ECLI:NL:RBGEL:2025:6982

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
306143.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld, poging tot zware mishandeling van een politieambtenaar, vernieling van een politieauto en heling van kentekenplaten

Op 18 juli 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor diefstal met geweld, poging tot zware mishandeling van een politieambtenaar, vernieling van een politieauto en heling van kentekenplaten. De feiten vonden plaats op 18 november 2023, toen de verdachte samen met een mededader 700 gram wiet heeft weggenomen van een slachtoffer, waarbij geweld werd gebruikt. De verdachte heeft het slachtoffer meerdere keren geslagen en de tas met wiet van hem afgenomen. Tijdens de aanhouding door de politie heeft de verdachte met zijn auto opzettelijk een politieambtenaar aangereden, wat resulteerde in letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk schade heeft veroorzaakt aan een politieauto en kentekenplaten heeft verworven die van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafmaat. De benadeelde partijen hebben schadevergoedingen geëist, die door de rechtbank zijn toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05.306143.23 en 21.003811.20 (TUL)
Datum uitspraak : 18 juli 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1966 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. R.A.C. Frijns, advocaat in Arnhem .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 februari 2024, 27 maart 2025 en en 4 juli 2025 .

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 18 november 2023 te [plaats 1] op of aan de openbare weg, te weten aan [straatnaam 1] ter hoogte van nummer [nummer] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 700 gram wiet, in elk geval een hoeveelheid wiet, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- te proberen de tas met wiet af te pakken,
- die [slachtoffer 1] meerdere malen, in elk geval eenmaal, in/op/tegen zijn gezicht te slaan en/of te stompen,
- die [slachtoffer 1] meerdere malen, in elk geval eenmaal, tegen het lichaam te slaan en/of te stompen,
- die [slachtoffer 1] meerdere malen, in elk geval eenmaal, tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen,
- de tas met wiet uit de handen van die [slachtoffer 1] te grissen/pakken,
- de tas van die [slachtoffer 1] vast te pakken als die tas aan de schouder van die [slachtoffer 1] hangt en/of aan die tas te trekken en/of
- die [slachtoffer 1] bij zijn schouder vast te pakken en/of aan diens schouder te trekken;
2
hij op of omstreeks 18 november 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan politieambtenaar [aangever] gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig, plotseling (hard) gas te geven en/of achteruit te rijden en/of (vervolgens) tegen (een van) de benen/knie, althans het lichaam, van voornoemde [aangever] is gereden en/of vervolgens tegen een dienstauto van de politie-eenheid Oost-Nederland is gereden of gebotst terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 november 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland, een ambtenaar, [aangever] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig tegen de benen/knie, althans het lichaam, van voornoemde [aangever] aan te rijden;
3
hij op of omstreeks 18 november 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een onopvallend (politie-)voertuig in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan de politie-eenheid Oost-Nederland en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4
hij op of omstreeks 18 november 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een of meerdere kentekenplaten ( [kenteken 1] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2023 tot en met 31 mei 2023 te [plaats 2] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere kentekenplaten ( [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1, feit 2 primair, feit 3 en feit 4 primair.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
Verdachte heeft ten aanzien van feit 1 verklaard dat hij de wiet van aangever heeft gekocht. Er is onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van aangever dat de wiet met geweld van hem is gestolen. Het door aangever opgegeven signalement van de dader komt daarnaast niet overeen met het signalement van verdachte. Ook is geen sprake van medeplegen.
Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte verklaard dat hij met zijn voertuig was klemgereden, dat hij dacht dat de mensen die vervolgens richting zijn voertuig kwamen hem iets wilden aandoen en dat hij niet wist dat dit verbalisanten waren. De raadsman heeft primair bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte hard achteruit reed en tegen de knie van aangever is gereden. De aangifte bevat hiervoor onvoldoende steunbewijs. Verdachte zat met zijn auto klem tussen twee politieauto’s, waardoor hij niet in staat was hard achteruit te rijden. Verder is de causaliteit tussen de gedraging van verdachte en het letsel van de aangever niet vast te stellen.
Subsidiair is geen sprake van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin. Verdachte is niet bewust ingereden op aangever. Ook was er geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel, omdat een politieauto de auto van verdachte blokkeerde toen hij achteruit reed. Verder is geen sprake van bewuste aanvaarding. Verdachte wist namelijk niet dat aangever achter hem stond.
