ECLI:NL:CRVB:2022:2272
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van ZW-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een ZW-uitkering aan betrokkene, die als junior productmanager werkzaam was bij appellante. Betrokkene had haar dienstverband opgezegd per 1 augustus 2018, maar zich op 18 juni 2018 ziek gemeld. Het Uwv kende haar een ZW-uitkering toe, maar appellante was het hier niet mee eens en stelde dat betrokkene een benadelingshandeling had gepleegd door haar arbeidsovereenkomst op te zeggen terwijl zij al arbeidsongeschikt was.
De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv de juiste maatstaf had gehanteerd bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeerde dat betrokkene haar arbeidsovereenkomst niet had opgezegd op een moment dat de arbeidsongeschiktheid al was ingetreden, en dat er geen sprake was van een benadelingshandeling. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de toekenning van de ZW-uitkering op goede gronden was gedaan.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de voorwaarden waaronder een ZW-uitkering kan worden toegekend. De Raad volgde de eerdere overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de argumenten van appellante niet voldoende waren om de beslissing van het Uwv te weerleggen.