ECLI:NL:RBGEL:2025:5892

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
05.009497-25 en 05.348946-24 en 05.155163-25 en 01.071995-25
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank Gelderland inzake meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere diefstallen, vernielingen en geweldpleging

Op 22 juli 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2007, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstallen, vernielingen en geweldpleging. De zaak betreft vier parketnummers: 05/009497-25, 05/348946-24, 05/155163-25 en 01/071995-25. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in 2025, onder andere op 8 januari, 1 november, 4 januari en 28 januari, meerdere diefstallen heeft gepleegd, waaronder het stelen van goederen uit winkels en het vernielen van eigendommen van anderen. De verdachte heeft ook geweld gebruikt bij de diefstal van een portemonnee van een slachtoffer, waarbij hij de vrouw heeft vastgegrepen en haar heeft gekrabd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 222 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en heeft hem verplicht tot medewerking aan hulpverlening en dagbesteding. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder slachtoffers van de diefstallen en vernielingen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf ook toegewezen, wat resulteert in een extra jeugddetentie van 25 dagen. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de voorwaarden voor zijn vrijlating vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/009497-25, 05/348946-24, 05/155163-25, 01/071995-25 en
05/101081-23 (tul)
Datum uitspraak : 22 juli 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in JJI [verblijfplaats] in [plaats 1] .
Raadsvrouw: mr. L.A. Korfker, advocaat in IJmuiden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is onder parketnummer
05/009497-25ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 8 januari 2025 te [plaats 2] opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere ruiten en/of een of meerdere computerschermen en/of een of meerdere overige kantoorartikelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij, op of omstreeks 8 januari 2025 te [plaats 2] in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, gelegen aan de [adres 2] , bij een ander, te weten bij [slachtoffer 1] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Onder parketnummer
05/348946-24is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 november 2024 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] , gevestigd op/aan de [adres 3] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Onder parketnummer
05/155163-25is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 8 januari 2025 tot en met 14 januari 2025 te [plaats 2] (telkens) in het besloten lokaal gelegen aan de [adres 3] bij [slachtoffer 3] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 1 november 2024 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van twaalf maanden;
2
hij, op of omstreeks 4 januari 2025 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
hij, op of omstreeks 4 januari 2025 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4
hij, op of omstreeks 8 januari 2025 te [plaats 2] opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5
hij, op of omstreeks 9 februari 2025 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit/raam, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Ten slotte is onder parketnummer
01/071995-25aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 maart 2025 te [plaats 3] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, drie, althans één of meer fruitdrank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 27 januari 2025 en/of 28 januari 2025 te [plaats 3] , (telkens) een muts (merk Northface) en/of een paar handschoenen (merk Nike), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 28 januari 2025 te [plaats 3] een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door die [slachtoffer 8] met kracht in/bij haar nek vast te pakken en/of vast te grijpen en/of vast te houden en/of bij haar armen vast te pakken en/of op haar arm(en) te krabben en/of te krassen en/of (onverhoeds) met kracht die portemonnee uit de handen van die [slachtoffer 8] te trekken;
4.
hij in of omstreeks 29 jan 2025 te [plaats 3] een doosje met parfum (merk Jean Paul Gaulthier), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 9] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op of omstreeks 30 januari 2025 te [plaats 4] , gemeente [plaats 3] twee doosjes met parfum (merk YSL en/of Tom Ford), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De rechtbank overweegt dat de raadsvrouw met betrekking tot een aantal feiten, te weten de feiten 2, 3 en 5 van parketnummer 05/155163-25 en de feiten 2 tot en met 5 van parketnummer 01/071995-25, heeft aangevoerd dat de kwaliteit van de beelden in het dossier onvoldoende is dan wel dat verdachte zichzelf niet herkent op die beelden. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden niet maken dat er reden is om te twijfelen aan de herkenning van verdachte door verbalisanten, zoals neergelegd in op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Dit betekent dat de rechtbank bij de bespreking van de eerdergenoemde feiten de herkenning van verdachte door verbalisanten gebruikt voor het bewijs.
Parketnummer 05/009497-25 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de beide ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
In de aangifte van [slachtoffer 1] is vermeld dat op 8 januari 2025 om 22:36 uur een melding is ontvangen van de alarmcentrale. Het alarmsysteem van het pand aan de [adres 2] in [plaats 2] bleek kapot geslagen te zijn. In het pand lag een computerscherm om en verder lagen er diverse goederen bij de entree en was van twee deuren in het pand het glas kapot. [2]
Die avond om 22:40 uur troffen agenten verdachte aan in het pand. [3] Er waren geen andere personen in het pand aanwezig en ook later zijn op het bedrijventerrein geen andere personen gezien. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij heeft geprobeerd het alarm te laten stoppen door een kei of steen tegen het alarmkastje te gooien. [5]
De rechtbank overweegt dat agenten vier minuten na de melding van de alarmcentrale in het pand van [slachtoffer 1] aankomen. Gelet op dit geringe tijdsverloop tussen de melding en aantreffen van alleen verdachte in het pand en zijn verklaring dat hij een steen tegen het alarmkastje heeft gegooid omdat het alarm af ging, vindt de rechtbank bewezen dat verdachte degene is geweest die de ruiten in het pand heeft vernield en een computerscherm en een aantal andere goederen heeft beschadigd. Ook is hij het pand wederrechtelijk binnengegaan. Dat betekent dat beide feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
Parketnummer 05/348946-24 [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Namens [slachtoffer 3] is aangifte gedaan van een winkeldiefstal, gepleegd op 1 november 2024 in de [slachtoffer 2] aan de [adres 4] in [plaats 2] . Bij het uitvoeren van een zelfscancontrole bleek dat niet alle goederen waren gescand. De twee heren gingen samen met een mandje vol artikelen naar de zelfscan waar ze 3 artikelen hebben gescand en 17 artikelen ter waarde van € 33,19 niet. [7]
Een verbalisant heeft de camerabeelden bekeken en over de beelden van de camera boven de zelfscan beschreven dat twee manspersonen aan kwamen lopen met een winkelmandje.
