ECLI:NL:RBGEL:2025:6708

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
AWB-24_9118
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot gemeentelijke opvang voor Oekraïners in Zetten

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 12 augustus 2025, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe ongegrond verklaard. Eisers, van Marokkaanse afkomst, hadden eerder in een opvanglocatie voor Oekraïners in Zetten verbleven, maar verlieten deze op 2 maart 2024. Na een verzoek om terugkeer op 2 april 2024, werd dit verzoek op 17 mei 2024 door de burgemeester afgewezen. De rechtbank beoordeelt of het college terecht heeft besloten om eisers niet opnieuw toe te laten tot de opvang. De rechtbank concludeert dat het college niet verplicht was om eisers opnieuw op dezelfde locatie op te vangen, omdat er meer dan 14 dagen waren verstreken sinds hun vertrek. De rechtbank legt uit dat de regelgeving omtrent de opvang van ontheemden niet vereist dat een beëindigingsbesluit moet worden genomen om de opvang te beëindigen. De eisers hebben ook een verzoek om schadevergoeding ingediend, maar de rechtbank wijst dit verzoek af, omdat er geen wettelijke grondslag voor bestaat. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eisers geen recht hebben op terugbetaling van griffierechten of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/9118

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] en [eiser] , eisers

(gemachtigde: mr. L.A. Fischer),
en

het college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het besluit om eisers niet opnieuw toe te laten tot de gemeentelijke opvang in Zetten. Eisers zijn het niet eens met dat besluit en voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het college eisers terecht niet heeft toegelaten tot de gemeentelijke opvang in Zetten.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college eisers terecht niet heeft toegelaten tot de gemeentelijke opvang in Zetten. Eisers krijgen dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eisers hebben verzocht om opnieuw te worden toegelaten tot de gemeentelijke opvang voor Oekraïners in Zetten. Met het besluit van 17 mei 2024 heeft de burgemeester dat verzoek afgewezen. Eisers hebben tegen dit besluit bewaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft op 6 juni 2024 de voorlopige voorziening getroffen dat de burgemeester vanaf 12 juni 2024 zorg dient te dragen voor opvang. [1] 2.1. Met het besluit van 4 september 2024 heeft het college het besluit van 17 mei 2024 deels herzien en gewijzigd. Met het bestreden besluit van 27 november 2024 op het bezwaar van eisers is het college bij het herziene besluit van 4 september 2024 gebleven.
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, bijgestaan door een tolk, de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eisers hebben de Marokkaanse nationaliteit en werkten in Oekraïne. Toen de oorlog in Oekraïne uitbrak zijn zij naar Nederland gevlucht. In Nederland verbleven zij in een opvanglocatie voor Oekraïners in Zetten, gemeente Overbetuwe.
3.1.
Op 2 maart 2024 hebben eisers de opvang verlaten. Vervolgens hebben eisers op
2 april 2024 per e-mail verzocht om terug te keren. Met het besluit van 17 mei 2024 heeft de burgemeester dat verzoek afgewezen. Eisers hebben tegen dit besluit bewaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft op 6 juni 2024 de voorlopige voorziening getroffen dat de burgemeester vanaf 12 juni 2024 zorg dient te dragen voor opvang. Dit kan in de eigen gemeente of in een andere gemeente. [2]
3.2.
Op 4 september 2024 heeft het college het besluit van 17 mei 2024 deels herzien en gewijzigd. In het besluit van 4 september 2024 staat dat het college zorg draagt voor de opvang van eisers, maar dat dat niet betekent dat zij terug kunnen keren naar de oorspronkelijke opvangplek in Zetten. Eisers hebben ook tegen dit besluit bezwaargronden ingediend. Met het besluit van 27 november 2024 op het bezwaar van eisers is het college bij het besluit van 4 september 2024 gebleven.
3.3.
Eisers hebben vervolgens verzocht om een schadevergoeding wegens het door het college genomen onrechtmatig besluit. Met het besluit van 9 december 2024 heeft het college een schadevergoeding toegekend van € 2.437,36 voor de kosten die eisers hebben gemaakt voor onderdak in de periode van 4 april 2024 tot 12 juni 2024.
Had het college eisers opnieuw moeten toelaten tot de gemeentelijke opvang in Zetten?
