ECLI:NL:RBGEL:2025:6152

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
11655681
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking verzoekschrift in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in de zaak tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als verzoeker, en een natuurlijke persoon, aangeduid als verweerder. De verzoeker had op 2 april 2025 een verzoekschrift ingediend, maar trok dit verzoekschrift op 5 juni 2025 in, daags voor de geplande mondelinge behandeling op 10 juni 2025. Verweerder heeft vervolgens verzocht om een proceskostenveroordeling, waarbij hij de daadwerkelijk gemaakte kosten voor rechtsbijstand ter hoogte van € 10.500,00 eiste. De kantonrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 1.4.8 van het Landelijk procesreglement verzoekschriftprocedures de rechter beslist op een verzoek om proceskostenveroordeling zoals vermeld in het verweerschrift. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker in het verweerschrift om een proceskostenveroordeling conform het liquidatietarief heeft verzocht, en dat de rechter niet kan oordelen over de daadwerkelijk gemaakte kosten, tenzij er sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende aanleiding is om verzoeker te veroordelen in de werkelijke proceskosten, omdat niet is komen vast te staan dat aan de criteria voor misbruik van procesrecht is voldaan. Aangezien verzoeker haar verzoekschrift heeft ingetrokken, is zij als de in het ongelijk gestelde partij aangemerkt en is zij veroordeeld in de proceskosten conform het liquidatietarief, begroot op € 814,00 voor salaris van de gemachtigde en € 135,00 aan nakosten. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer / rekestnummer: 11655681 \ HA VERZ 25-57
Beschikking van 23 juli 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoeker],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. H.I. van den Heuvel-Boonstra,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. J.C. Bender.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met productie 1 t/m 28, ingekomen op 2 april 2025
- het verweerschrift met productie 1 t/m 51, ingekomen op 4 juni 2025.
- het e-mailbericht van [verzoeker] van 5 juni 2025 waarbij zij het verzoekschrift heeft ingetrokken
- de brief van [verweerder] van 17 juni 2025 met een bijlage, waarin hij heeft verzocht om een proceskostenveroordeling
- de akte van [verzoeker] van 25 juni 2025 waarin zij heeft gereageerd op het verzoek om een proceskostenveroordeling.
1.2.
De beschikking is bepaald op heden.

2.Het verzoek van [verweerder] en de reactie daarop van [verzoeker]

2.1.
[verweerder] heeft, na intrekking van het verzoekschrift door [verzoeker] , verzocht om [verzoeker] te veroordelen in de (proces)kosten, waaronder begrepen de daadwerkelijk gemaakte kosten voor rechtsbijstand ter hoogte van € 10.500,00. Hij legt aan zijn verzoek ten grondslag dat [verzoeker] door intrekking van het verzoekschrift daags voordat de geplande mondelinge behandeling op 10 juni 2025 zou plaatsvinden, de door [verweerder] gemaakte advocaatkosten nodeloos heeft veroorzaakt.
2.2.
[verzoeker] heeft verzocht om de proceskosten tussen partijen te compenseren. Indien zij wel in de proceskosten veroordeeld dient te worden, dan moet zij slechts veroordeeld worden in de bij het verweerschrift verzochte proceskostenveroordeling conform het liquidatietarief. Verder voert zij aan dat geen sprake is van misbruik van procesrecht dan wel onrechtmatig handelen en/of nodeloos gemaakte kosten.

3.De beoordeling

3.1.
[verzoeker] heeft het verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen haar en [verweerder] ingetrokken, zodat alleen hoeft te worden beslist op de door [verweerder] verzochte proceskostenveroordeling.
3.2.
Artikel 1.4.8 van het Landelijk procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbanken: kanton, handel en voorzieningenrechter bepaalt het volgende:
“Zolang nog niet op het verzoekschrift is beslist, kan het verzoek worden ingetrokken. Als bij het verweer om een kostenveroordeling is gevraagd en dat verzoek na de intrekking wordt gehandhaafd, beslist de rechter op dat verzoek. De intrekking heeft geen invloed op het al geheven griffierecht.”
3.3.
Hieruit volgt dat de rechter beslist op het verzoek om een proceskostenveroordeling zoals wordt vermeld in het verweerschrift. Nu [verweerder] in zijn verweerschrift heeft verzocht om een proceskostenveroordeling conform het liquidatietarief, kan de kantonrechter niet oordelen over zijn bij brief van 17 juni 2025 verzochte veroordeling van [verzoeker] in de daadwerkelijk gemaakte juridische kosten.
3.4.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat een veroordeling in de werkelijk gemaakte kosten slechts voor toewijzing in aanmerking komt, indien de aangesproken partij misbruik van procesrecht heeft gemaakt of onrechtmatig heeft gehandeld door een procedure aan te vangen. Bij het aannemen daarvan past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede wordt gewaarborgd door artikel 6 EVRM.
De kantonrechter ziet gelet op het hiervoor overwogene onvoldoende aanleiding om [verzoeker] te veroordelen in de werkelijke proceskosten, omdat niet vast is komen te staan dat aan het hiervoor genoemde genoemde criterium is voldaan.
3.5.
Nu [verzoeker] haar verzoekschrift heeft ingetrokken, geldt zij als de in het ongelijk gestelde partij en zal zij in de proceskosten conform het liquidatietarief worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verweerder] worden begroot op € 814,00 voor salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten aan de zijde van [verweerder] , tot deze beschikking begroot op € 814,00 voor salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten,
4.2.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.
46409/61525