ECLI:NL:RBGEL:2025:557

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
431321
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg erfdienstbaarheid van weg tussen buren

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee buren, neef en nicht, over de uitleg van erfdienstbaarheden die zijn gevestigd bij notariële akte van 23 november 2009. De eisende partij, [eis + gedaagde rec], heeft een woonhuis met erf en een weiland (de ponyweide) en is afhankelijk van toegang tot deze ponyweide via het perceel van de gedaagde partij, [gedaagde + eis rec]. De gedaagde partij heeft een oprit aangelegd die leidt naar haar woning, maar er is onenigheid ontstaan over de toegang tot de ponyweide via een ijzeren hek dat door de eisende partij is geplaatst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfdienstbaarheid 1a en 1b zijn gevestigd ten gunste van de percelen van de eisende partij en dat deze erfdienstbaarheden het recht geven om met elke vorm van vervoer en te voet toegang te hebben tot de ponyweide. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eisende partij recht heeft op toegang tot de ponyweide via het ijzeren hek en dat de gedaagde partij dit hek niet mag blokkeren. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisende partij toegewezen en de vorderingen van de gedaagde partij in reconventie afgewezen. Tevens zijn er dwangsommen opgelegd voor het niet naleven van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/431321 / HA ZA 24-62 / 592 / 650
Vonnis van 29 januari 2025
in de zaak van
[eis + gedaagde rec],
wonende te Rijswijk (Gld),
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eis + gedaagde rec] ,
advocaat: mr. J.R.L. van Gasteren,
tegen
[gedaagde + eis rec],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde + eis rec] ,
advocaat: mr. D.G.B.M. van Rooij.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 mei 2024,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 oktober 2024.
1.2.
De rechtbank gaat voorbij aan het tijdens de mondelinge behandeling gemaakte bezwaar van [gedaagde + eis rec] tegen de conclusie van antwoord in reconventie. [gedaagde + eis rec] heeft bezwaar gemaakt omdat dit processtuk korter dan uiterlijk vier weken voorafgaand aan de mondelinge behandeling is ingediend. De rechtbank overweegt dat het processtuk twee weken voorafgaand aan de mondelinge behandeling is ingediend en dat gesteld noch gebleken is dat [gedaagde + eis rec] hierdoor in haar verdediging is geschaad of nog nadere stukken in had willen dienen naar aanleiding hiervan. De conclusie van antwoord in reconventie wordt daarom toegevoegd aan de processtukken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn neef en nicht en tevens buren van elkaar. [eis + gedaagde rec] is eigenaar van een woonhuis met erf en een weiland gelegen aan de [adres] (kadastraal bekend gemeente [perceelnrs] nummers 964 en 966). Op perceel 964 staat het woonhuis met erf van [eis + gedaagde rec] . Perceel 966 is een weiland (hierna: de ponyweide). Tussen de percelen van [eis + gedaagde rec] ligt het perceel van [gedaagde + eis rec] met daarop haar woonhuis met erf (kadastraal bekend gemeente [perceelnrs] nummer 965), gelegen aan [adres] .
2.2.
De percelen 964, 965 en 966 waren tot 2009 één perceel. Op 15 oktober 1999 zijn partijen gezamenlijk eigenaar geworden van dit perceel. Bij notariële akte van verdeling en levering van 23 november 2009 (hierna: de akte) is het perceel opgesplitst in de drie percelen.
2.3.
Aangezien de ponyweide geen ontsluiting heeft aan de openbare weg en voor [eis + gedaagde rec] alleen bereikbaar is via het perceel van [gedaagde + eis rec] , zijn in de akte van 23 november 2009 twee erfdienstbaarheden (hierna: erfdienstbaarheid 1a en 1b) opgenomen ten gunste van de percelen van [eis + gedaagde rec] . Daarin zijn de erfdienstbaarheden – voor zover hier van belang – als volgt omschreven:
Vestiging erfdienstbaarheden
1. a. Ten nutte van de kadastrale percelen (…) 964 en 966 als heersend erf en ten laste van het kadastrale perceel (…) nummer 965, als dienend erf, wordt bij deze gevestigd en aangenomen als erfdienstbaarheid het recht van weg, welk recht inhoudt de bevoegdheid van de eigenaar van het heersend erf om met elke vorm van vervoer en te voet en door een ieder die tot de eigenaar van het heersend erf in enige relatie staat, te komen van - en te gaan naar het heersend erf, over een perceel grond ter breedte van maximaal zes (6) meter, zoals op de aan de akte te hechten situatietekening gearceerd is aangegeven, zulks op een voor de eigenaar van het dienend erf minst bezwarende wijze, komende het onderhoud voor rekening van de eigenaar van het dienend erf.
