ECLI:NL:RBGEL:2025:6152
Rechtbank Gelderland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking verzoekschrift in civiele procedure
In deze civiele procedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in de zaak tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als verzoeker, en een natuurlijke persoon, aangeduid als verweerder. De verzoeker had op 2 april 2025 een verzoekschrift ingediend, maar trok dit verzoekschrift op 5 juni 2025 in, daags voor de geplande mondelinge behandeling op 10 juni 2025. Verweerder heeft vervolgens verzocht om een proceskostenveroordeling, waarbij hij de daadwerkelijk gemaakte kosten voor rechtsbijstand ter hoogte van € 10.500,00 eiste. De kantonrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 1.4.8 van het Landelijk procesreglement verzoekschriftprocedures de rechter beslist op een verzoek om proceskostenveroordeling zoals vermeld in het verweerschrift. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker in het verweerschrift om een proceskostenveroordeling conform het liquidatietarief heeft verzocht, en dat de rechter niet kan oordelen over de daadwerkelijk gemaakte kosten, tenzij er sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende aanleiding is om verzoeker te veroordelen in de werkelijke proceskosten, omdat niet is komen vast te staan dat aan de criteria voor misbruik van procesrecht is voldaan. Aangezien verzoeker haar verzoekschrift heeft ingetrokken, is zij als de in het ongelijk gestelde partij aangemerkt en is zij veroordeeld in de proceskosten conform het liquidatietarief, begroot op € 814,00 voor salaris van de gemachtigde en € 135,00 aan nakosten. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.