ECLI:NL:RBGEL:2025:5899

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
11671275
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot betaling van aanvullende transitievergoeding afgewezen wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van een werknemer, hierna te noemen [verzoeker], tegen zijn werkgever T.N. Europe B.V. Het verzoek van [verzoeker] betrof de betaling van een aanvullende transitievergoeding van € 10.304,34 bruto. De werknemer had zijn verzoek echter ruim twee jaar na de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst ingediend, wat in strijd is met de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 onder b BW. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst op 1 januari 2023 is geëindigd en dat het verzoek uiterlijk op 1 april 2023 ingediend had moeten worden. Aangezien [verzoeker] zijn verzoek pas op 22 april 2025 heeft ingediend, is het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

De kantonrechter heeft ook overwogen dat de persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] en de onjuiste informatieverstrekking door zijn gemachtigde niet voldoende reden zijn om de vervaltermijn te negeren. De kantonrechter benadrukte het belang van rechtszekerheid en de noodzaak om terughoudend om te gaan met het buiten toepassing laten van vervaltermijnen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van T.N. Europe B.V., die zijn begroot op € 678,00. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer / rekestnummer: 11671275 \ HA VERZ 25-66
Beschikking van 22 juli 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
procederend in persoon,
tegen
T.N. EUROPE B.V.,
te Veenendaal,
verwerende partij,
hierna te noemen: T.N. Europe,
gemachtigde: mr. J.W.A. Ringeling.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juni 2025. [verzoeker] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Namens T.N. Europe is bijgestaan door mr. J.W.A. Ringeling en vertegenwoordigd door de [naam 1]. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
Bij brief van 2 juli 2025 heeft [verzoeker] de kantonrechter bericht dat hij vanwege medische omstandigheden de zitting van 8 juli 2025 niet heeft kunnen bijwonen en hij heeft verzocht zijn schriftelijke reactie op het verweerschrift van T.N. Europe, van 1 juli 2025, alsnog bij de beoordeling te betrekken. Nadat [verzoeker] een verklaring van zijn arts heeft overgelegd, heeft de kantonrechter besloten de reactie van [verzoeker] van 1 juli 2025 bij de beoordeling te betrekken. T.N. Europe is in de gelegenheid gesteld te reageren op de reactie van [verzoeker] . T.N. Europe heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt bij akte van 14 juli 2025.
1.4.
De datum van de beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] was sinds 1 februari 2000 werkzaam voor T.N. Europe, laatstelijk in de functie van (Grinding) Operator D.
2.2.
Op 15 februari 2022 is aan de OR van T.N. Europe advies gevraagd ten aanzien van het voorgenomen besluit om de Rollenfabriek in Veenendaal eind december 2022 te sluiten. Op 23 mei 2022 is de OR akkoord gegaan met dit besluit en daarmee het vervallen van alle arbeidsplaatsen.
2.3.
Per brief van 1 augustus 2022 is dit alles aan [verzoeker] bevestigd en is tevens aangegeven dat op deze reorganisatie het Sociaal Plan van T.N. Europe van toepassing is.
2.4.
T.N. Europe heeft [verzoeker] een vaststellingsovereenkomst aangeboden, waarmee [verzoeker] niet akkoord is gegaan. Daarop heeft T.N. Europe bij het UWV een ontslagvergunning aangevraagd. Na de verkregen toestemming van het UWV heeft T.N. Europe op 19 september 2022 de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] opgezegd tegen 1 januari 2023.
2.5.
T.N. Europe heeft aan [verzoeker] een transitievergoeding van € 79.784,86 bruto uitbetaald.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter T.N. Europe te veroordelen tot betaling van een aanvullende transitievergoeding ten bedrage van € 10.304,34 bruto en de proceskosten, inclusief de nakosten.
3.2.
[verzoeker] legt aan dit verzoek ten grondslag dat T.N. Europe bij de berekening van de transitievergoeding, en de daarbij behorende vaststelling van het loonbegrip, ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de overwerkvergoeding die [verzoeker] ontving.
3.3.
T.N. Europe concludeert primair tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] . T.N. Europe voert daartoe aan dat het verzoek van [verzoeker] buiten de vervaltermijn van artikel 7:686a BW is ingediend. Subsidiair voert zij, samengevat, aan dat de overwerkvergoeding niet onder het loonbegrip valt en dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen reden bestaat om af te wijken van het sociaal plan en [verzoeker] een aanvullende transitievergoeding te betalen.

4.De beoordeling

Inleiding
4.1.
[verzoeker] is niet op de mondelinge behandeling verschenen. Omdat [verzoeker] na de zitting alsnog heeft gereageerd op het verweerschrift van T.N. Europe en onderbouwd heeft laten weten waarom hij zonder afmelding niet op de mondelinge behandeling is verschenen, heeft de kantonrechter in het kader van hoor- en wederhoor, de schriftelijke reactie van [verzoeker] van 1 juli 2025 toegestaan. T.N. Europe heeft daarop gereageerd op 14 juli 2025. De kantonrechter acht zich op grond van de over en weer gewisselde processtukken voldoende geïnformeerd en acht een nieuwe mondelinge behandeling, zoals door [verzoeker] is geopperd, niet noodzakelijk.
[verzoeker] is niet-ontvankelijk
4.2.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd per 1 januari 2023. Het verzoek van [verzoeker] om betaling van een aanvullende transitievergoeding moest op grond van artikel 7:686a lid 4 onder b BW uiterlijk drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus uiterlijk op 1 april 2023, bij de rechtbank zijn ingediend. [verzoeker] heeft zijn verzoek echter pas op 22 april 2025 ingediend, ruim twee jaar later. Het verzoek is dus te laat ingediend.
4.3.
De door [verzoeker] aangedragen feiten en omstandigheden geven geen aanleiding om met een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 lid 2 BW de dwingendrechtelijke vervaltermijn terzijde te stellen. Het is vaste jurisprudentie dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Dit geldt voor het eventueel buiten toepassing laten van een vervaltermijn des te meer, gelet op het belang van de rechtszekerheid dat speelt bij vervaltermijnen.
4.4.
De kantonrechter acht van belang dat [verzoeker] in het kader van de ontslagprocedure is bijgestaan door een professionele gemachtigde. Als deze gemachtigde [verzoeker] onjuist heeft geïnformeerd over de vervaltermijn, zoals door [verzoeker] is gesteld, dient [verzoeker] zijn gemachtigde daarop aan te spreken. De onjuiste informatieverstrekking kan derhalve niet aan T.N. Europe worden tegengeworpen. Tot slot wordt overwogen dat de door [verzoeker] benoemde persoonlijke omstandigheden zonder meer ingrijpend zullen zijn geweest. Deze omstandigheden kunnen echter, zonder een nadere toelichting die ontbreekt en in het belang van de hiervoor genoemde rechtszekerheid, een termijnoverschrijding van ruim twee jaar niet rechtvaardigen.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek van [verzoeker] wordt afgewezen.
4.6.
[verzoeker] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van T.N. Europe B.V. worden begroot op:
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
678,00

5.De beslissing

De kantonrechter.
5.1.
wijst de verzoeken af,
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 678,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart deze beschikking, wat de proceskostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025.
34124 / 498