De eigenaar van het dienend erf behoudt de bevoegdheid voormelde weg als zodanig en op de wijze zoals hiervoor omschreven te gebruiken.
b. Voor zolang de deelgenoot sub 1 [
[eis + gedaagde rec] , toevoeging rechtbank] dan wel zijn erfgenamen eigenaar zijn van de kadastrale percelen (…) 964 en 966 wordt bij deze gevestigd en aangenomen ten nutte van de kadastrale percelen (…) 964 en 966 als heersend erf en ten laste van het kadastrale perceel gemeente (…) 965, als dienend erf, als erfdienstbaarheid het recht van weg, welk recht inhoudt de bevoegdheid van de eigenaar van het heersend erf om met elke vorm van vervoer en te voet en door een ieder die tot de eigenaar van het heersend erf in enige relatie staat, te komen van - en te gaan naar het heersend erf naar en van de openbare weg, over de bestaande uitweg, zulks op een voor de eigenaar van het dienend erf minst bezwarende wijze, komende het onderhoud voor rekening van de eigenaar van het dienend erf.
De eigenaar van het dienend erf behoudt de bevoegdheid voormelde uitweg als zodanig en op de wijze zoals hiervoor omschreven te gebruiken.
Deze erfdienstbaarheid zal van rechtswege vervallen zijn op het moment dat de deelgenoot sub 1 dan wel zijn erfgenamen geen eigenaar meer zijn van de kadastrale percelen (…) 964 en 966.
Het kadastrale perceel (…) 966 zal dan enkel bereikbaar zijn door de sub 1 a gevestigde erfdienstbaarheid van weg.
2.4.
Aan de akte is de volgende situatietekening gehecht:
2.5.
In 2002 (dus voordat de splitsing in de drie percelen plaatsvond) heeft [gedaagde + eis rec] een oprit aangelegd om vanaf de openbare weg haar woning te bereiken. Op bovenstaande situatietekening is de oprit gelegen op de smalle strook rechts naast perceel 964 die loopt naar perceel 966 (de ponyweide). De oprit maakt een bocht langs de ponyweide richting het gearceerde gedeelte op de situatietekening.
2.6.
De ponyweide is te betreden via een houten hek in de afrastering dat is gesitueerd tegenover eenzelfde houten hek op perceel 964 van [eis + gedaagde rec] . Op bovenstaande situatietekening is de locatie van deze houten hekken gemarkeerd. Het gearceerde gedeelte op die tekening geeft weer op welk deel erfdienstbaarheid 1a is gevestigd. In 2016 heeft [eis + gedaagde rec] ook een ijzeren toegangshek laten aanbrengen in de afrastering van de ponyweide. Dit ijzeren hekwerk ligt – bezien vanaf de openbare weg – in het verlengde van de oprit van [gedaagde + eis rec] en dus voordat de oprit een bocht maakt (in de rechter bovenhoek van perceel 966).
2.7.
Vanaf 2017 is tussen partijen een geschil ontstaan over onder meer de uitoefening van de erfdienstbaarheid. Partijen hebben daarover tussen april 2017 en februari 2024 met elkaar gecorrespondeerd. [gedaagde + eis rec] heeft daarbij aan [eis + gedaagde rec] meegedeeld dat hij de oprit beschadigt met zware voertuigen (4 april 2017), dat hij onrechtmatig een additionele doorgang heeft gecreëerd met het ijzeren hek en die doorgang niet mag gebruiken (26 oktober 2023) en hem gesommeerd het ijzeren hek te verwijderen (12 februari 2024). [eis + gedaagde rec] heeft [gedaagde + eis rec] schriftelijk gesommeerd om de voertuigen en obstakels waarmee zij het ijzeren hek blokkeert te verwijderen (10 april 2018 en 23 juni 2022).
2.8.