Verdachte had ook geen opzet op het vernielen van de politieauto (feit 3). Hij wist namelijk ook niet dat de politieauto achter hem stond.
Verdachte had geen wetenschap van de kentekenplaten in de achterbak (feit 4). De auto waarin hij reed was van zijn neef.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 18 november 2023 in [plaats 1] 700 gram wiet zou verkopen. Aangever is rond 22.30 uur met een man die reed in een BMW met kenteken [kenteken 2] naar zijn woning gegaan om de wiet te bekijken. Eenmaal in de woning vroeg de man aangever mee te lopen naar zijn auto aan de [straatnaam 1] ter hoogte van nummer [nummer] om daar te betalen. De man wilde hem een bodywarmer geven. Aangever zei dat hij geld wilde. De man was hier niet van gediend en hij probeerde de tas met wiet af te pakken. Toen dit niet lukte, stapte er nog een man uit de BMW. Die man kwam op aangever af en gaf hem een krachtige vuistslag op zijn linkerwang. Aangever voelde direct pijn aan zijn wang en voelde dat zijn lip gesprongen was. Er kwam bloed uit zijn lip. Terwijl de bijrijder van de BMW hem de vuistslag gaf, griste de bestuurder van de auto de tas met daarin de wiet van aangever af. Ook heeft de bestuurder bij aangever de tas vastgepakt om aan zijn schouder te trekken (de rechtbank begrijpt dat toen verdachte de tas vastpakte aangever aan zijn schouder werd getrokken). Toen de mannen de tas eenmaal hadden, stapten zij weer in de BMW. Direct hierna heeft aangever de politie gebeld. [2]
Om 23.09 uur kwam de melding bij de politie binnen. De verbalisanten kwamen binnen enkele seconden ter plaatse en zagen dat [slachtoffer 1] uit zijn mond bloedde en hij een verwarde en verslagen indruk maakte. Naast [slachtoffer 1] lag een jas of bodywarmer op de grond. [3]
Getuige [getuige] , die gelet op zijn verklaring als tussenpersoon fungeerde door aangever met een potentiële koper voor de wiet in contact te brengen, heeft verklaard dat aangever hem die avond na de geplande transactie belde en zei dat hij in elkaar was geslagen en dat hij was geript. [4]
Verbalisanten kregen op 18 november 2023 omstreeks 23.15 uur een melding dat twee daders van een beroving van 700 gram hennep ervandoor waren gegaan in een voertuig met kenteken [kenteken 2] .Verbalisanten zagen de auto omstreeks 23.35 uur langsrijden over de A348 richting het Velperbroekcircuit en stoppen op de [straatnaam 2] in [plaats 2] . Er zaten twee mannen in de auto. De bestuurder van de auto was verdachte. In de kofferbak werd een sealbag met hennep aangetroffen. [5] Het brutogewicht van de zak hennep was 734 gram. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij die avond bij aangever thuis is geweest en de wiet daar had bekeken. [7]
Diefstal met geweld
De rechtbank acht op basis van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte met een ander door middel van geweld de wiet heeft weggenomen. De aangifte wordt voldoende ondersteund door de bevindingen van de verbalisanten die het letsel bij aangever constateerden en de verklaring van getuige [getuige] dat aangever hem die avond nog heeft gezegd dat hij was geript. Dat verdachte de wiet heeft gekocht, zoals door hem aangevoerd, wordt weerlegd door die verklaring.
In vereniging
Verdachte en zijn mededader zijn samen naar de woning van aangever gereden om de wiet op te halen en hebben vervolgens beiden geweldshandelingen gepleegd om de tas met wiet te bemachtigen. Toen zij de wiet eenmaal hadden zijn ze direct samen weggereden. Hieruit blijkt een nauwe en bewuste samenwerking en is aldus sprake van het in vereniging plegen van diefstal met geweld.