NN1 droeg in zijn rechterhand een mandje en in zijn linkerhand een mobiele telefoon. Hij plaatste het mandje bij de zelfscankassa. NN1 scande een product bij de zelfscankassa en daarna nog twee producten.
NN2 pakte een voorwerp uit zijn binnenzak gelijkend op een pasje. NN1 raakte het scherm van de zelfscankassa aan en NN2 bood het gepakte voorwerp aan bij het pin apparaat. NN1 pakte drie blauwe plastic tasjes en NN2 drukte op het scherm van de zelfscankassa. NN1 pakte het bonnetje dat uit de zelfscan kassa kwam en stopte dit in zijn rechter jas zak. NN1 en NN2 stopten samen de overige producten uit het mandje in de door NN1 gepakte blauwe plastic tasjes zonder deze aan te bieden of te scannen bij de zelfscankassa.
NN1 en NN2 liepen samen weg bij de zelfscan kassa en passeerden de poortjes met de door NN1 in zijn rechterzak gestopte kassabon.
Bij het verlaten van de winkel had NN1 in zijn linkerhand een blauw kleurige plastic tas en droeg NN2 in zijn rechterhand een blauw kleurige plastic tas. Ze verlieten samen de winkel. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij de rechter persoon op de beelden is. [9]
Hoewel verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij de winkeldiefstal alleen heeft gepleegd, vindt de rechtbank dat het ten laste gelegde medeplegen gelet op het proces-verbaal bevindingen (camerabeelden) bewezen is. Op de beelden is namelijk zichtbaar dat, nadat de verdachte drie producten scant, de medeverdachte betaalt en zij gezamenlijk vervolgens alle 17, waaronder 14 ook niet gescande en niet betaalde producten, in tassen doen en beiden met een tas met goederen de winkel verlaten zonder dat alle producten zijn betaald.
Parketnummer 05/155163-25 [10]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot feit 1 naar voren gebracht dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat hij niet wist dat hij een winkelverbod had.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 5 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is, zodat verdachte moet worden vrijgesproken. Feit 4 wordt door verdachte ontkend, zodat ook voor dat feit een vrijspraak moet volgen.
Beoordeling door de rechtbank
feit 1
In het dossier zit een brief waarin het verdachte wordt verboden de winkel van [slachtoffer 2] in [plaats 2] ( [slachtoffer 2] ) voor de periode van een jaar na 1 november 2024 binnen te komen. Deze brief is ‘voor gezien’ ondertekend door verdachte en vermeld is dat deze brief hem in handen is gegeven. [11]
Op 8 januari 2025 kwam een man de [slachtoffer 2] aan de [adres 3] te [plaats 2] binnenlopen. De man viel op door zijn gedrag. Personeel had sterk het vermoeden dat de man onder invloed van drank was en voelde zich niet veilig. De man is door de manager Operatie uit de winkel verwijderd. Het bleek verdachte te zijn, die een winkelverbod opgelegd had gekregen. [12]
Op 14 januari 2025 om 14.27 uur kwam een man de [slachtoffer 2] in [plaats 2] binnen. De supermarktmanager herkende de man als verdachte en omdat het winkelverbod nog steeds van kracht was, is de politie gebeld. [13]
Verdachte heeft op 14 januari 2025 tegen een medewerksters van de winkel verteld dat hij op de hoogte was van het winkelverbod. [14]
Gelet op het bovenstaande vindt de rechtbank bewezen dat verdachte tweemaal in de [slachtoffer 2] in [plaats 2] is geweest, terwijl hij een winkelverbod had.
feiten 2 en 3
[slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan en verklaard dat zij op 4 januari 2025 na haar werk bij de [slachtoffer 2] aan de [adres 4] in [plaats 2] haar fiets wilde pakken en toen zag dat deze bovenop de bezorgbus van de [slachtoffer 2] lag. Zij heeft de fiets van de bus getild en zag dat de standaard scheef stond en dat de jasbeschermer in tweeën was gebroken. [15]
Namens [slachtoffer 3] is aangifte van vernieling van een bedrijfsauto gedaan, waarbij is gemeld dat de fiets van een medewerkster op 4 januari 2025 is gevonden bovenop een bedrijfsauto. [16]
De camerabeelden zijn bekeken door een camerabeeldspecialist van de politie. Die heeft beschreven dat het beeld een parkeerplaats naast de [slachtoffer 2] in [plaats 2] toont en dat het volgende te zien is:
- twee jonge mannen NN1 en NN2 liepen over de parkeerplaats
- NN1 liep in de richting van de [slachtoffer 2] bedrijfsbus en NN2 gooide een geparkeerde fiets om
- NN1 verrichte een handeling aan de linkerkant van de bedrijfsbus
- NN1 liep naar de rechterkant van de bedrijfsbus en haalde daar handelingen uit
- NN1 en NN2 liepen weg op het moment dat er een wandelaar passeerde
- NN1 nam een fiets uit het fietsenrek weg
- NN1 plaatste de fiets bovenop de bedrijfsbus
- NN1 en NN2 verdwenen uit beeld. [17]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij twee personen zag op de still en dat hij de persoon rechts voor honderd procent herkent als de hem ambtshalve bekende verdachte. De bewegende beelden bevestigen de herkenning. [18]
Gelet op het bovenstaande vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 4 januari 2025 samen met iemand anders de fiets en de bedrijfsauto heeft beschadigd.