Begin 2024 is [eis + gedaagde rec] eigenaar geworden van een naastgelegen perceel 1227. Dit is een weiland dat grenst aan de ponyweide van [eis + gedaagde rec] en aan de oprit van [gedaagde + eis rec] .
2.9.
Bij brief van 24 maart 2024 heeft [gedaagde + eis rec] aan [eis + gedaagde rec] meegedeeld dat zij hem geen toestemming geeft voor het gebruik van de erfdienstbaarheid om perceel 1227 via de ponyweide te bereiken.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eis + gedaagde rec] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat [eis + gedaagde rec] te allen tijde recht heeft op toegang tot de ponyweide (perceel 966) via het ijzeren hek dat gesitueerd is in het verlengde van de oprit van [gedaagde + eis rec] , zoals zichtbaar op de foto van productie 6 bij de dagvaarding,
[gedaagde + eis rec] veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis over te gaan tot het verwijderen en verwijderd houden van ieder obstakel dat [eis + gedaagde rec] belemmert in de toegang tot de ponyweide via het ijzeren hek en bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid uit de akte van 23 november 2009, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag tot een maximum van € 50.000,00,
[gedaagde + eis rec] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 925,00,
[gedaagde + eis rec] veroordeelt in de proceskosten en nakosten.
3.2.
[eis + gedaagde rec] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de erfdienstbaarheden zijn gevestigd zodat hij kan komen en gaan naar zijn ponyweide en dat [gedaagde + eis rec] dit belemmert. [eis + gedaagde rec] mag de korte doorsteek vanaf zijn eigen perceel gebruiken (erfdienstbaarheid 1a), of de route via de openbare weg en oprit van [gedaagde + eis rec] en het ijzeren hek (erfdienstbaarheid 1b). [gedaagde + eis rec] blokkeert regelmatig het ijzeren hek omdat ze van mening is dat [eis + gedaagde rec] met te zwaar materieel over de oprit rijdt die daardoor zou beschadigen, maar dit klopt volgens [eis + gedaagde rec] niet. Bovendien is in de akte geen beperking opgenomen ten aanzien van het vervoer waarvan [eis + gedaagde rec] zich moet bedienen en komt volgens de akte het onderhoud voor rekening van [gedaagde + eis rec] , aldus [eis + gedaagde rec] .
3.3.
[gedaagde + eis rec] betwist dat de erfdienstbaarheid [eis + gedaagde rec] recht geeft op toegang tot de ponyweide via het ijzeren hek. Dit ijzeren hek is onrechtmatig en vormt een verzwaring van de erfdienstbaarheid. Met de erfdienstbaarheden 1a en 1b is overeengekomen het gebruik van de korte oversteek over het perceel van [gedaagde + eis rec] tussen de houten hekken op de percelen van [eis + gedaagde rec] en het gebruik van de uitweg (via de oprit). Partijen wilden alleen de doorgang van het houten hek in de ponyweide (zoals op de situatietekening is gearceerd) als doorgang aanwijzen. [eis + gedaagde rec] dient de erfdienstbaarheid op een voor [gedaagde + eis rec] minst bezwarende wijze te gebruiken. [gedaagde + eis rec] betwist dat zij [eis + gedaagde rec] belemmert in zijn recht van weg conform de akte. Partijen zijn niet overeengekomen dat op de uitweg/oprit geen voertuigen of obstakels mogen staan, zolang de uitweg en het houten hek te allen tijde bereikbaar zijn voor [eis + gedaagde rec] . De vorderingen van [eis + gedaagde rec] dienen daarom te worden afgewezen met veroordeling van [eis + gedaagde rec] in de proceskosten aangezien hij haar rauwelijks heeft gedagvaard, aldus [gedaagde + eis rec] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde + eis rec] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[eis + gedaagde rec] veroordeelt binnen 14 dagen na betekening van het vonnis het ijzeren hek van de ponyweide te verwijderen en verwijderd te houden en de aanwezige houten afrastering te herstellen, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag tot een maximum van € 25.000,00,
voor recht verklaart dat [eis + gedaagde rec] de gevestigde erfdienstbaarheden enkel en alleen conform de akte van 23 november 2009 mag gebruiken, dat geen andere (verzwarende) erfdienstbaarheden tussen partijen van toepassing zijn c.q. zijn overeengekomen welke door [gedaagde + eis rec] dienen te worden nageleefd en waaraan [eis + gedaagde rec] op enige wijze rechten kan ontlenen en dat [eis + gedaagde rec] geen recht heeft om middels de doorgang van de houten hekken dan wel het ijzeren hek via perceel 966 het nieuwe perceel 1227 te betreden en vice versa, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag tot een maximum van € 25.000,00,
[eis + gedaagde rec] veroordeelt in de proceskosten en de nakosten en de wettelijke rente hierover.
