ECLI:NL:RBGEL:2025:5718
Rechtbank Gelderland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Kort geding over toewijzen huurrecht woning informele samenwonenden met minderjarig kind
In deze zaak, die op 11 juli 2025 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee voormalige partners, [eiser] en [gedaagde], die gezamenlijk een woning huren. De procedure is gestart door [eiser], die vorderingen heeft ingesteld om het gebruik van de woning exclusief aan haar toe te wijzen, met als argument dat zij de hoofdopvoeder is van hun minderjarig kind, [naam 1]. De kantonrechter heeft de belangen van het kind als eerste overweging genomen, zoals vastgelegd in artikel 3 van het IVRK. De rechter heeft vastgesteld dat de financiële situatie van [gedaagde] stabieler is dan die van [eiser], waardoor hij een grotere garantie heeft om de woning te behouden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van [naam 1] is dat hij in een veilige en bekende omgeving kan wonen, wat in dit geval betekent dat [gedaagde] voorlopig gerechtigd is tot het exclusieve gebruik van de woning. De vorderingen van [eiser] zijn afgewezen, en de vordering van [gedaagde] is toegewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.