ECLI:NL:RBGEL:2025:7084

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
AWB – 24 _ 3317
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ziekengeld en geschiktheid voor maatgevende arbeid

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 22 augustus 2025, staat de beëindiging van het ziekengeld van eiser centraal. Eiser, die eerder werkzaam was bij een internationaal transportbedrijf, heeft zich op 22 september 2023 ziek gemeld na de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Het UWV heeft op 16 november 2023 het ziekengeld beëindigd per 9 november 2023, wat eiser betwist. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft besloten om het ziekengeld te beëindigen. De rechtbank komt tot de conclusie dat het UWV dit besluit op zorgvuldige wijze heeft voorbereid en dat de medische oordelen van de verzekeringsartsen inzichtelijk en navolgbaar zijn. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn klachten op de datum in geding, 8 april 2024, zijn onderschat. De rechtbank oordeelt dat de verlichtende werkomstandigheden die door het UWV zijn aangenomen, terecht zijn meegenomen in de beoordeling van de geschiktheid voor de maatgevende arbeid. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/3317

uitspraak van de enkelvoudige kamer

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. E. Weijer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [gemachtigde]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de beëindiging van het ziekengeld van eiser. Eiser is het daar niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het UWV in het bestreden besluit het ziekengeld van eiser terecht heeft beëindigd.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV terecht tot het bestreden besluit is gekomen. Eiser krijgt daarom geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Bij besluit van 16 november 2023 heeft het UWV het ziekengeld van eiser op grond van de Ziektewet (ZW) beëindigd met ingang van 9 november 2023. Met het bestreden besluit van 29 april 2024 heeft het UWV het bezwaar van eiser gegrond verklaard, het ziekengeld per 9 november 2023 ongewijzigd voortgezet en dat per 8 april 2024 (de datum in geding) beëindigd.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met twee verweerschriften.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Inleiding

Feiten
3. Eiser was laatstelijk werkzaam bij een internationaal transportbedrijf voor 25 uur per week. Met een vaststellingsovereenkomst die eiser en zijn (ex-)werkgever op 2 mei 2023 hebben ondertekend, is de arbeidsovereenkomst op 5 juli 2023 beëindigd met wederzijds goedvinden. Vanuit een situatie van werkloosheid heeft eiser zich op 22 september 2023 ziek gemeld. Eiser heeft tot en met 5 oktober 2023 (het maximale recht op) een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen. Bij besluit van 16 november 2023 is aan eiser vanaf 6 oktober 2023 ziekengeld op grond van de ZW toegekend.
Medische onderzoeken en besluitvorming
4. Arts [persoon A] heeft op 9 november 2023 medisch onderzoek verricht en het medisch oordeel, getoetst en akkoord bevonden door [persoon B], verzekeringsarts, neergelegd in het medisch onderzoeksrapport van 14 november 2023. De arts heeft dossieronderzoek verricht en eiser telefonisch gesproken op 9 november 2023. De arts heeft op basis van anamnese, eigen onderzoek en dossierstudie geconcludeerd dat eiser per 9 november 2023 geschikt is om zijn arbeid, die door de arts is aangeduid met de functie ‘vergunningshouder’, te verrichten.
Bij besluit van 16 november 2023 heeft het UWV eisers ziekengeld daarom beëindigd met ingang van 9 november 2023. [1]
4.1.
In het bestreden besluit van 29 april 2024 heeft het UWV zich gebaseerd op het medisch onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) [persoon C], bestaande uit dossierstudie, overleg met de medewerker bezwaar en het bijwonen van de hoorzitting op 2 april 2024, en neergelegd in het rapport van 4 april 2024. De verzekeringsarts b&b heeft eiser per 2 april 2024 hersteld geacht, omdat eiser gelet op de inhoud van de maatgevende functie, zoals eiser die tijdens de hoorzitting heeft geschetst, de maatgevende arbeid per die datum weer kan verrichten. De verzekeringsarts b&b acht eiser daartoe per 9 november 2023 nog niet in staat. De verzekeringsarts b&b heeft de maatgevende arbeid aangeduid met de functie(s) ‘planner en administratief medewerker’. Het UWV heeft vervolgens in het bestreden besluit het bezwaar van eiser gegrond verklaard, het ziekengeld per 9 november 2023 ongewijzigd voortgezet en dit per 8 april 2024 beëindigd.