3.6.
[gedaagde + eis rec] legt aan haar vordering ten grondslag wat zij in conventie heeft aangevoerd. Zij vermoedt dat [eis + gedaagde rec] van plan is om een doorgang te creëren tussen de ponyweide en zijn nieuw aangekochte perceel 1227. [gedaagde + eis rec] vreest dat [eis + gedaagde rec] vervolgens de erfdienstbaarheid zal gebruiken om – via de ponyweide – zich ook toegang te verschaffen tot perceel 1227. Dat zou een niet overeengekomen verzwaring zijn van de erfdienstbaarheid en [gedaagde + eis rec] gaat daarmee niet akkoord.
3.7.
[eis + gedaagde rec] voert aan dat de vorderingen moeten worden afgewezen. Op grond van artikel 5:48 BW is hij bevoegd om de ponyweide af te sluiten met een ijzeren hek en er is geen grondslag op basis waarvan hij dit moet verwijderen of vervangen door een houten afrastering. Ook als wordt bepaald dat het ijzeren hek niet mag worden gebruikt om de ponyweide te betreden, dan nog hoeft hij het hek niet te verwijderen maar slechts blijvend op slot te doen. Het ijzeren hek is geplaatst ter vervanging van een provisorische houten doorgang die al op die plaats zat en door [eis + gedaagde rec] ook al werd gebruikt om via de oprit de ponyweide te bereden. Perceel 1227 kan worden betreden via de openbare weg en [eis + gedaagde rec] heeft nog geen verbinding aangelegd tussen de ponyweide en perceel 1227. Indien die verbinding alsnog wordt gelegd, dan kan [eis + gedaagde rec] op grond van de gevestigde erfdienstbaarheid via de ponyweide perceel 1227 betreden. In de akte is geen bestemming van het perceel van de ponyweide vastgelegd en er is dan ook geen begrenzing gesteld aan het gebruik van dat perceel, dan wel de wijze en frequentie van het betreden van het perceel van [gedaagde + eis rec] , buiten de in de akte bepaalde ‘minst bezwarende wijze’.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen in conventie en reconventie hangen nauw met elkaar samen en zullen hierna samen worden beoordeeld.
4.2.
Partijen zijn verdeeld over de inhoud van en de wijze waarop met name erfdienstbaarheid 1b mag worden uitgeoefend door [eis + gedaagde rec] . Partijen verschillen van inzicht of [eis + gedaagde rec] recht heeft op toegang tot de ponyweide via het door hem aangebrachte ijzeren hek dat in het verlengde ligt van de oprit van [gedaagde + eis rec] , of [gedaagde + eis rec] de toegang tot het ijzeren hek met obstakels mag (ver)hinderen en of [eis + gedaagde rec] via het perceel van [gedaagde + eis rec] en de ponyweide zijn naastgelegen perceel 1227 mag betreden.
Het ijzeren hek
4.3.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat erfdienstbaarheid 1a het recht geeft aan (in casu:) [eis + gedaagde rec] om via de twee houten hekken op de percelen van [eis + gedaagde rec] over een smalle strook grond van het perceel van [gedaagde + eis rec] de ponyweide te betreden en dat de locatie van deze oversteek is gearceerd op de situatietekening (zie 2.4). Over de uitleg van erfdienstbaarheid 1b bestaat geen overeenstemming tussen partijen. Volgens [eis + gedaagde rec] mag hij op grond van erfdienstbaarheid 1b over de oprit van [gedaagde + eis rec] en door het ijzeren hek dat in het verlengde ligt van de oprit de ponyweide betreden. Volgens [gedaagde + eis rec] moet 1b zo worden uitgelegd dat [eis + gedaagde rec] het recht heeft om over de oprit en (voorbij het ijzeren hek) de hoek om te gaan, om via het houten hek de ponyweide te betreden. Volgens [gedaagde + eis rec] is het ijzeren hek onrechtmatig door [eis + gedaagde rec] geplaatst.
