In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 augustus 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagden]. De zaak betreft de opzegging van een aannemingsovereenkomst met een vaste aanneemsom door [gedaagden]. De rechtbank heeft in het tussenvonnis geoordeeld dat [gedaagden] de overeenkomst heeft opgezegd en dat [eiseres] aanspraak maakt op de resterende aanneemsom van € 104.227,39. Echter, de rechtbank heeft ook vastgesteld dat de omvang van de besparingen die [eiseres] heeft gerealiseerd nog niet kan worden vastgesteld. De rechtbank heeft [eiseres] de gelegenheid gegeven om onderbouwde informatie te verschaffen over de besparingen, zodat de vordering kan worden vastgesteld. De rechtbank heeft benadrukt dat [eiseres] een belangrijke mededelingsplicht heeft en dat de stelplicht en bewijslast voor de besparingen op [gedaagden] rusten. De rechtbank heeft verder aangegeven dat als [eiseres] niet slaagt in het aanleveren van de gevraagde informatie, de vergoeding zal worden vastgesteld op basis van een rapport van [naam 1]. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en zal op 10 september 2025 weer op de rol komen voor het nemen van een akte door [eiseres].