feit 4
Namens [slachtoffer 3] is aangifte gedaan en daarbij is verklaard dat verdachte (die eerder in de winkel werd aangetroffen ondanks een winkelverbod) op 8 januari 2025 vernielingen heeft aangebracht aan een bedrijfsbus. [19]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de camerabeelden van 8 januari 2025 bekeken en beschreven dat twee personen richting de uitgang van de winkel liepen. Eén van deze personen was vanwege zijn bedrijfskleding duidelijk herkenbaar als medewerker van de [slachtoffer 2] . Het leek erop dat de tweede persoon door deze medewerker naar de uitgang van de winkel werd begeleid. Deze tweede persoon werd door verbalisant direct herkend als verdachte. De verbalisant heeft vermeld dat te zien was dat verdachte naar een geparkeerde bus van de [slachtoffer 2] toeliep. Hij gaf direct meerdere vuistslagen tegen de ruit aan de bijrijderszijde van het voertuig. Vervolgens zette verdachte een stap achteruit en gaf een voorwaartse trap tegen de bijrijdersdeur van het voertuig. Daarna probeerde hij de rechter buitenspiegel van het voertuig af te trekken. Kort hierna bungelde de spiegel in hangende toestand aan het voertuig. Verdachte rende daarna weg uit beeld. [20]
Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 8 januari 2025 een auto van [slachtoffer 2] heeft beschadigd.
feit 5
Agenten gingen op 9 februari 2025 in verband met een melding naar de [adres 5] in [plaats 2] en zagen daar dat er een gat zat midden in de ruit aan de voorzijde van de woning. In de woning lagen glasscherven. Er ontbrak een klinker uit het muurtje ter hoogte van huisnummer [huisnummer 1] . [21]
[slachtoffer 5] , de bewoner van de woning aan de [adres 5] in [plaats 2] , heeft aangifte gedaan en verklaard dat twee onbekende personen met een steen het raam van de woning hebben vernield. [22]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 9 februari 2025 omstreeks 17:40 uur bij het station van [plaats 2] was. Twee jongens renden zonder uit te checken door de poortjes. Eén van de jongens droeg een fel paarse/blauwe jas met capuchon. [getuige 1] liep vanaf het station [plaats 2] over de [straatnaam 1] en beide jongens liepen voor hem. De jongen met de paars/blauwe jas pakte een steen en gooide deze door de ruit van nummer [huisnummer 2] . [23]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft naar aanleiding van de verklaring van [getuige 1] en het door hem gegeven signalement camerabeelden van de uitgangspoortjes van station [plaats 2] bekeken. Twee jongens die voldoen aan het signalement verlieten door de poortjes het station. Verbalisant herkent de jongen in de blauwe jas die als eerste door de poortjes naar buiten liep. Hij herkent deze jongen voor honderd procent als verdachte. [24]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de beelden ook bekeken en in een proces-verbaal vermeld dat de jongens geen kaart aanboden bij het uitcheckpunt. [25]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het bovenstaande dat verdachte degene is die samen met iemand anders het station van [plaats 2] heeft verlaten zonder uit te checken en dat hij daarna een steen heeft gegooid door de ruit aan de voorzijde van de woning aan de [adres 5] .
Parketnummer 01/071995-25 [26]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak voor feit 1 bepleit omdat niet te zien is dat verdachte goederen in zijn jaszak doet. Ook is er, ter onderbouwing van de verklaring van verdachte dat hij de drankcontainers eerder bij de [slachtoffer 2] had gekocht, een bankafschrift overgelegd.