Feiten 2 en 3
Aangever [aangever] heeft verklaard dat hij op 18 november 2023 aan het werk was als politieambtenaar en een melding kreeg dat naar aanleiding van een beroving met geweld
een voertuig was weggereden. Aangever en zijn collega [verbalisant 1] reden in een onopvallende politieauto en werden vergezeld door een ander onopvallend politievoertuig met daarin (de de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] . Uiteindelijk stopte de bestuurder van het bewuste voertuig uit zichzelf in [plaats 2] . De andere politiecollega’s zette hun voertuig rechts aan de voorzijde, zodat het voertuig niet meer vooruit weg kon rijden. Aangever parkeerde zijn voertuig recht achter de BMW langs de stoep. De verlichting van zijn auto brandde en de auto stond aan. Aangever stapte direct uit en rende in de richting van het stilstaande voertuig. De afstand tussen zijn auto en het voertuig bedroeg ongeveer 3 meter. Aangever had zijn zaklamp in zijn linkerhand en zijn politielegitimatiebewijs in zijn rechterhand. Hij scheen van achteren in de auto, terwijl hij richting de auto rende en meerdere keren zo hard mogelijk "Politie!" riep. Hij hoorde plots het geluid van een schakel in de BMW die met kracht in een andere stand gezet werd en hard achteruit stoof en direct met opbouwende snelheid achteruit kwam. Aangever rende links van de linkerachterbumper van het voertuig over de straat in de richting van de BMW. Hij liep met opzet niet recht achter de BMW, omdat hij hoorde dat de motor hard loeide en het voertuig achteruit in zijn richting kwam rijden. Plots zag hij dat de BMW tijdens het achteruitrijden met de achterbumper naar links uitzwenkte. Hierdoor kwam de achterzijde van de BMW ineens in zijn looprichting en looproute. Toen aangever net iets voorbij de voorzijde van zijn onopvallende politieauto was, reed de BMW met volle snelheid met zijn linker achterbumper tegen hem aan. Een fractie van een seconde later ramde de BMW hierop de voorbumper van de onopvallende politieauto. Aangever voelde een sterke pijnscheut in zijn knie en bovenbeen.
Daarna ging aangever in de richting van de bestuurderszijde van het voertuig. Hij zag dat het bestuurdersraam ongeveer 5 centimeter open was. Ook zag hij dat de bestuurder zijn hoofd ver over zijn linkerschouder had gedraaid en hem in de ogen keek. [8]
Volgens [aangever] waren er meerdere mogelijkheden voor het voertuig om weg te komen en was dit de enige manier die op geen enkele wijze de mogelijkheid bood om te vluchten en dus bedoeld was om hem aan te rijden. Hij heeft tien maanden later nog steeds pijn en afspraken in het ziekenhuis om te kijken hoe en of zijn knie nog kan herstellen. [9]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft geverbaliseerd dat hij zag dat collega [aangever] hun dienstvoertuig recht achter de BMW tot stilstand bracht en zij uitstapten. Hij liep in versnelde pas naar de passagierszijde van de BMW en riep met luide stem meermaals “Politie! Handen laten zien!”. Hij hoorde dat collega [aangever] (ongeveer) hetzelfde riep. Doordat verbalisant [verbalisant 1] eerder uit was gestapt, was hij al bij de deur van de passagier en collega [aangever] was nog ergens ter hoogte van de voorzijde van hun dienstvoertuig. Verbalisant [verbalisant 1] zag toen dat het voertuig van de verdachten snel achterwaarts reed en hoorde dat het voertuig met veel vaart en met kracht het dienstvoertuig waar hij zojuist uitgestapt was aan de voorzijde raakte. Verbalisant [verbalisant 1] zag de achterzijde van de BMW van de verdachten omhoog komen en hoorde een harde klap. Hij zag dat het voertuig hierna tot stilstand kwam.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft geverbaliseerd dat hij zijn dienstvoertuig op ongeveer anderhalve meter afstand schuin voor de BMW van verdachte plaatste zodat de BMW werd geblokt. De BMW en het dienstvoertuig stonden onder een brandende lantaarnpaal. De verbalisant stapte vervolgens uit en riep vervolgens luidkeels “Politie!” Hij zag dat de bestuurder van de BMW naar het middenconsole keek en vervolgens achteruit reed. Hij hoorde een luid geluid van de BMW waardoor het voor hem duidelijk werd dat hij achteruit wilde rijden. Het andere onopvallende
politievoertuig stond inmiddels geparkeerd achter de BMW waardoor de BMW opgesloten zat tussen zijn voertuig en het voertuig van collega [aangever] . De BMW reed achteruit en [aangever] bewoog ineens weg van de BMW van de verdachte. Hij hoorde het geluid van de motor van de BMW van verdachte steeds harder galmen. Vervolgens hoorde hij een
harde knal en zag dat de BMW van verdachte tegen het onopvallende voertuig van
collega [aangever] botste. [10]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft geverbaliseerd dat hij met verbalisant [verbalisant 2] dienst had en uit het dienstvoertuig stapte toen hij collega [aangever] direct luidkeels hoorde schreeuwen "Politie". Hij hoorde luid geluid van de motor van de BMW alsof er in één keer veel gas werd gegeven.
