Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
[verweerder] verzoekt de kantonrechter bij onvoorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek en/of nevenverzoek:
4.De beoordeling
5.De beslissing
7 augustus 2025in te trekken,
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] B.V. en [verweerder]. [Verzoeker] heeft de ontbinding primair verzocht op bedrijfseconomische gronden (a-grond) en subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsrelatie (g-grond). De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een redelijke grond voor ontslag op bedrijfseconomische basis. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de afspiegeling niet correct is toegepast en dat er onvoldoende herplaatsingsinspanningen zijn verricht. Hierdoor is het verzoek tot ontbinding op a-grond afgewezen.
Vervolgens is het subsidiaire verzoek tot ontbinding op g-grond beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er weliswaar spanningen zijn ontstaan door de reorganisatie en de boventallige verklaring van [verweerder], maar dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat deze verstoring ernstig en duurzaam is. Daarom is ook het subsidiaire verzoek tot ontbinding afgewezen.
[Verweerder] heeft vervolgens een zelfstandig verzoek tot ontbinding ingediend, dat door de rechtbank is toegewezen. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 september 2025. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker], waardoor er geen recht op een billijke vergoeding of transitievergoeding bestaat. De proceskosten zijn voor rekening van [verzoeker], omdat deze in het ongelijk is gesteld. De rechtbank heeft [verweerder] de mogelijkheid gegeven om zijn verzoek in te trekken tot 7 augustus 2025, en heeft de beslissing over de vergoeding van pensioenschade aangehouden.