank miskennen eisers daarmee dat het op hun weg ligt, als vader en moeder én voor eiseres als gewaarborgde hulp, om een nieuwe zorgovereenkomst te sluiten als een zorgverlener waarvoor het pgb is toegekend, wegvalt. [8] Dat zij van deze verplichting niet op de hoogte waren, komt voor hun rekening en risico. Bij voldoende onderzoek naar de taken die op eisers als vader en moeder én voor eiseres nog als gewaarborgde hulp rusten hadden eisers kunnen en moeten begrijpen dat zij ook dit aan het zorgkantoor had moeten melden.
Mocht het zorgkantoor gebruik maken van zijn bevoegdheid tot beëindiging van het pgb?
8. De rechtbank is van oordeel dat het zorgkantoor vanwege de schending van de aan het pgb verbonden verplichtingen door eisers van de bevoegdheid tot beëindiging van het pgb gebruik heeft mogen maken.
8.1.
Bij de beëindiging moet een belangenafweging worden gemaakt waarbij het belang van handhaving van de niet nagekomen verplichting(en) moet worden afgewogen tegen de gevolgen van de beëindiging voor betrokkene. Daarbij geldt dat de voor betrokkene nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. [9] Hierbij kan onder meer worden betrokken of door de beëindiging van het pgb de benodigde zorg niet meer kan worden geleverd.
8.2.
Volgens eisers zijn de nadelige gevolgen voor hen en voor de zoon onevenredig in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Ontbreken juiste zorg voor de zoon
8.2.1.
Eisers hebben gesteld dat niet langer de juiste zorg aan de zoon kan worden verstrekt door eisers omdat niet langer een pgb wordt ontvangen. De zoon is namelijk aangewezen op zorg door mensen die hij kent en vertrouwt, zoals eiser. Zorg door derden is volgens eisers dan ook niet mogelijk.
8.2.2.
De rechtbank volgt eisers hierin niet. Eisers hebben niet aan de hand van objectief verifieerbare (medische) stukken aannemelijk gemaakt dat zorg in natura niet aan de zoon kan worden geboden. Daarbij betrekt de rechtbank dat een deel van de zorg die aan de zoon werd verleend al in natura werd verstrekt. Dat dat dan ook niet mogelijk zou zijn voor het deel van de zorg die door eiser had moeten worden verleend, is niet gebleken.
Zwaarte van de maatregel
8.2.3.
Volgens eisers had het zorgkantoor moeten volstaan met een minder zware maatregel zoals een tijdelijke verlaging of opschorting, voor hooguit de duur van de detentie. Het was bij voorbaat namelijk al duidelijk dat de detentie niet lang zou duren. Verder is het doen van een nieuwe aanvraag voor eisers te belastend.
8.2.4.
Ook hierin volgt de rechtbank eisers niet.
8.2.5.
Dat de detentie niet lang zou duren – wat daar ook van zij – maakt niet dat per
1 september 2023 (nog) recht bestond op het pgb. Volgens de zorgovereenkomst had eiser de zorg waarvoor het pgb werd ontvangen moeten verlenen en dat was (sinds 20 juni 2023 en op 1 september 2023) feitelijk niet mogelijk. Dat het te belastend was om een nieuwe aanvraag te doen hebben eisers niet aannemelijk gemaakt.
8.2.6.
Gelet hierop mocht het zorgkantoor het pgb vanaf 1 september 2023 volledig beëindigen.
Financiële gevolgen
8.2.7.
De beëindiging van het pgb brengt onmiskenbaar financiële gevolgen met zich mee. Dat betekent niet dat de gevolgen van het beëindigingsbesluit zonder meer onevenredig zijn, ook niet als eisers door de beëindiging van het pgb in 2023 minder inkomsten hebben gehad.
8.2.8.
Eisers hebben tot slot nog melding gemaakt van de gevolgen van de terugvordering van € 3.000 aan betaalde pgb. Aangezien de terugvordering van pgb-gelden geen onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit, beoordeelt de rechtbank dit niet.
Overnemen zorgovereenkomst
8.2.9.
Verder stellen eisers dat het zorgkantoor eiseres de mogelijkheid had moeten bieden om de zorgtaken over te nemen, zodat het pgb kon doorlopen en eisers niet (verder) in de financiële problemen zouden geraken. In ieder geval had het zorgkantoor dit moeten onderzoeken, aldus eisers.
8.2.10.
Ook hierin volgt de rechtbank eisers niet. Het ligt op de weg van eisers als vader en moeder én van eiseres als gewaarborgde hulp om te onderzoeken of er aanleiding bestaat om met een nieuwe zorgverlener een zorgovereenkomst te sluiten als een eerdere zorgverlener daartoe niet langer in staat is maar de zoon nog wel is aangewezen op zorg, die enkel of ook met behulp van een pgb kan worden geboden. Eisers verwijten het zorgkantoor dus onterecht het doen van onderzoek hiernaar te hebben nagelaten. Overigens hebben eisers niet met (financiële) stukken aannemelijk gemaakt dat zij in financiële problemen zijn gekomen door het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Het zorgkantoor mocht het pgb beëindigen per
1 september 2023. Eisers hebben vanaf 1 september 2023 dan ook geen recht meer op een pgb (over 2023). Eisers krijgen het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. K.V. van Weert, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage wet- en regelgeving