Hij zag dat het voertuig achteruit reed en hoorde een harde klap. Hij zag dat het voertuig met de achterzijde van het dienstvoertuig raakte. Hij zag dat [aangever] ter hoogte van de achterzijde van de BMW stond. Na de aanhouding zag hij dat [aangever] mank liep en dat zijn knie rood en gezwollen was. [11]
De eigenaar van het onopvallende politievoertuig is [slachtoffer 2] [12]
Verdachte heeft verklaard dat toen hij door twee auto’s werd klemgereden hij zag dat er meerdere mensen zijn kant op kwamen. [13]
Feiten
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte de andere auto’s en de verbalisanten heeft gezien.
De rechtbank stelt vast dat de auto’s dichtbij de auto van verdachte stonden: de voorste auto stond schuin en bevond zich op ongeveer anderhalve meter afstand van de BMW en de achterste auto stond op een afstand van ongeveer 3 meter achter de BMW. Verder volgt uit de getuigenverklaringen dat alle politieagenten meerdere malen luidkeels riepen dat zij van de politie waren, dat het raam van verdachte toen op een kier stond en dat met zaklampen werd geschenen. Verder heeft de passagier van de BMW verklaard dat de mensen “politie politie” heeft horen roepen [14] en dat hij tegen verdachte heeft gezegd dat er een auto achter de BMW stond. [15] Bovendien heeft verdachte zelf verklaard dat de meerde mensen zijn kant op zag lopen. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte de andere auto’s en de verbalisanten heeft gezien.
Opzet zware mishandeling
Door met forse snelheid achteruit te rijden en achteruit te zwenken terwijl daar op korte afstand iemand loopt bestaat de aanmerkelijke kans dat die persoon, in dit geval politieambtenaar [aangever] , bij een aanrijding zwaar lichamelijk letsel oploopt, bijvoorbeeld door het onder het voertuig komen of het tegen het voertuig aan komen. Dit mede gelet op de kwetsbaarheid van het menselijk lichaam ten opzichte van een motorvoertuig. Dat de BMW bij het achteruit rijden, kort na het raken van [aangever] , werd ‘geblokt’ door de politieauto maakt dat niet anders.
Een dergelijk groot risico mag bij een ieder bekend worden verondersteld, dus ook bij verdachte. Door met die wetenschap toch hard achteruit te rijden terwijl hij weet dat er zich mensen rondom zijn auto bevinden die naar hem toe rennen, heeft verdachte het risico op zwaar lichamelijk letsel bij die personen ook op de koop toe genomen, dus doelbewust aanvaard. Aldus is sprake van voorwaardelijk opzet. De verklaring van verdachte dat hij onmogelijk voor of achteruit kon rijden, schuift de rechtbank terzijde, gelet op de voornoemde verklaringen van meerdere verbalisanten over de wijze waarop de dienstauto’s waren geplaatst en over de gedragingen van verdachte.
De rechtbank acht de onder feit 2 primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Opzet vernieling
Na de aanrijding is geconstateerd dat de politieauto schade had, te weten een beschadigde grill aan de voorzijde, een gekraste en gebroken voorbumper en een verbogen kentekenplaat. [16] Die schade is veroorzaakt doordat verdachte met zijn auto achteruit is gereden. Door vanuit een poging om weg te komen, hard met een auto achteruit te rijden in de richting van een andere auto heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij die andere auto zou raken en daardoor beschadigen. De rechtbank acht daarom ook feit 3 bewezen.