Met betrekking tot de feiten 2 tot en met 5 heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen, zodat verdachte van deze feiten moet worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
feit 1
Namens [slachtoffer 6] in [plaats 3] is aangifte gedaan van een winkeldiefstal, gepleegd op 6 maart 2025. Die dag rond 15.10 uur kwamen twee personen de winkel binnen. Aangever zag dat de persoon met de blauwe jas één drankcontainer in zijn jaszak deed. De persoon met de zwarte broek, jas en schoenen kon de winkel uit rennen en de persoon met de blauwe jas werd tegengehouden. De persoon met de blauwe jas zei, toen hij werd aangesproken door aangever, dat hij niks in zijn jas had zitten. Nadat aangever had gevraagd of hij zijn zakken leeg wilde maken, legde de persoon met de blauwe jas een drankcontainer terug in het rek. Dit was de Maaza tropicial fruit drank. [27]
Agenten gingen op 6 maart 2025 naar een filiaal van [slachtoffer 6] in [plaats 3] vanwege een melding over een winkeldiefstal. De verdachte van die winkeldiefstal bleek verdachte te zijn. Nadat tegen hem gezegd was dat hij alle gestolen goederen op de toonbank mocht leggen, pakte hij twee drankcontainers uit zijn rechter jaszak. Dit waren twee fruitdrankjes van het merk Maaza. Op de camerabeelden was te zien dat twee personen, waaronder verdachte, bij een rek met drankjes gingen staan en dat verdachte een aantal keer met zijn rechterarm richting de drankjes in de rekken bewoog en vervolgens naar zijn rechterzij. [28]
De rechtbank overweegt dat uit de aangifte en de bevindingen van de agenten volgt dat verdachte drie drankcontainers in zijn jaszak had zitten. Eén container heeft hij teruggelegd toen de eigenaar van de winkel hem aansprak en de twee andere containers heeft hij op de toonbank gelegd nadat de agenten hem vroegen gestolen spullen op de toonbank te leggen. Verdachte heeft verklaard dat hij die drankjes eerder die dag had gekocht bij de Albert Heijn . Uit het ter zitting overlegde bankafschrift blijkt weliswaar dat er op 6 maart 2025 om 9:59 uur bij de AH op station Den Bosch een bedrag van € 5,50 is betaald van de rekening van verdachte, maar daarmee is niet onderbouwd dat het ging om deze (drie) drankcontainers. De rechtbank vindt ook niet geloofwaardig dat verdachte tussen 10:00 uur en 15:10 uur met meerdere drankcontainers in zijn jaszak heeft rondgelopen. Ook gelet op de beschrijving van de beelden, met name de passage dat verdachte een aantal keer met zijn arm richting de drankjes ging, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van dit feit, nu deze de aangifte waaruit blijkt dat verdachte een drankcontainer in zijn jaszak steekt, ondersteunt.
feit 2
Namens [slachtoffer 7] aan de [adres 6] in [plaats 3] is aangifte gedaan van diefstal. Op 27 januari 2025 zijn een zwarte North Face muts en een paar handschoenen weggenomen door één persoon. Deze goederen zijn zonder betalen meegenomen en bij het verlaten van de winkel werden de detectiepoortjes omzeild, waardoor het alarm werd geactiveerd. [29]
De camerabeelden van [slachtoffer 7] van 27 januari 2025 zijn bekeken en de verbalisant heeft beschreven dat om 17:15:06 uur een persoon de winkel in kwam. Verbalisant herkent deze persoon als verdachte. Verdachte verdween uit het beeld van deze camera en liep om 17:16:40 uur weer het beeld in. Hij had een zwartkleurig voorwerp in zijn handen en passeerde aan de linkerzijde het poortje dat bij de ingang staat. Daarna rende verdachte weg.
Op beelden van een andere camera was te zien dat verdachte om 17:15:17 uur naar een rek met mutsen van North Face en Under Armour liep. Verdachte pakte een zwartkleurig voorwerp en daarna nog iets zwarts, dat de verbalisant herkent als een muts. Door de kleur van de verpakkingen zag de verbalisant dat verdachte twee producten in zijn hand had. [30]
[slachtoffer 7] in [plaats 3] heeft ook aangifte gedaan van een winkeldiefstal die op 28 januari 2025 is gepleegd. De medewerkster van de winkel heeft verklaard dat zij die dag omstreeks 17:30 uur bij de kassa stond en een persoon zag die zij herkende van eerdere diefstallen. Hij stond bij de footwear. Toen de medewerkster hem in de gaten wilden houden liep hij de winkel uit en toen ging het alarm af. Op de camerabeelden was te zien dat hij handschoenen en een muts van het merk North Face had meegenomen. [31]
De verbalisant die beelden heeft bekeken, heeft beschreven dat hij de persoon op de beelden herkent als verdachte. Verdachte kwam op 28 januari 2025 om 17:31:07 uur de winkel binnen. Te zien is dat hij om 17:31:41 in versnelde pas naar de uitgang liep en naar buiten rende via de rechterzijde van de uitgang. Op beelden van een andere camera was te zien dat verdachte in de richting liep van hetzelfde schap als de dag ervoor. Op beelden van de derde camera was te zien dat verdachte om 17:31:05 niets in zijn handen had en hij om 17:31:34 iets wits en zwart van kleur in zijn handen had en naar de uitgang liep, zijn pas versnelde en op dezelfde manier als de dag ervoor de winkel verliet. [32]
Gelet op de aangiftes en de beschrijvingen van de camerabeelden vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op zowel 27 als 28 januari 2025 een muts van North Face en handschoenen heeft gestolen bij [slachtoffer 7] .
