Uitspraak
[eiser 1] ;
het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, het college
Waterschap Rijn en IJsseluit Doetinchem, het waterschap
Rechtbank Gelderland
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van 22 juli 2024, waarin aan het waterschap Rijn en IJssel een ontheffing is verleend op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb). Dit besluit betreft de realisering van een hydrologisch maatregelenpakket in het natuurgebied ‘Hagenbeek’, waarbij poelkikkers en waterspitsmuizen zijn aangetroffen. De rechtbank heeft het beroep van eisers behandeld op zitting, waarbij verschillende eisers en gemachtigden aanwezig waren. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelt dat het beroep van eisers ongegrond is, omdat zij op een afstand van meer dan 100 meter van de projectlocatie wonen. Dit betekent dat er geen relevante beïnvloeding van hun belangen is aangetoond, wat in strijd is met het relativiteitsvereiste. De rechtbank stelt vast dat de belangen van bedrijven alleen relevant zijn als hun bedrijfsvoering op een significante wijze wordt beïnvloed door de ontheffing. In dit geval is niet gebleken van een relevante beïnvloeding van de bedrijfsvoering van de betrokken bedrijven.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat er geen inbreuk is op het privéleven van eisers, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen recht is op vergoeding van proceskosten of griffierecht. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.