4.4.
Ingevolge artikel 5:73 Burgerlijk Wetboek worden de inhoud van de erfdienstbaarheid en de wijze van uitoefening bepaald door de akte van vestiging en, voor zover in die akte regelen daaromtrent ontbreken, door de plaatselijke gewoonte. Bij de uitleg van de akte van vestiging van de erfdienstbaarheid komt het aan op de in de notariële akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in de akte gebruikte bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte. De beginselen van redelijkheid en billijkheid zullen bij de uitleg van de wijze waarop de erfdienstbaarheid moet worden uitgeoefend een rol spelen (zie onder meer Hoge Raad 13 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AH9168 en Hoge Raad 2 december 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU2397). Ook aan de akte gehechte tekeningen die zijn ingeschreven in de registers kunnen in combinatie met hetgeen uit de leveringsakte blijkt aan die uitleg bijdragen (zie gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 29 maart 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2474).
4.5.
[eis + gedaagde rec] heeft ter zitting verklaard – en [gedaagde + eis rec] heeft dit bevestigd, althans onvoldoende weersproken – dat ten tijde van de aankoop in 1999 op het perceel een woning stond met daaromheen grasland en dat een deel van dat grasland, waarop pony’s liepen, was afgezet met schrikdraad, dat geopend kon worden op de plek waar nu het ijzeren hek staat, zodat daar een doorgang was. Er was toen nog geen oprit vanaf de openbare weg. Ter zitting heeft [gedaagde + eis rec] verklaard dat, omstreeks de periode dat de oprit werd aangelegd in 2002 en in ieder geval voorafgaand aan de splitsing in 2009, het schrikdraad is vervangen door een houten afrastering waar – op de plek waar later het ijzeren hek is geplaatst – de balken uit konden worden gehaald zodat er een doorgang ontstond. Beide partijen hebben ter zitting verklaard dat op de plaats waar nu het ijzeren hek staat altijd een doorgang is geweest, die door [eis + gedaagde rec] is gebruikt ook na de aanleg van de oprit in 2002 en na de splitsing in 2009. Ter zitting heeft [gedaagde + eis rec] toegelicht dat zij nooit bezwaar ertegen heeft gemaakt dat [eis + gedaagde rec] – vanaf de oprit bezien – rechtdoor de ponyweide betrad in plaats van via het houten hek na de bocht. De rechtbank concludeert dan ook dat toen de erfdienstbaarheid werd gevestigd de feitelijke situatie zo was dat er – al vanaf dat partijen het eigendom kregen van het perceel dat later werd opgesplitst – in de afzetting van de ponyweide een doorgang was die in het verlengde lag van de (latere) oprit en dat die ook als doorgang werd gebruikt door [eis + gedaagde rec] .
4.6.
De akte van 23 november 2009 bevat twee erfdienstbaarheden van (uit)weg: 1a en 1b (zie 2.3). Uit de bewoordingen van de akte in combinatie met de daaraan gehechte situatietekening (zie 2.4) volgt dat erfdienstbaarheid van weg 1a is gevestigd ten behoeve van de percelen 964 en 966 (heersend erf) ten laste van perceel 965 (dienend erf) op de strook grond van perceel 965, die ligt tussen de twee houten hekken op de percelen 964 en 966, zoals gearceerd weergegeven op de situatietekening, om te komen van en te gaan naar het heersend erf. Uit de bewoordingen van de akte volgt dat erfdienstbaarheid van weg 1b is gevestigd ten behoeve van de percelen 964 en 966 (heersend erf) ten laste van perceel 965 (dienend erf) over de bestaande uitweg om te komen van en te gaan naar het heersend erf naar en van de openbare weg. Erfdienstbaarheid 1b geldt slechts zolang [eis + gedaagde rec] dan wel zijn erfgenamen eigenaar zijn van percelen 964 en 966. Voor zowel erfdienstbaarheid 1a als 1b geldt dat de (uit)weg gebruikt mag worden met elke vorm van vervoer en te voet op de voor de eigenaar van perceel 965 minst bezwarende wijze.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de akte dat erfdienstbaarheid 1b aan [eis + gedaagde rec] (en ieder die in enige relatie staat tot hem) en zijn erfgenamen, het recht geeft om van en naar de ponyweide te komen en te gaan vanaf de openbare weg via de oprit van [gedaagde + eis rec] . De oprit was immers ten tijde van de akte al aangelegd en met de bewoordingen ‘de bestaande uitweg’ wordt kennelijk gedoeld op die oprit. De akte bepaalt niet expliciet welke toegang tot de ponyweide gebruikt mag worden wanneer erfdienstbaarheid 1b via de oprit wordt gebruikt. Dat in de aan de akte gehechte situatietekening geen tweede doorgang is ingetekend, betekent – in tegenstelling tot wat [gedaagde + eis rec] betoogt – niet dat alleen de op die situatietekening gemarkeerde doorgang naar de ponyweide mag worden gebruikt en niet de toen ook reeds bestaande doorgang op de plaats waar thans het ijzeren hek staat. In de omschrijving van erfdienstbaarheid 1a wordt expliciet verwezen naar de situatietekening die aan de akte is gehecht, wat niet het geval is in de omschrijving van erfdienstbaarheid 1b. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de situatietekening alleen is bedoeld om de locatie van erfdienstbaarheid 1a te illustreren en geen uitsluitsel geeft over de toegang naar de ponyweide vanaf de oprit.