feit 3
[slachtoffer 8] heeft aangifte gedaan van diefstal van haar portemonnee. Dit incident heeft plaatsgevonden op 28 januari 2025 tussen 14:05 uur en 14:20 uur. Aangeefster was in haar woning aan de [adres 7] in [plaats 3] toen er werd aangebeld. Er stond een jongen voor de deur die vertelde dat hij kwam voor accu's voor een scootmobiel. Voor twee accu's moest hij 90 euro betalen. Hij had twee briefjes van 50 euro en toen aangeefster haar portemonnee wilde pakken greep de jongen haar naar haar nek. Ze voelde twee handen in haar nek. De jongen pakte haar vast bij haar armen en heeft haar ook gekrabd. De jongen heeft de portemonnee van aangeefster toch weten te pakken en is er vandoor gegaan met de portemonnee. Daar zat ongeveer 100 euro in. Zij heeft het volgende signalement gegeven: tenger postuur, rond de 1.90 en 2.00 meter, licht getint, kort zwart haar, spijkerbroek, licht kleurige trui, rond de 20 jaar. [33]
Verbalisant heeft gezien dat aangeefster een blauwe plek op haar rechterarm en linkerborst had en dat ze kleine wondjes op haar linkerhand had. [34]
Er zijn camerabeelden bekeken van de [straatnaam 2] , die uitkomt in de [straatnaam 3] . De verbalisant heeft opgemerkt dat de afstand tussen het camerastandpunt en de [adres 7] minder dan 300 meter is. Te zien is dat twee personen aankwamen op een fatbike. De bijrijder was lichtgetint en droeg onder andere een donkere broek. Deze persoon deed op minuut 00:18 van het filmpje zijn jas uit en daarna was een grijskleurige capuchon van een grijskleurige sweater te zien. Verder is vermeld dat deze persoon kort, gemillimeterd haar had met een rechte haarlijn (buzzcut). Deze persoon liep verder de [straatnaam 2] in, in de richting van de [straatnaam 3] . Hier sloeg hij rechts af, waarna hij uit beeld verdween. De verbalisant heeft vermeld dat men bij het rechts afslaan langs het adres [adres 7] komt. Op minuut 3:52 van het filmpje kwam een persoon in beeld gerend, die door de verbalisant wordt herkend als de eerder beschreven persoon met de grijze trui. Deze persoon rende de steeg in waar de bestuurder van de fatbike eerder in was gereden. [35]
De persoon achterop de fatbike is door verbalisant [verbalisant 2] herkend als verdachte. [36]
Hoewel de overval zelf niet op camera staat, is naar het oordeel van de rechtbank op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de persoon is geweest die mevrouw [slachtoffer 8] heeft overvallen. Hij is herkend als de persoon die achterop de fatbike zat, vervolgens naar de vlakbij gelegen [straatnaam 3] liep en korte tijd later rennend terugkwam. Daar komt bij dat het door [slachtoffer 8] gegeven signalement past bij de beschrijving van de verbalisant naar aanleiding van de camerabeelden. Naar het oordeel van de rechtbank is de overval voorafgegaan en vergezeld van geweld met de bedoeling om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
feit 4
Namens [slachtoffer 9] is aangifte gedaan van winkeldiefstal in [plaats 3] op 29 januari 2025. Een medewerkster wilde afrekenen en toen greep de dader de producten achter de kassa weg en rende weg. Het betreft parfum van het merk Jean Paul Gaultier Elixer 125 ml. [37]
Op de camerabeelden is te zien dat een man op 29 januari 2025 om 10:02 uur de winkel binnen kwam en dat hij om 10:05:28 bij de kassa stond. Een medewerkster stond achter de kassa en had een product in haar hand. De man rende plotseling weg. Op beeld van een andere camera is te zien dat de man bij het wegrennen uit de winkel een goudkleurige koker in zijn linkerhand had. Deze had hij bij binnenkomst niet vast. De verbalisant herkent de man als verdachte. [38]
Gelet op deze bewijsmiddelen vindt de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
feit 5
Namens [slachtoffer 9] in [plaats 4] is aangifte gedaan van winkeldiefstal, gepleegd op 30 januari 2025. Vermeld is dat de jongen omstreeks 9:55 uur binnen kwam en vroeg naar YSL parfum. Deze wilde hij graag hebben. Toen vroeg hij nog naar Tom Ford. Hier wilde hij ook een verpakking van hebben. Beide geuren zijn bij de kassa gelegd en hij probeerde te betalen, maar dat lukte niet. Vervolgens zou hij gaan regelen dat de pas zou gaan werken en toen is de jongen even weg geweest. Hij verliet de winkel om 10:11 uur en was om 10:13 uur weer terug. Hij was bij aangever aan de kassa, liet zijn klantenkaart scannen, stak zijn pinpas in het apparaat en pakte vervolgens de twee geuren van de toonbank en rende keihard de winkel uit zonder te betalen. [39]
Op de camerabeelden is te zien dat de man om 10:13:34 uur weer de winkel binnen kwam en direct naar het kassa-gedeelte liep. Een medewerker scande de twee goederen. De man pakte weer een bankpas en greep onverwachts met zijn linker en rechterhand de goederen vast en rende toen hard weg. Hij had een goed in zijn rechterhand en in zijn linkerhand. Verbalisant herkent de man als verdachte. [40]
De rechtbank is gelet op deze bewijsmiddelen van oordeel dat ook dit feit wettig en overtuigend is bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
05/009497-25:
1.
hij, op
of omstreeks8 januari 2025 te [plaats 2] opzettelijk en wederrechtelijk
een ofmeerdere ruiten en
/ofeen
of meerderecomputerscherm
enen
/of een ofmeerdere overige
kantoorartikelen,
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft vernield
en/ofbeschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij, op
of omstreeks8 januari 2025 te [plaats 2] in
de woning,het besloten lokaal
en/of het besloten erf,gelegen aan de [adres 2] , bij een ander, te weten bij [slachtoffer 1] ,
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte,in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
05/348946-24:
hij op
of omstreeks1 november 2024 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, een of meerderewinkelgoederen,
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] , gevestigd
op/aan de [adres 3] ),
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
05/155163-25:
1.
hij, op
een of meerderetijdstippen, in
of omstreeksde periode van 8 januari 2025 tot en met 14 januari 2025 te [plaats 2]
(telkens
)in het besloten lokaal gelegen aan de [adres 3] bij [slachtoffer 3]
, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte,in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 1 november 2024 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van twaalf maanden;
2.