Beoordelingskader

5. In artikel 19, eerste lid, van de ZW, is bepaald dat de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek, recht heeft op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid. [2]
5.1.
In artikel 19, vijfde lid, van de ZW is – voor zover hier van belang – bepaald dat voor een verzekerde die geen werkgever heeft onder ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wordt verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid. [3]
5.1.1.
Het vijfde lid van artikel 19 van de ZW is geschreven met het doel om voor een zogenoemde vangnetter, een verzekerde zonder werkgever, het begrip “zijn arbeid” te verruimen door, in het geval sprake is van bijzondere aspecten van het werk die aan een werkhervatting in de weg staan, deze buiten beschouwing te laten. Gelet op dit doel, dienen alleen bijzondere verzwarende aspecten van het laatst verrichte werk buiten beschouwing gelaten te worden. Bijzondere verlichtende aspecten van de laatste functie en situatieve omstandigheden dienen niet buiten beschouwing gelaten te worden. [4]

Beoordeling door de rechtbank

De maatgevende arbeid
6. Eiser betoogt in beroep dat het UWV geen juiste toepassing heeft gegeven aan de in artikel 19, vijfde lid, van de ZW neergelegde maatstaf “zijn arbeid die vereist, dat wordt getoetst aan werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid. Het UWV heeft ten onrechte verlichtende werkomstandigheden aangenomen en deze meegewogen. Van verlichtende werkomstandigheden is volgens eiser in zijn geval geen sprake, omdat de omstandigheden niet in de werkzaamheden zelf zijn gelegen, maar in de situatie waarin de bedrijfsvoering van de werkgever was geraakt, nu er geen transportvergunning werd afgegeven. Eiser verwijst hiervoor naar de uitspraak van de CRvB van 20 september 2017. [5]
6.1.
Deze beroepsgrond van eiser slaagt niet. De rechtbank zal hieronder uitleggen waarom dat zo is.
6.1.1
Uit de arbeidsanamnese die de verzekeringsarts b&b tijdens de hoorzitting bij eiser heeft afgenomen en die hij heeft opgenomen in zijn rapport van 4 april 2024 komt naar voren dat eiser tijdens zijn dienstverband nauwelijks concrete werkzaamheden heeft verricht, maar dat het dienstverband bestond in afwachting van een transportvergunning. Toen deze er uiteindelijk niet bleek te komen, is het dienstverband middels een vaststellingsovereenkomst beëindigd. De taken die eiser (anamnestisch) wel heeft verricht, bestonden uit het zoeken naar mogelijke opdrachten voor de werkgever, thuis achter zijn computer. Op basis van de arbeidsanamnese heeft de verzekeringsarts b&b geconcludeerd dat het taken betrof die geen fysieke belasting vergden, anders dan het gebruik van toetsenbord/muis en beeldscherm. Verder zijn er, zo heeft de verzekeringsarts b&b vastgesteld, ook geen aanwijzingen dat de taken gepaard gingen met een aanzienlijke mentale belasting in de vorm van bijvoorbeeld een hoog tempo/tijdsdruk, complexiteit of conflicthantering.
De rechtbank heeft geen reden om niet uit te gaan van deze arbeidsanamnese.
6.1.2.
De verzekeringsarts b&b heeft op basis van de anamnese terecht verlichtende werkomstandigheden aangenomen en deze terecht meegenomen in de beoordeling van de vraag of eiser geschikt is voor de maatgevende arbeid. Van een situatie vergelijkbaar met de situatie die zich voordeed in de uitspraak van de CRvB waarop eiser zich beroept, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. In de zaak die centraal stond in deze uitspraak van de CRvB was sprake van een verlichting, die niet in de werkzaamheden zelf was gelegen maar in de situatie waarin de werkgever terecht was gekomen qua bedrijfsvoering (afname van werkzaamheden). Daarvan is in de zaak van eiser geen sprake. De verlichtende omstandigheden hebben betrekking op de manier waarop de werkzaamheden werden verricht. Dat de werkzaamheden werden verricht in afwachting van de verkrijging van een transportvergunning maakt dat niet anders.
6.2.
Eiser vindt bovendien dat er in de maatgevende arbeid sprake is van een aanzienlijke mentale belasting, omdat zijn werkgever veel druk op hem zette om nieuwe opdrachten te vinden voor het bedrijf en daarmee zijn salaris terug te verdienen. Dat de werkzaamheden enkel bestonden uit het zoeken naar nieuwe opdrachten klopt volgens hem niet. Eiser verrichtte ook planningswerkzaamheden. De werkzaamheden vergden een hoge mate van concentratie, aldus eiser.
