ECLI:NL:RBGEL:2025:6590

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
AWB-24_5121
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een dakterras

Deze uitspraak betreft het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen tot verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een dakterras. Eiseres, die bezwaar heeft gemaakt tegen dit besluit, stelt dat het dakterras in strijd is met artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek, omdat het zich direct op de erfgrens bevindt. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet slagen. De rechtbank oordeelt dat het college gebonden is aan de wet en de omgevingsvergunning moet verlenen, mits er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bouwplan voldoet aan de eisen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en dat er geen ruimte is voor het college om de vergunning op andere gronden te weigeren, zoals privaatrechtelijke belemmeringen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de omgevingsvergunning rechtmatig is verleend. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. J. van Oosterhout, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/5121

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen:

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen

(gemachtigde: mr. H. Kuhnen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [plaats].

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het besluit van het college tot verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een dakterras op het adres [locatie] te [plaats]. Eiseres is het niet eens met de verleende omgevingsvergunning en voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de vergunning.
1.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.3.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Met het besluit van 25 maart 2024 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een dakterras op het adres [locatie] te [plaats]. [1] Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
2.1.
Met het besluit van 4 juli 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven. Eiseres heeft op 24 juli 2024 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres met gemachtigde en namens het college mr. H. Kuhnen.

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
3.1.
De aanvraag voor de omgevingsvergunning is ingediend op 29 december 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.

Beoordeling door de rechtbank

Beoordelingskader
4. Bij een omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” wordt op grond van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo getoetst aan het Bouwbesluit, de Bouwverordening, het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Als het bouwplan aan deze onderdelen voldoet, dan moet het college de omgevingsvergunning verlenen. Er is in dat geval sprake van een gebonden beschikking. Een belangenafweging of een toets aan de goede ruimtelijke ordening vindt dan niet plaats.
Evidente privaatrechtelijke belemmering
4.1.
Eiseres stelt dat het dakterras in strijd is met artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek omdat het dakterras zich direct op de erfgrens bevindt. Eiseres voert daarnaast aan dat het extra kosten en andere nadelige gevolgen met zich meebrengt om haar gelijk te moeten halen bij de burgerlijke rechter.
4.2.
De beroepsgrond slaagt niet. Niet in geschil is dat het bouwplan niet in strijd is met de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo. Uit artikel 2.10 van de Wabo volgt dat het college een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk moet verlenen als geen van de weigeringsgronden zich voordoen. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) volgt dat het college dan geen ruimte heeft om de omgevingsvergunning op andere gronden, zoals bijvoorbeeld het bestaan van een privaatrechtelijke belemmering, te weigeren. [2]
4.3.
De rechtbank overweegt dat het inroepen van de burgerlijke rechter inderdaad een extra rechtsgang en de daarbij behorende kosten met zich meebrengt, maar dit neemt niet weg dat de bestuursrechter niet bevoegd is een oordeel te geven over het burenrecht waar eiseres zich op beroept.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. J. van Oosterhout, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2.1, aanhef, eerste lid, onder a, van de Wabo.