hij, op
of omstreeks4 januari 2025 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleenopzettelijk en wederrechtelijk een fiets,
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 4]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft
vernield,beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij, op
of omstreeks4 januari 2025 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleenopzettelijk en wederrechtelijk een auto,
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft
vernield,beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij, op
of omstreeks8 januari 2025 te [plaats 2] opzettelijk en wederrechtelijk een auto,
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5.
hij, op
of omstreeks9 februari 2025 te [plaats 2] t
ezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleenopzettelijk en wederrechtelijk een ruit
/raam, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 5]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
01/071995-25:
1.
hij op
of omstreeks6 maart 2025 te [plaats 3]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,drie,
althans één of meerfruitdrank
, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan[slachtoffer 6]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op
of omstreeks27 januari 2025 en
/of28 januari 2025 te [plaats 3] ,
(telkens
)een muts (merk Northface) en
/ofeen paar handschoenen
(merk Nike), in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 7]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op
of omstreeks28 januari 2025 te [plaats 3] een portemonnee met inhoud
, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 8]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan
envergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken,
en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door die [slachtoffer 8] met kracht in/bij haar nek vast te pakken en/of vast te grijpen en/of vast te houden en
/ofbij haar armen vast te pakken en
/ofop haar arm(en) te krabben en/of te krassen en
/of (onverhoeds
)met kracht die portemonnee uit de handen van die [slachtoffer 8] te trekken;
4.
hij
opin of omstreeks29 januari 2025 te [plaats 3] een doosje met parfum (merk Jean Paul Gaulthier),
in elk geval enig goed,dat
/diegeheel
of ten deleaan [slachtoffer 9]
),
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op
of omstreeks30 januari 2025 te [plaats 4] , gemeente [plaats 3] twee doosjes met parfum (merk YSL en
/ofTom Ford)
, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 9]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
05/009497-25
feit 1:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 2:het in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
05/348946-24
diefstal door twee of meer verenigde personen;
05/155163-25
feit 1:het in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, meermalen gepleegd;
feit 2:medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 3:medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 4:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 5:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
01/071995-25
feit 1:diefstal;
feit 2:diefstal, meermalen gepleegd;
feit 3:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
feit 4:diefstal;
feit 5:diefstal.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk is aan de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden, met de voorwaarden die de jeugdreclassering heeft geadviseerd, met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat verdachte door de tijd die hij nu in detentie heeft gezeten, gemotiveerd is om dingen anders aan te pakken. Hij kan zich vinden in de voorwaarden die zijn geadviseerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval, meerdere winkeldiefstallen, vernielingen en overtredingen van een winkelverbod. Een deel van die feiten heeft hij samen met iemand anders gepleegd en een deel alleen. Met deze feiten heeft verdachte schade en overlast veroorzaakt. De rechtbank noemt in het bijzonder de overval. Het slachtoffer heeft als gevolg daarvan niet alleen fysiek letsel opgelopen, maar is ook angstiger geworden.
In het rapport van psychologisch onderzoek van 14 mei 2025 is geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een autismespectrumstoornis (ASS), een norm overschrijdend gedragsstoornis en hechtingsproblemen bij een nog niet geïnternaliseerde (beperkte) gewetensfunctie en een lage verwerkingssnelheid. Er is ook aanleiding te spreken van een cannabisstoornis (in vroege remissie) en een leer- en onderwijsprobleem. Als gevolg van deze pathologie kenmerkt het gedrag van verdachte zich door een zelfbepalende, vermijdende en soms wantrouwende houding richting de buitenwereld waarbij hij een sterke neiging tot vermijden (van nabijheid) en ontkenning (afweer) laat zien. Vanuit de norm overschrijdende gedragsstoornis vloeit een inmiddels bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling waarin antisociale trekken zichtbaar zijn voort. Het is aannemelijk dat verdachte zich in deze periode sterk heeft laten leiden door zijn eigen primaire behoeften, waarbij hij niet zozeer (bewust) uit lijkt te zijn geweest op schade toebrengen aan een ander maar hij primair handelde naar zijn behoefte in het moment op zoek naar vrijheid, (een gevoel van) ontspanning, rush of ‘thrill’.
Met betrekking tot de feiten onder parketnummer 05/009497-25 wordt geadviseerd deze in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Hij dronk zeer doelbewust om het forse verdriet over zijn overleden neef te verdoven. Verdachte heeft (nog) te weinig ‘tools’ om adequaat, op gezonde wijze met dergelijk verlies te kunnen dealen. Ten aanzien van de overige feiten is in het rapport geconcludeerd dat er vanwege de ontkennende opstelling van verdachte nauwelijks beeld is ontstaan van de gedachten, gevoelens of overwegingen. Daarom wordt er geen advies gegeven over de mate van toerekenen van deze feiten aan verdachte.