Feit 4
In de BMW zijn na zijn in de kofferbak een set groene handelaarskentekenplaten ( [kenteken 3] ) gevonden. Deze kentekenplaten stonden als gestolen gesignaleerd. [17] De tenaamgestelde van het voertuig betrof de heer [verdachte] , woonachtig aan de [adres 2] in [plaats 3] . [18] Verdachte heeft verklaard dat hij aan de [adres 2] in [plaats 3] woont en dat voor zover hij weet er niet een andere [verdachte] op dat adres heeft gewoond. [19] Hoewel verdachte zegt (maar niet onderbouwd) dat de auto van zijn niet nader te noemen neef was, gaat de rechtbank er op basis van de tenaamstelling en het feit dat verdachte in de auto reed, ervan uit dat het zijn auto is en dat hij dus ook weet wat er in de kofferbak ligt. Verdachte was dus in het bezit van platen zonder dat hij in bezit was van een auto met dat kenteken. Iedere verklaring waarom hij die platen toch te goeder trouw onder zich had, ontbreekt. De rechtbank acht daarom bewezen dat hij op het moment van het voorhanden krijgen van die kentekenplaten wist dat deze van misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het medeplegen, omdat er geen bewijs is dat verdachte het feit in nauwe en bewuste samenwerking met een ander heeft gepleegd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks18 november 2023 te [plaats 1] op of aan de openbare weg, te weten aan
de[straatnaam 1] ter hoogte van nummer [nummer] , tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,700 gram wiet,
in elk geval een hoeveelheid wiet, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaanvergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken
, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door:
- te proberen de tas met wiet af te pakken,
- die [slachtoffer 1]
meerdere malen, in elk geval eenmaal, in/op/tegen zijn gezicht te slaan en/of te stompen,
- die [slachtoffer 1] meerdere malen, in elk geval eenmaal, tegen het lichaam te slaan en/of te stompen,
- die [slachtoffer 1] meerdere malen, in elk geval eenmaal, tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen,
- de tas met wiet uit de handen van die [slachtoffer 1] te grissen/pakken,
- de tas van die [slachtoffer 1] vast te pakken als die tas aan de schouder van die [slachtoffer 1] hangt en
/of aan die taste trekken en/of
- die [slachtoffer 1] bij zijn schouder vast te pakken en/of aan diens schouder te trekken;
2 primair
hij op
of omstreeks18 november 2023
te [plaats 1] , althansin Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan politieambtenaar [aangever] gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig, plotseling (hard) gas te geven en
/ofachteruit te rijden en
/of (vervolgens
)tegen (een van) de benen/knie,
althans het lichaam,van voornoemde [aangever] is gereden
,en/of vervolgens tegen een dienstauto van de politie-eenheid Oost-Nederland is gereden of gebotstterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op
of omstreeks18 november 2023
te [plaats 1] , althansin Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een onopvallend (politie-)voertuig
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten
deleaan
de politie-eenheid Oost-Nederland en/of[slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4 primair
hij op
of omstreeks18 november 2023
te [plaats 1] , althansin Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een ofmeerdere kentekenplaten ( [kenteken 1] ),
althans een goed heeft verworven,voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen,terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist
, althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 2 primair:
poging tot zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
feit 4 primair:
opzetheling

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de impact van het voorarrest op verdachte forser is dan op een gemiddelde andere gedetineerde, vanwege zijn medische gezondheid. Verdachte is zijn toekomst aan het opbouwen en het is belangrijk dat hij niet terugvalt in het criminele circuit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op 18 november 2023 schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van diefstal met geweld, een poging tot zware mishandeling van een politieambtenaar, vernieling van een politieauto en heling van twee kentekenplaten.
Verdachte heeft samen met een ander de verkoper van 700 gram wiet in het gezicht geslagen om vervolgens de wiet af te pakken en weg te rijden. De beroving heeft pijn en letsel veroorzaakt bij het slachtoffer, terwijl verdachte uitsluitend oog heeft gehad voor zijn eigen financiële gewin. Ripdeals versterken gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Het verboden karakter van de handel in en het bezit van een dergelijke hoeveelheid wiet, maakt tevens dat de aangiftebereidheid van het slachtoffer, en daarmee de kans op ontdekking, minimaal is.
Toen de politie verdachte na de ripdeal wilde aanhouden, is hij in zijn auto bewust achteruit tegen een politieagent en een politieauto aangereden. Deze politieman deed gewoon zijn werk ten dienste van de samenleving en heeft dat met letsel moeten bekopen. Dat hij door toedoen van verdachte nog altijd last heeft van zijn knie en bijvoorbeeld nog steeds niet kan hardlopen, is dusdanig ernstig dat alleen al voor dit feit enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Uit het strafblad van verdachte van 10 juni 2025 blijkt dat verdachte in 2021 eerder is veroordeeld voor een poging tot diefstal met geweld in vereniging, waarvoor een taakstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een voorwaardelijke rijontzegging werden opgelegd. Er is dus sprake van recidive. Verdachte liep ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten nog in de proeftijden van voornoemde gevangenisstraf en rijontzegging.