4. Eisers stellen dat het college hen opnieuw had moeten toelaten tot de gemeentelijke opvang in Zetten. De gemeente kon op 4 april 2024 niet weigeren eisers opnieuw toe te laten tot de gemeentelijke opvang, omdat de opvang nog helemaal niet was beëindigd. Het college heeft namelijk geen beëindigingsbesluit genomen. Pas als een beëindigingsbesluit is genomen, geldt de bepaling uit de circulaire Beëindiging verstrekkingen uit de RooO bij tijdelijk en permanent vertrek uit Nederland (circulaire) waarin staat dat de gemeente niet verplicht is opnieuw opvang aan te bieden op dezelfde locatie als een ontheemde langer dan 28 dagen geleden is vertrokken. Verder stellen eisers dat het college hun kamer ten onrechte binnen 14 dagen beschikbaar heeft gesteld aan een ander.
4.1.
In de circulaire staat dat de gemeente waar de ontheemde staat ingeschreven verantwoordelijk blijft voor een ontheemde als een ontheemde langer dan 28 dagen is vertrokken maar door de gemeente nog niet is uitgeschreven uit de Basisregistratie personen (Brp). Deze gemeente moet dan ook zorgen voor een nieuwe opvangplek. Dit kan dezelfde opvanglocatie van eerder verblijf zijn, maar dat hoeft niet. Verder staat ook in de circulaire dat de gemeente de opvangplek van een ontheemde bij een vertrek van langer dan 14 dagen aan iemand anders kan geven. De ontheemde kan bij terugkeer een andere plek in een andere opvanglocatie en/of andere gemeente toegewezen krijgen als de eerdere plek niet meer beschikbaar is.
4.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het college stelt zich terecht op het standpunt dat het niet verplicht was om eisers opnieuw toe te laten tot de gemeentelijke opvang in Zetten. Omdat op het moment dat eisers wilden terugkeren naar de opvang meer dan 14 dagen waren verstreken na de datum dat eisers de opvang hadden verlaten, was het college niet verplicht om hen op dezelfde locatie opvang te bieden. Eisers stellen weliswaar dat zij eerder dan 2 april 2024 kenbaar hebben gemaakt terug te willen keren naar de opvang, maar daarmee hebben zij niet gesteld dat zij binnen 14 dagen na 2 maart 2024 wilden terugkeren en dat zij daarmee aanspraak maken op hun oude kamer. Voor zover de rechtbank de stelling van eisers wel zo moet opvatten, oordeelt de rechtbank dat eisers niet hebben onderbouwd dat zij eerder wilden terugkeren naar de opvang dan 2 april 2024. De enkele stelling daartoe, is onvoldoende. Verder stellen eisers dat het college een beëindigingsbesluit had moeten nemen, maar dit volgt niet uit de circulaire. De op de zitting ingenomen stelling dat de kamer van eisers al op 12 maart 2024 ter beschikking zou zijn gesteld aan een ander, maakt het voorgaande niet anders. Nergens blijkt uit dat het college de kamer van eisers eerder dan 22 maart 2024 ter beschikking heeft gesteld aan een ander. Bovendien verandert dit niet het feit dat eisers pas na meer dan 14 dagen na de datum dat zij de opvang hadden verlaten hebben verzocht om terug te keren, waardoor het college een andere persoon opvang mocht bieden in de voormalige kamer van eisers.
Komen eisers in aanmerking voor een (aanvullende) vergoeding?
5. Eisers stellen dat zij in aanmerking komen voor een vergoeding voor de periode dat zij ten onrechte geen opvang hebben gehad. Het college had niet moeten kijken naar de werkelijk gemaakte kosten, maar had per dag dat eisers ten onrechte geen opvang hebben gehad de rijksbijdrage aan hen moeten uitkeren. Daarbij komt dat de vergoeding over een ruimere periode had moeten worden berekend omdat eisers al eerder dan 4 april 2024 hebben laten weten dat zij terug wilden keren naar de opvang. Subsidiair stellen eisers dat de toegekende schadevergoeding ontoereikend is. De schade is namelijk niet alleen gelegen in de betaalde Airbnb, maar ook in het niet meer kunnen voorzien in de primaire levensbehoeften. Verder hebben eisers reiskosten gemaakt en hebben zij emotionele schade geleden doordat zij geen onderdak hadden.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Voor zover eisers verzoeken om een uitkering van de rijksbijdrage per dag dat zij ten onrechte geen opvang hebben gehad, overweegt de rechtbank dat hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat. Verder is, zoals onder 4.2 overwogen, niet gebleken dat eisers eerder dan 4 april 2024 hebben verzocht om terug te keren naar de opvang. Dit betekent dat voor de periode vóór 4 april 2024 geen grond bestaat voor een vergoeding van de gemaakte kosten. Voor zover eisers verzoeken om een aanvullende schadevergoeding, wijst de rechtbank op het feit dat het schadeverzoek van eisers in een afzonderlijk besluit is neergelegd dat niet ter toetsing voorligt in deze beroepsprocedure. Omdat een afzonderlijk schadebesluit is genomen waartegen rechtsmiddelen openstaan, kan de rechtbank dit besluit hier niet aan de orde stellen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr.L. Janssen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op:
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rb Gelderland 6 juni 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:3504.
2.Rb Gelderland 6 juni 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:3504.