De jeugdreclassering heeft in het rapport van 17 juni 2025 geconcludeerd dat de kans op recidive hoog is. Er zijn veel beschermende factoren vanuit het gezin en bij verdachte zelf. Maar er zijn ook grote risico’s. Dit is vooral vanwege het explosieve en impulsieve alcohol- en middelengebruik. Het middelengebruik zal binnen het toezicht de nodige aandacht moeten hebben. Omdat het mentaliserend vermogen van verdachte afneemt zodra de spanning toeneemt (wat gebeurt wanneer de strakke kaders wegvallen), is het risico op recidive bijzonder hoog. Het is de vraag of een ambulant traject voldoende stevigheid gaat bieden aan verdachte om zijn spanningsbehoefte te kunnen reguleren wanneer hij opnieuw vrijheden krijgt. Voor een forser kader ligt er nu nog onvoldoende en verdachte verdient een kans om ambulante behandeling te proberen. De jeugdreclassering adviseert de rechtbank om verdachte te veroordelen tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie, met enkele bijzondere voorwaarden.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft in het rapport van 27 juni 2025 geadviseerd om naast een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest een voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Gelet op al het bovenstaande zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen van 222 dagen maanden, waarvan 90 dagen voorwaardelijk. De tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, moet van het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie worden afgetrokken. Hierbij komt de rechtbank op in totaal 132 dagen voorarrest. Dat zijn 2 dagen inverzekeringstelling in de zaak met parketnummer 05/009497-25 en in datzelfde parketnummer 127 dagen voorlopige hechtenis vanaf de opheffing van de schorsing tot en met de datum van het vonnis en in totaal 3 dagen inverzekeringstelling in de zaak met parketnummer 01/071995-25.
De rechtbank kiest voor een voorwaardelijke jeugddetentie en niet voor een voorwaardelijke werkstraf, zoals de Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd. Daarbij speelt een rol dat verdachte heeft verteld een werkstraf toch te willen ‘uitzitten’. Ook heeft verdachte nu ervaren wat het is om in detentie te zitten en de rechtbank hoopt dat dat voldoende zal zijn om hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Omdat uit alle rapporten volgt dat behandeling nodig is om de kans op herhaling te verkleinen, zal de rechtbank bepalen dat verdachte moet meewerken aan die behandeling. En verder is dagbesteding van belang, dus verdachte zal ook moeten meewerken aan het krijgen en houden van dagbesteding. Omdat wordt voldaan aan de wettelijke eisen en de rechtbank het ook nodig vindt, zal zij bepalen dat de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gelet op de straf die de rechtbank zal opleggen, zal zij het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[slachtoffer 1] (parketnummer 05/009497-25)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met parketnummer 05/009497-25 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 881,50 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, zij het exclusief btw maar wel met toekenning van de wettelijke rente. Verder heeft zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat niet alle gevorderde kosten voldoende zijn onderbouwd. Dat betekent dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard voor zover het gaat om de plantenbak, de alarminstallatie en de schoonmaakkosten. De kosten voor de glasreparatie kunnen worden toegewezen, maar dan wel exclusief btw.
Overweging van de rechtbank
Uit het dossier volgt dat verdachte in het pand van [slachtoffer 1] goederen heeft beschadigd en de ruiten heeft vernield. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de gevorderde kosten voldoende onderbouwd en komen deze redelijk voor. De rechtbank zal een bedrag van € 728,51 toewijzen. Dit is het gevorderde bedrag minus de btw. Voor het overige zal zij de vordering afwijzen. Wel zal de rechtbank de wettelijke rente toekennen en de schadevergoedingsmaatregel opleggen, met daarbij gelet op de leeftijd van verdachte, 0 dagen gijzeling.
[slachtoffer 4] (feit 2 van parketnummer 05/155163-25)
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft in verband met feit 2 van parketnummer 05/155163-25 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert
€ 191,70 aan materiële schade. vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat enkel een offerte is ingediend en niet duidelijk is of er kosten zijn gemaakt.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Hoewel in de aangifte enkel melding is gemaakt van schade aan de jasbeschermer en de standaard, is de rechtbank van oordeel dat ook de overige beschadigingen aan de fiets, zoals deze in de offerte zijn opgesomd, goed voorstelbaar zijn gelet op wat er met de fiets is gebeurd. Daarom zal de rechtbank het gevorderde bedrag van € 191,70 volledig toewijzen. Of de fiets daadwerkelijk is gerepareerd (en de kosten zijn gemaakt) is daarvoor niet van belang. De rechtbank zal de wettelijke rente toekennen en de schadevergoedingsmaatregel opleggen, met daarbij gelet op de leeftijd van verdachte, 0 dagen gijzeling. De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
[slachtoffer 3] (feiten 3 en 4 van parketnummer 05/155163-25)
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met feit 3 en feit 4 van parketnummer 05/155163-25 een vordering tot schadevergoeding ingediend. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen voor de bedragen exclusief btw, met toekenning van de wettelijke rente, en heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsvrouw heeft primair aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij naar voren gebracht dat onduidelijk is wat de hoogte van het gevorderde bedrag is. Verder is niet duidelijk of de verzekering heeft uitbetaald. Dit alles betekent dat behandeling van de vordering onevenredig belastend is voor het strafproces.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat de verzekeringsmaatschappij de kosten van de benadeelde partij heeft vergoed. Uit het dossier volgt dat verdachte op twee verschillende momenten schade heeft toegebracht aan de bedrijfsbus van [slachtoffer 2] . In het voegingsformulier is een bedrag genoemd van € 2.500,-. Op een later moment zijn enkele stukken toegezonden, waaronder een factuur, een offerte en twee schadecalculaties. Deze stukken zijn zonder verdere toelichting ingediend en ter zitting is geen vertegenwoordiger van de benadeelde partij verschenen om die toelichting te geven. Daarom schat de rechtbank de schade op het in het voegingsformulier genoemde bedrag van € 2.500,-. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Over het bedrag van € 2.500,- zal de wettelijke rente worden toegekend (vanaf 6 januari 2025) en ook zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd, met daarbij gelet op de leeftijd van verdachte, 0 dagen gijzeling. De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
[slachtoffer 8] (feit 3 van parketnummer 01/071995-25)