4.8.
[gedaagde + eis rec] betoogt, onder verwijzing naar de woorden ‘minst bezwarende wijze’ in de akte, dat een redelijke uitleg van erfdienstbaarheid 1b inhoudt dat [eis + gedaagde rec] via de oprit de bocht maakt en de ponyweide via het houten hek moet betreden. [eis + gedaagde rec] voert aan dat dit voor [gedaagde + eis rec] juist bezwaarlijker is, aangezien [eis + gedaagde rec] dan een langere bocht maakt over het perceel van [gedaagde + eis rec] en dat het niet mogelijk is om de bocht te maken met sommige voertuigen. Volgens [gedaagde + eis rec] kan dit bezwaar opgelost worden doordat [eis + gedaagde rec] met zwaarder materieel alleen maar de korte route van erfdienstbaarheid 1a neemt (via de houten hekken). Die uitleg van [gedaagde + eis rec] zou echter erfdienstbaarheid 1b zinledig maken en strookt er ook niet mee dat de akte voor beide erfdienstbaarheden geen beperking oplegt voor wat betreft de gebruikte vorm van vervoer. De rechtbank volgt de uitleg van [gedaagde + eis rec] daarom niet.
4.9.
De rechtbank acht voor de uitleg van erfdienstbaarheid 1b van belang dat deze expliciet is toegespitst op de persoon van [eis + gedaagde rec] (en zijn erfgenamen) en dat deze erfdienstbaarheid van rechtswege vervalt op het moment dat [eis + gedaagde rec] of zijn erfgenamen geen eigenaar meer zijn van het heersend erf. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt daaruit de partijbedoeling om erfdienstbaarheid 1b – hoewel nog steeds geformuleerd als een zakelijk recht – toe te spitsen op het gebruik dat [eis + gedaagde rec] daarvan al maakte op het moment dat de erfdienstbaarheid werd gevestigd, dat wil zeggen over de oprit via de reeds bestaande doorgang op de plaats waar nu het ijzeren hek staat.
4.10.
Gelet op het voorgaande moet erfdienstbaarheid 1b zo worden uitgelegd dat [eis + gedaagde rec] over de oprit van [gedaagde + eis rec] met elke vorm van vervoer en te voet rechtdoor via het ijzeren hek toegang heeft tot de ponyweide. Het ijzeren hek dat hij heeft aangebracht op die plek in de afrastering van de ponyweide, ter vervanging van de bestaande doorgang in de houten afrastering, is dan ook niet onrechtmatig. [eis + gedaagde rec] hoeft dit ijzeren hek niet te verwijderen en mag dit blijven gebruiken. [gedaagde + eis rec] mag dit ijzeren hek niet blokkeren of de doorgang via dit hek naar de ponyweide (ver)hinderen. Aangezien de akte geen beperking oplegt voor het type vervoer, dient [gedaagde + eis rec] de oprit en het ijzeren hek vrij te houden zodat alle vormen van vervoer mogelijk zijn.
4.11.