6.2.1.
De rechtbank begrijpt dit betoog van eiser aldus, dat eiser van mening is dat deze aspecten gewoonlijk kenmerkend waren voor de functie. Nu eiser deze aspecten tijdens de hoorzitting evenwel niet heeft benoemd, terwijl hij op dat moment nadrukkelijk werd bevraagd over de (inhoud van) zijn werkzaamheden en de omstandigheden waaronder deze werden verricht, kunnen deze omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank niet (alsnog) worden meegewogen in de maatstaf arbeid.
De zorgvuldigheid van het onderzoek
7. Eiser betoogt verder dat het bestreden besluit op onzorgvuldige wijze is voorbereid.
7.1.
Deze beroepsgrond van eiser slaagt niet. De primaire arts en de verzekeringsarts b&b hebben naar het oordeel van de rechtbank met de onderzoeksactiviteiten die zij hebben verricht en die zijn weergegeven in overwegingen 4 en 4.1 op zorgvuldige wijze onderzoek verricht. De (verzekerings)artsen hebben de klachten en beperkingen op inzichtelijke wijze in kaart gebracht, zodat de niet nader onderbouwde stelling van eiser dat onvoldoende onderzoek is verricht naar zijn beperkingen, niet kan worden gevolgd. In het rapport van 4 april 2024 heeft de verzekeringsarts b&b alle door eiser in bezwaar ingebrachte medische stukken op kenbare wijze in de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts b&b heeft tijdens de hoorzitting bovendien een aanvullende arbeidsanamnese afgenomen, dit verwerkt in het rapport en – alle informatie overziend – beoordeeld of eiser met zijn beperkingen de maatgevende arbeid kan verrichten. Waarin, anders dan in het voorgaande, de onzorgvuldigheid volgens eiser is gelegen, heeft hij niet gesteld en onderbouwd.
Belastbaarheid
8. Eiser voert in beroep aan dat (de ernst van) zijn medische klachten en daarmee (de ernst van) zijn beperkingen door het UWV zijn onderschat. Eiser vindt dat hij ook op 8 april 2024 nog niet hersteld was van zijn klachten.
9. De verzekeringsarts b&b heeft het – zoals hij zelf in het rapport van 4 april 2024 opmerkt – met enig voordeel van de twijfel plausibel geacht dat eiser op de datum in geding niet volledig geschikt was voor de maatgevende arbeid als gevolg van zijn visuele klachten. Uit de brief van de oogarts blijkt namelijk een vrij snelle toename van visuele klachten in de maanden rond de ziekmelding, als gevolg van cataract. Aan deze aandoening is eiser in november 2023 geopereerd. Het herstel hiervan is zonder problemen verlopen en op dit moment zijn er geen redenen meer om specifieke visuele beperkingen aan te nemen. Dit betekent dat er ook geen beperkingen meer aan de orde zijn voor gebruik van toetsenbord/muis en beeldschermwerk, aldus de verzekeringsarts b&b.
Ten aanzien van de voetklachten is het duidelijk dat eiser nog beperkt is in zijn mobiliteit. Echter, omdat de werkzaamheden thuis werden verricht en zittend werden uitgevoerd, is dit volgens de verzekeringsarts b&b niet belemmerend voor het verrichten van het laatste werk.
Voor de rugklachten geldt dat er geen aanwijzingen zijn dat deze leiden tot objectiveerbare beperkingen. Hetzelfde geldt voor de tumor in de mondholte, die goedaardig was en succesvol is verwijderd, aldus de verzekeringsarts b&b.
De geheugenproblematiek bestond al ruimschoots vóór datum ziekmelding en ook al voor aanvang dienstverband, aldus de verzekeringsarts b&b. Er zijn geen aanwijzingen dat deze zijn toegenomen, zodat arbeidsongeschiktheid als gevolg van deze klachten niet aan de orde kan zijn.
De psychische klachten worden door de psycholoog van Mindfit geduid als “aanwijzingen voor een stemmingsstoornis”. Een specifieke diagnose is niet gesteld. De bevindingen bij onderzoek in bezwaar wijzen volgens de verzekeringsarts b&b zeker op het bestaan van diverse psychosociale stressfactoren, waarbij het ook aannemelijk is dat de ervaren gezondheidsproblemen hieraan een bijdrage leveren. Anderzijds stelt de verzekeringsarts b&b vast dat de behandeling tot het moment van het onderzoek in bezwaar niet gestart is en dat de bevindingen nu zeker niet wijzen op het bestaan van ernstige problematiek. Dit brengt de verzekeringsarts b&b tot de conclusie dat de psychische klachten geen aanleiding geven tot het aannemen van arbeidsongeschiktheid voor de maatgevende arbeid, ook al niet vanwege de minimale mentale belasting in dit werk.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b op inzichtelijke en navolgbare wijze heeft gemotiveerd hoe hij tot het medisch oordeel over de visuele problematiek, de voetklachten, de rugklachten, de geheugenproblematiek en de psychische problematiek is gekomen. In wat eiser in beroep naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van de medische beoordeling van eisers problematiek en aan de conclusie van de verzekeringsarts b&b over de geschiktheid voor de maatstaf arbeid te twijfelen.