Artikel 3:4, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht
De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 4:48 Algemene wet bestuursrecht
1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:
de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;
de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;
e subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of
met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
Artikel 3.3.3, vierde lid, aanhef en onder b, Wet langdurige zorg
Het persoonsgebonden budget wordt, onverminderd het vijfde lid en andere bij wettelijk voorschrift gestelde voorwaarden of beperkingen, verleend, indien:
b. de verzekerde naar het oordeel van het zorgkantoor in staat is te achten op eigen kracht of met hulp van een vertegenwoordiger, de aan een budget verbonden taken en verplichtingen op verantwoorde wijze uit te voeren;
Artikel 5.18, aanhef en onder c en g, Regeling langdurige zorg
Bij de verlening van het persoonsgebonden budget worden de verzekerde in ieder geval de volgende verplichtingen opgelegd:
c. de verzekerde past een zorgovereenkomst en zorgbeschrijving onverwijld aan indien van enige verandering in de daarin opgenomen feiten sprake is;
g. de verzekerde deelt het zorgkantoor op diens verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de verstrekking van het persoonsgebonden budget.
Artikel 5.20, tweede lid, aanhef en onder b, Regeling langdurige zorg
zoals dat luidde per de datum waarop het bestreden besluit is genomen.
Het zorgkantoor kan de verleningsbeschikking intrekken of wijzigen:
b. met ingang van de dag waarop de verzekerde, of de derde die aan de verzekerde gewaarborgde hulp biedt, de opgelegde verplichtingen niet nakomt of niet langer voldoet aan de voorwaarden of verleningsgrond van het persoonsgebonden budget dan wel verhoging van het budget als bedoeld in artikel 5.1c, vijfde lid, of aan de eisen van gewaarborgde hulp;

Voetnoten

1.Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering.
2.Eenheid Oost-Nederland, Basisteam IJsselstreek, Cluster [plaats]/Thema CTER/DOR/Ondermijning.
3.Artikelen 5.18 aanhef en onder c en g, 5.20, tweede lid, aanhef en onder b van de Regeling langdurige zorg (Rlz) en 3.3.3., vierde lid, aanhef en onder b, van de Wet langdurige zorg (Wlz).
4.Artikel 5.18, aanhef en onder g, van de Rlz.
5.Artikel 5.18, aanhef en onder c, van de Rlz.
6.Uit hoofde van hun wettelijke vertegenwoordiging.
7.Zie de uitspraak van 16 februari 2022 van de Centrale Raad van Beroep, ECLI:NL:CRVB:2022:250.
8.Zie de uitspraak van 20 juli 2023 van de Centrale Raad van Beroep ECLI:NL:CRVB:2023:1486.
9.Artikel 3:4, tweede lid, van de Awb.