Dit betekent dat de vorderingen onder 1. en 2. in conventie (zie 3.1) zullen worden toegewezen en de vordering 1. in reconventie (zie 3.5) zal worden afgewezen. Ten aanzien van de vordering in conventie onder 2. heeft [eis + gedaagde rec] tevens de oplegging van een dwangsom gevorderd. De rechtbank ziet aanleiding om de gevorderde dwangsom te matigen en te maximeren als hierna in de beslissing zal worden bepaald.
Perceel 1227
4.12.
Ten aanzien van vordering 2. in reconventie (zie 3.5) stelt [gedaagde + eis rec] dat het betreden van perceel 1227 door gebruik te maken van de erfdienstbaarheid en via de ponyweide, een niet toelaatbare verzwaring daarvan vormt en zij vordert hiervan een verbod op straffe van een dwangsom. Hoewel ten tijde van de mondelinge behandeling het volgens [eis + gedaagde rec] fysiek nog niet mogelijk was om perceel 1227 te betreden via de ponyweide, begrijpt de rechtbank dat [eis + gedaagde rec] wel van mening is dat de gevestigde erfdienstbaarheid hem de ruimte biedt om de ponyweide te gaan gebruiken als verbinding met perceel 1227 zodra de fysieke verbinding tussen die percelen tot stand is gebracht. Gezien dit standpunt heeft [gedaagde + eis rec] dan ook belang bij haar vordering.
4.13.
In het arrest van de Hoge Raad van 12 juni 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1039) is (herhaald) geoordeeld dat een erfdienstbaarheid van weg voor de eigenaar van het heersende erf in beginsel niet het recht omvat om de weg over het dienende erf te (doen) gebruiken als verbinding, via het heersende erf, met een aan laatstgenoemd erf grenzend terrein dat de eigenaar van het heersende erf mede in eigendom of gebruik heeft. Deze regel lijdt uitzondering indien uit de notariële akte of uit de kennelijke functie van het heersende erf het tegendeel voortvloeit.
4.14.
Dit betekent dat de erfdienstbaarheid in beginsel niet is bedoeld om het achterliggende perceel 1227 te ontsluiten. Het argument van [eis + gedaagde rec] dat de verkeersbewegingen feitelijk hetzelfde blijven is niet aannemelijk. Niet in geschil is dat perceel 1227 veel groter is dan de ponyweide. Het is te verwachten dat daar meer verkeersbewegingen voor nodig zijn of met zwaardere voertuigen gereden wordt. Ook de uitzondering in voornoemd arrest van de Hoge Raad is naar het oordeel van de rechtbank niet van toepassing. De erfdienstbaarheid in de akte is namelijk uitdrukkelijk bedoeld om toegang te verschaffen tot de ponyweide omdat de ponyweide – anders dan perceel 1227 – geen eigen ingang naar de openbare weg heeft. In de notariële akte is ook verder niets gezegd en/of omschreven over naastgelegen percelen.
4.15.
De conclusie is dat de erfdienstbaarheid van het perceel van [gedaagde + eis rec] (dienend erf) ten gunste van de percelen 964 en 966 van [eis + gedaagde rec] (heersend erf) niet als verbinding mag worden gebruikt ten gunste van perceel 1227 van [eis + gedaagde rec] . In zoverre zal vordering 2. in reconventie worden toegewezen. De gevorderde verklaring voor recht dat er geen andere (verzwarende) erfdienstbaarheden tussen partijen van toepassing zijn, zal worden afgewezen. In deze procedure ligt alleen ter beoordeling voor de uitleg van de erfdienstbaarheid uit de akte ten aanzien van de (aan partijen in eigendom toebehorende) percelen 964, 965 en 966. De rechtbank kan op voorhand niet beoordelen of tussen partijen nog andere erfdienstbaarheden van toepassing zijn.
4.16.
De door [gedaagde + eis rec] gevorderde dwangsom zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.17.