Uit de reclasseringsrapporten van 27 februari 2025 en 19 maart 2025 blijkt dat forensische behandelingen in het verleden niet van de grond zijn gekomen. De reclassering adviseert dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Gelet op de ernst van de feiten, het feit dat sprake is van recidive en verdachte nog in een proeftijd liep, kan niet anders dan worden volstaan met een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles overwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Gebleken is dat verdachte zich tijdens de schorsing niet heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank zal daarom het geschorste bevel laten voortduren met uitzondering van het reclasseringstoezicht, omdat aan verdachte geen bijzondere voorwaarden worden opgelegd.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 17,46 aan materiële schade, te weten reiskosten van en naar het ziekenhuis, en
€ 800,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, primair vanwege de bepleite vrijspraak, subsidiair vanwege het ontbreken van causaal verband tussen de nierstenen en de tenlastegelegde gedragingen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadepost is voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering van een hoogte van € 17,46 kan worden toegewezen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen een categorie van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door feit 1 heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel aan zijn lip. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 800,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 18 november 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[aangever]
De benadeelde partij [aangever] heeft in verband met feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 6.250,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat deze niet is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen een categorie van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door feit 3 primair heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van schade en pijn aan zijn knie opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 5.000,- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 18 november 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De beoordeling van het beslag

Omdat de 700 gram in beslag genomen hennep (PL0600-2023534856-G3097111) een middel is als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet, zal de rechtbank bevelen dat deze op grond van artikel 13a van de Opiumwet wordt onttrokken aan het verkeer.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 21.003811.20)

Het hof heeft verdachte op 2 april 2021 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 420 dagen, waarvan 255 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft primair bepleit de vordering af te wijzen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman bepleit de proeftijd te verlengen dan wel de vordering deels toe te wijzen en om te zetten in een taakstraf.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank zal de voorwaardelijk opgelegde straffen daarom ten uitvoer leggen.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 45, 57, 302, 312, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3, 11 en 13a van de Opiumwet.

12.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 817,46 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 16 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer feit 2 primair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangever] , een bedrag te betalen van € 5.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 60 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de benadeelde partij
[aangever] voor het overige niet-ontvankelijkin de vordering tot smartengeld;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeer van de hennep(PL0600-2023534856-G3097111);
 beveelt de
tenuitvoerleggingvan de op 2 april door de het hof voorwaardelijk opgelegde straffen, te weten een
gevangenisstraf van 255 dagenen een
ontzegging van de rijbevoegdheid van 8 maanden(parketnummer 21.003811.20).
 schorst de voorlopige hechtenis met ingang van heden, onder de volgende voorwaarden.
1. De verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis onttrekken, indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen.
2. De verdachte zal zich niet onttrekken aan de tenuitvoerlegging van zijn gevangenisstraf.
3. De verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of zal een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden.
4. De verdachte zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
5. De verdachte zal verschijnen op iedere oproep van politie en justitie.
6. De verdachte zal bij wijziging van zijn adres het nieuwe adres schriftelijk doorgeven aan de officier van justitie.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Sno (voorzitter), mr. S.C.A.M. Janssen en mr. C.E.W. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. Schoen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2025.
Mrs. Van de Sande en Schoen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023534856, gesloten op 20 januari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 17 en 18.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 62.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 60 .
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 65 t/m 67.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 127.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2025.
8.Het proces-verbaal van aangever [aangever] , p. 41 en 42.
9.Het verhoor van aangever [aangever] , afgelegd tegenover de rechter-commissaris op 23 september 2024, p. 2 en p. 4.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 96.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 98.
12.Het proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 3] , p. 56.
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2025.
14.Het proces-verbaal van verhoor van [naam] bij de rechter-commissaris van 23 september 2024, p. 3.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 153.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 99.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 65 t/m 67.
18.Aanvraag forensisch onderzoek Overige SVO's, p. 202.
19.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2025.