9.1.1
In beroep heeft eiser een aantal verklaringen in de procedure ingebracht. Op de zitting is gebleken dat deze stukken vanwege praktische problemen niet ter beoordeling aan de verzekeringsarts b&b zijn doorgeleid. De rechtbank ziet geen aanleiding om het onderzoek te heropenen om de stukken alsnog door de verzekeringsarts b&b te laten beoordelen. De rechtbank zal dat hieronder uitleggen.
9.2.
Eiser voert in beroep aan dat hij op 8 april 2024 nog steeds visuele beperkingen had, veroorzaakt door storende lichtflitsen en zwarte vlekken. Volgens de oogarts kan het herstel wel zes tot acht maanden vergen, aldus eiser. Eiser betoogt dat hij hierdoor problemen ondervindt met lezen en computerwerkzaamheden.
De rechtbank stelt vast dat eiser niet aan de hand van een medische verklaring de volgens hem op 8 april 2024 nog bestaande visuele klachten en de door hem gestelde prognose wat betreft de duur van het herstel heeft onderbouwd. Dat eiser door deze klachten op 8 april 2024 nog beperkt was en niet geschikt voor de maatstaf arbeid heeft hij daarom niet aannemelijk gemaakt.
De door eiser in beroep overgelegde (onvertaalde) uitdraai in de Turkse taal van oogmedicatie heeft – afgaand op de data van verstrekking van de medicatie –, geen betrekking op de datum in geding. Datzelfde geldt voor het in beroep door eiser ingebrachte rapport in de Turkse taal met de titel “Göznuru Göz Hastanesi” van 22 april 2025. Om die reden zijn deze twee in beroep overgelegde verklaringen niet relevant voor de beoordeling in beroep.
9.3.
De door eiser gestelde toename van geheugenklachten heeft eiser evenmin onderbouwd met een medisch stuk waaruit die toename blijkt. Voor eisers stelling dat hij meer beperkingen heeft in verband met zijn fysieke klachten ontbreekt eveneens een medische onderbouwing. Eiser heeft in beroep een brief in de Turkse taal, voorzien van een vertaling, van een specialist orthopedie en traumatologie overgelegd, die betrekking heeft op de voetproblematiek. Uit deze verklaring kan evenwel niet zonder meer worden afgeleid dat deze betrekking heeft op de datum in geding, zodat deze verklaring in de beoordeling geen betekenis kan hebben.
9.4.
Eiser voert ten slotte nog aan dat hij op 8 april 2024 ook nog steeds te kampen had met een depressieve stoornis en PTSS. In beroep heeft eiser ter onderbouwing hiervan een brief van LiV Ziekenhuis van 8 april 2025 en een ongedateerde brief van de psychiater, beide opgesteld in de Turkse taal en voorzien van een vertaling, in de procedure ingebracht. De rechtbank constateert dat deze stukken betrekking hebben op dezelfde psychische problematiek die door de verzekeringsarts b&b in de beoordeling is betrokken. Echter, uit deze verklaringen kan niet worden opgemaakt dat de klachten te relateren zijn aan de datum in geding. Reeds daarom kan uit deze verklaringen ook niet worden opgemaakt dat de psychische situatie van eiser op de datum in geding ernstiger is dan door de verzekeringsarts b&b is aangenomen.
10. De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat het UWV eiser op de datum in geding, 8 april 2024, gelet op zijn belastbaarheid terecht geschikt heeft geacht voor de maatgevende arbeid.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit stand houdt en eisers ziekengeld op goede gronden per 8 april 2024 is beëindigd. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. de Vries, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bij brief van 8 april 2024 heeft het UWV aan eiser bericht voornemens te zijn het ziekengeld per 9 november 2023 voor te zetten en per 8 april 2024 te beëindigen.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 26 januari 2024, ECLI:NL:CRVB:2023:179.
3.Zie de in noot 2 genoemde uitspraak van de CRvB.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 13 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3572 en 20 oktober 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2272.