ECLI:NL:RBGEL:2025:5560

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
AWB-24_8132
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de definitieve berekening van huurtoeslag over 2022 met betrekking tot het inkomen van de zoon van eiser

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen de definitieve berekening van zijn huurtoeslag over 2022 behandeld. Eiser is van mening dat het inkomen van zijn zoon ten onrechte is meegenomen in de berekening van de huurtoeslag. De rechtbank onderzoekt of de Dienst Toeslagen het inkomen van de zoon terecht heeft betrokken bij de berekening. Eiser woont in een huurhuis en zijn zoon was het gehele jaar 2022 ingeschreven op hetzelfde adres. De Dienst heeft op basis van de inkomensgegevens van eiser en zijn zoon de huurtoeslag definitief vastgesteld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Dienst, maar de rechtbank oordeelt dat het inkomen van de zoon terecht is meegenomen. De rechtbank concludeert dat de onjuiste inschrijving van de zoon op het adres van eiser aan eiser kan worden toegerekend, omdat hij geen actie heeft ondernomen om dit te corrigeren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/8132

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. K.T. Ghaffari),
en

Dienst Toeslagen (hierna: de Dienst)

(gemachtigden: [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de definitieve berekening van eisers huurtoeslag over 2022. Eiser is het niet eens met de definitieve berekening van zijn huurtoeslag over 2022. Hij voert daartoe aan dat het inkomen van zijn zoon ten onrechte is betrokken bij deze definitieve berekening. Aan de hand van deze beroepsgrond beoordeelt de rechtbank of de Dienst het inkomen van eisers zoon terecht heeft betrokken bij de definitieve berekening van de huurtoeslag over 2022.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het inkomen van eisers zoon terecht is betrokken bij de definitieve berekening van de huurtoeslag over 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser woont in een huurhuis op het adres [locatie] in [plaats]. Volgens de Basisregistratie Personen (BRP) is dit in heel 2022 ook het woonadres van zijn zoon. Op
28 december 2021 is aan eiser een voorschot verleend van € 3.170 aan huurtoeslag over 2022. Daarbij is eisers zoon het hele jaar aangemerkt als medebewoner waardoor is uitgegaan van een gezamenlijk geschat toetsingsinkomen van € 27.851.
2.1.
Op 24 mei 2023 en 24 april 2024 heeft de Dienst de inkomensgegevens over 2022 van eiser en zijn zoon ontvangen. Vervolgens is op 14 juni 2024 de huurtoeslag over 2022 definitief berekend op € 1.830. Daarbij is uitgegaan van een gezamenlijk definitief toetsingsinkomen van € 32.180. Eiser moet € 1.340 en € 51 rente terugbetalen. Met het bestreden besluit van 15 oktober 2024 op het bezwaar van eiser is de Dienst bij dat besluit gebleven.
2.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De Dienst heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de Dienst.

Beoordeling door de rechtbank

Beoordelingskader
3. Het recht op en de hoogte van de huurtoeslag van eiser is afhankelijk van zijn draagkracht en dat van zijn medebewoners. [1] Onder medebewoner wordt verstaan, de persoon die op hetzelfde woonadres als eiser staat ingeschreven in de BRP. [2] Uit artikel 9, tweede lid, van de Wht volgt dat de Dienst kan afwijken van de BRP-inschrijving als de onjuiste inschrijving in de BRP niet aan eiser kan worden toegerekend. Daarbij moet komen vast te staan dat de inschrijving in de BRP onjuist is. Vervolgens moet worden beoordeeld of de onjuiste inschrijving voor rekening van de huurder komt. [3]
3.1.
De rechtbank zal eerst beoordelen of de onjuiste inschrijving voor rekening van eiser komt. Als de rechtbank oordeelt dat de onjuiste inschrijving voor rekening van eiser komt, behoeft de vraag of sprake is van een onjuiste inschrijving namelijk geen bespreking meer. Er moet immers aan beide voorwaarden zijn voldaan om af te wijken van de BRP-inschrijving.
Komt de onjuiste inschrijving voor rekening van eiser?
4. Eiser stelt dat de onjuiste inschrijving niet voor zijn rekening komt. Er is namelijk geen sprake was van een bewuste keuze om zijn zoon ingeschreven te laten staan op het toeslagadres. Eiser stelt dat hij zijn zoon meermaals heeft verzocht om zich bij zijn vriendin in te schrijven. Zijn vriendin gaf daarvoor echter geen toestemming. Ook mocht eisers zoon zich niet inschrijven bij zijn eigen moeder. Eisers zoon had wel een briefadres nodig voor zijn post en zijn studie. Eiser kon dan ook niet anders dan de inschrijving op het toeslagadres gedogen.
4.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De Dienst stelt zich terecht op het standpunt dat de onjuiste inschrijving is toe te rekenen aan eiser. Eiser heeft zijn zoon bewust op het toeslagadres ingeschreven laten staan. [4] Eiser heeft namelijk verklaard dat zijn zoon op eisers adres stond ingeschreven, omdat hij zich niet mocht inschrijven bij zijn moeder of zijn vriendin. Dat eisers zoon zich niet bij zijn moeder of zijn vriendin mocht inschrijven, maakt niet dat de mogelijk onjuiste inschrijving niet is toe te rekenen aan eiser. Uit de voorschotbeschikking heeft eiser al kunnen afleiden dat de inkomsten van zijn zoon gevolgen zouden hebben voor zijn huurtoeslag. Eiser heeft vervolgens niet aantoonbaar actie ondernomen om zijn zoon uit te laten schrijven. Ook heeft eiser geen contact opgenomen met de gemeente om te kijken of er een andere oplossing, bijvoorbeeld het creëren van een briefadres, mogelijk was.
4.2. Omdat de onjuiste inschrijving is toe te rekenen aan eiser, behoeft de vraag of de inschrijving onjuist was geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het inkomen van eisers zoon terecht is betrokken bij de definitieve berekening van de huurtoeslag over 2022. Eiser krijgt dus geen gelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, rechter, in aanwezigheid van
mr.L. Janssen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op:
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 7, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag (Wht).
2.Dit volgt uit artikel 2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
3.ABRvS 26 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2029, r.o. 6.1.
4.Vergelijk ABRvS 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1473, r.o. 7.