De benadeelde partij [slachtoffer 8] heeft in verband met feit 3 van parketnummer 01/071995-25 een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert € 190,- aan materiële schade en € 700,- aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij naar voren gebracht dat de vordering niet is onderbouwd voor zover het gaat om de materiële schade. Met betrekking tot de immateriële schade is verzocht het bedrag te matigen gelet op de magere onderbouwing.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de materiële schade bestaat uit kosten van een aangeschafte camera. Het in de toelichting op de vordering genoemde arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2021 (ECLI:NL:HR:2021:840) heeft betrekking op een belaging. De rechtbank overweegt dat dat een voortdurend delict is en de camera in die zaak in de bewezenverklaarde periode was aangeschaft. In het onderhavige geval is sprake van een eenmalig incident en is de door [slachtoffer 8] aangeschafte camera bedoeld om soortgelijke feiten in de toekomst te voorkomen. Dat staat naar het oordeel van de rechtbank in een te ver verwijderd verband tot het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal om die reden dit deel van de vordering afwijzen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) onder andere recht heeft op vergoeding van smartengeld in het geval dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarvan is hier sprake en dat is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op het gevorderde bedrag van € 700,- vaststellen. Over dit bedrag zal de rechtbank de wettelijke rente toekennen en ook zal zij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, met daarbij gelet op de leeftijd van verdachte, 0 dagen gijzeling.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/101081-23)

De politierechter heeft verdachte op 20 december 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 50 uur.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf, waarbij zij naar voren heeft gebracht dat niet alleen parketnummer 05/348946-24, maar ook de andere parketnummers ten grondslag liggen aan deze vordering.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen omdat verdachte zich wil richten op het vinden van dagbesteding Subsidiair heeft zij verzocht de proeftijd te verlengen.
De rechtbank is van oordeel dat bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 138, 310, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 222 dagen;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, te weten 90 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de hierna te melden voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- dat verdachte meewerkt aan de hulpverlening van Jeugdfact Iriszorg of De Waag of Kairos conform het advies van het NIFP, indien en voor zolang de Jeugdreclassering dit nodig acht;
- dat verdachte meewerkt aan het verkrijgen en vasthouden van dagbesteding in de
vorm van (vrijwilligers)werk en of onderwijs;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan Jeugdbescherming Gelderland, afdeling Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 05/009497-25)
  • veroordeelt verdachte in verband met parketnummer 05/009497-25 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 728,51 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst de vordering tot materiële schade voor het overige af;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 728,51 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 2 van parketnummer 05/155163-25)
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 2 onder parketnummer 05/155163-25 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van € 191,70 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 4] een bedrag te betalen van € 191,70 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
Benadeelde partij [slachtoffer 3] (feiten 3 en 4 van parketnummer 05/155163-25)
  • veroordeelt verdachte in verband met feiten 3 en 4 onder parketnummer 05/155163-25 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 2.500,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] een bedrag te betalen van € 2.500,- aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
Benadeelde partij [slachtoffer 8] (feit 3 van parketnummer 01/071995-25)
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 3 onder parketnummer 01/071995-25 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] van € 700,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst de vordering tot materiële schade af;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 8] een bedrag te betalen van € 700,- aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Vordering tenuitvoerlegging (05/101081-23)
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 20 december 2023 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een werkstraf van 50 uur, te vervangen door 25 dagen jeugddetentie (parketnummer 05/101081-23);
Voorlopige hechtenis
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.L. Tomassen, voorzitter en kinderrechter, mr. D.S.M. Bak en mr. M. Rietveld, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juli 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2025012159, gesloten op 9 januari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 5-6.
3.Proces-verbaal van aanhouding, p. 24-25.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 28.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 41.
6.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024515669, gesloten op 2 november 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
7.Proces-verbaal van aangifte, p. 5-7.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 13-14.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 28.
10.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 5] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2025088594, gesloten op 9 mei 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
11.Winkelverbod, p. 4.
12.Proces-verbaal van aangifte, p. 31.
13.Proces-verbaal van aangifte, p. 32.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 34.
15.Proces-verbaal van aangifte, p. 28.
16.Proces-verbaal van aangifte, p. 11-12.
17.Beeldverslag camerabeeldspecialist, p. 19-24.
18.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 25-26.
19.Proces-verbaal van aangifte, p. 31-32.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 40.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 71-72.
22.Proces-verbaal van aangifte, p. 43-44.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 48-49;
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 51.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 56.
26.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 6] van de politie Oost-Brabant, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2100-2025024892, gesloten op 9 maart 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de paginanummering zoals vermeld in het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
27.Proces-verbaal van aangifte, p. 132-134.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 139-141.
29.Proces-verbaal van aangifte, p. 1-2.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 9-11.
31.Proces-verbaal van aangifte, p. 127-128.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 129-130.
33.Proces-verbaal van aangifte, p. 13-14.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 20.
35.Proces-verbaal van bevindingen, p. 44-47.
36.Proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 32.
37.Proces-verbaal van aangifte, p. 89-90.
38.Proces-verbaal van bevindingen, p. 92.
39.Proces-verbaal van aangifte, p. 98-99.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 101-102.