[eis + gedaagde rec] maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten ex artikel 6:96 sub c BW ter hoogte van € 925,00, althans van een in goede justitie te bepalen bedrag, op grond van het rapport BGK Integraal 2013. Volgens [eis + gedaagde rec] zijn meerdere brieven geschreven aan [gedaagde + eis rec] en zijn grote inspanningen getroost om [gedaagde + eis rec] te bewegen aan haar verplichtingen te voldoen. [gedaagde + eis rec] heeft verweer gevoerd tegen de (hoogte van de) gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. [eis + gedaagde rec] heeft bij dagvaarding brieven van haar rechtsbijstandsverzekeraar en van haar advocaat aan [gedaagde + eis rec] overgelegd, waarmee vaststaat dat [gedaagde + eis rec] herhaaldelijk onderbouwd is aangemaand om de erfdienstbaarheid niet te hinderen door middel van een blokkade van de oprit door (respectievelijk) een auto en een aanhanger. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en worden geacht redelijk te zijn. De vordering is gelet op het voorgaande toewijsbaar.
Proceskosten, nakosten en wettelijke rente
4.18.
[gedaagde + eis rec] is in conventie (grotendeels) in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) in conventie betalen. De proceskosten van [eis + gedaagde rec] worden begroot op:
- dagvaarding € 137,47
- griffierecht € 1.325,00
- salaris € 1.228,00 (2 punten x tarief II € 614,00)
- nakosten €
178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.868,47
4.19.
De rechtbank gaat hiermee voorbij aan de stelling van [gedaagde + eis rec] dat [eis + gedaagde rec] haar rauwelijks heeft gedagvaard en daarom moet worden veroordeeld in de proceskosten. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dan wel niet dat [eis + gedaagde rec] aan [gedaagde + eis rec] een conceptdagvaarding met een allerlaatste sommatie heeft gestuurd, maar het kan voor [gedaagde + eis rec] niet als een verrassing zijn gekomen dat [eis + gedaagde rec] zich niet neerlegde bij de zienswijze van [gedaagde + eis rec] over de erfdienstbaarheid en de door haar op de oprit geplaatste blokkades. Zoals hiervoor overwogen heeft [eis + gedaagde rec] immers meerdere aanmaningen over het onderwerp aan [gedaagde + eis rec] verstuurd. Ook heeft [eis + gedaagde rec] voorafgaand aan deze procedure een kort geding aanhangig gemaakt dat uiteindelijk werd afgelast omdat [gedaagde + eis rec] alsnog het obstakel dat de inzet van het kort geding vormde van de oprit verwijderde. [gedaagde + eis rec] heeft bovendien gesteld noch bewezen dat – als zij wel een allerlaatste sommatie had gehad – zij wel gehoor had gegeven aan de verzoeken van [eis + gedaagde rec] en daardoor de procedure was voorkomen.
4.20.
Nu beide partijen in reconventie gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat [eis + gedaagde rec] te allen tijde recht heeft op toegang tot de ponyweide (perceel 966) via het ijzeren hek dat is gesitueerd in het verlengde van de oprit van [gedaagde + eis rec] , zoals zichtbaar op de foto van productie 6 bij de dagvaarding,
5.2.
veroordeelt [gedaagde + eis rec] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis over te gaan tot het verwijderen en verwijderd houden van ieder obstakel dat [eis + gedaagde rec] belemmert in de toegang tot de ponyweide via het ijzeren hek en bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid uit de akte van 23 november 2009,
5.3.
veroordeelt [gedaagde + eis rec] om aan [eis + gedaagde rec] een dwangsom te betalen van € 250,00 per dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagde + eis rec] niet aan de in 5.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
5.4.
veroordeelt [gedaagde + eis rec] om aan [eis + gedaagde rec] te betalen een bedrag van € 925,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.5.
veroordeelt [gedaagde + eis rec] in de proceskosten van € 2.868,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde + eis rec] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart de veroordelingen onder punten 5.2 tot en met 5.5 uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.8.
verklaart voor recht dat [eis + gedaagde rec] de bij akte van 23 november 2009 gevestigde erfdienstbaarheden alleen mag gebruiken zoals bepaald in dit vonnis en dat [eis + gedaagde rec] geen recht heeft om middels de doorgang van de houten hekken dan wel het ijzeren hek via perceel 966 het nieuwe perceel 1227 te betreden en vice versa,
5.9.
veroordeelt [eis + gedaagde rec] om aan [gedaagde + eis rec] een dwangsom te betalen van € 250,00 per dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat [eis + gedaagde rec] niet aan de in 5.8 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
5.10.
verklaart de veroordeling onder 5.9 uitvoerbaar bij voorraad,
5.11.
bepaalt dat de proceskosten in reconventie worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.