ECLI:NL:RBGEL:2025:7092

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
AWB - 24_4647
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht niet-ontvankelijk verklaard bezwaar tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 22 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van Tribuut. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 7 maart 2023 aan de belanghebbende is opgelegd. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van de belanghebbende op 28 februari 2024 niet-ontvankelijk, omdat de belanghebbende niet tijdig bezwaar had gemaakt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de naheffingsaanslag pas bekend was gemaakt op 8 april 2023, toen een duplicaat werd verzonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende binnen de wettelijke termijn van zes weken bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank heeft besloten om zelf in de zaak te voorzien, omdat de heffingsambtenaar de bezwaargronden al inhoudelijk had beoordeeld. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd, maar de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak in stand gelaten, wat betekent dat de naheffingsaanslag met de daarin genoemde bedragen blijft bestaan. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en het griffierecht vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/4647

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de heffingsambtenaar van Tribuut, de heffingsambtenaar.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 28 februari 2024.
De heffingsambtenaar heeft op 7 maart 2023 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] ter hoogte van € 75,20 opgelegd. Dit bedrag omvat € 2,30 aan parkeerbelasting en € 72,90 aan kosten van de naheffingsaanslag.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. Hij heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 31 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: [persoon A], namens de heffingsambtenaar.
Belanghebbende noch gemachtigde zijn zonder bericht van verhindering verschenen. Gemachtigde procedeert vrijwillig digitaal (via Digitale Toegang) bij de rechtbank. De rechtbank heeft gemachtigde op 13 mei 2025 via Digitale Toegang onder vermelding van tijd en plaats uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van de zitting op 31 juli 2025. De rechtbank heeft op 14 mei 2025 om 09:41 uur een geautomatiseerd notificatiebericht gestuurd aan het opgegeven e-mailadres met daarin de mededeling dat de uitnodiging voor de zitting is geplaatst in het digitale dossier. Gemachtigde heeft de uitnodiging voor de zitting aldus op 14 mei 2025 ontvangen, dan wel wordt geacht die dan te hebben ontvangen. [1] De rechtbank is van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op de juiste wijze en tijdig is aangeboden.
Feiten
1. De auto van belanghebbende, een Citroen C1 met kenteken [kentekennummer] (de auto), stond op 7 maart 2023 omstreeks 08:58 uur geparkeerd op de [locatie] te [plaats]. Bij controle door een parkeercontroleur is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting is betaald. De heffingsambtenaar heeft daarom de naheffingsaanslag opgelegd. De naheffingsaanslag was bevestigd onder de ruitenwisser.
2. Op 8 april 2023 heeft de heffingsambtenaar een duplicaat van de naheffingsaanslag toegezonden aan belanghebbende.
3. Op 10 mei 2023 is bezwaar gemaakt. Gemachtigde is op 26 februari 2024 gehoord. Het bezwaar is op 28 februari 2024 niet-ontvankelijk verklaard. In zijn uitspraak heeft de heffingsambtenaar ook (ten overvloede) beslist op de gronden van bezwaar.
4. Belanghebbende heeft op 9 april 2024 beroep ingesteld bij de rechtbank. Als beroepsgrond heeft belanghebbende alleen aangevoerd dat hij ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Hij heeft daarbij onder andere verzocht om de zaak terug te wijzen naar de heffingsambtenaar.
5. De heffingsambtenaar heeft in zijn verweerschrift subsidiair verzocht om de zaak inhoudelijk te behandelen indien het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de uitspraak op bezwaar ambtshalve een inhoudelijke heroverweging bevat. Hij heeft ook een inhoudelijk verweer gevoerd.
6. Het verweerschrift inclusief bijlagen is op 6 maart 2025 in het digitale dossier geplaats. Dezelfde dag is een notificatie e-mail verzonden naar het aan het digitale dossier gekoppelde e-mailadres van gemachtigde.
7. Gemachtigde heeft niet schriftelijk gereageerd op het verweerschrift. Hij is ook niet ter zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
9. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk verklaart?
10. Belanghebbende stelt dat hij geen naheffingsaanslag heeft aangetroffen onder de ruitenwisser van de auto. Kennelijk is deze weggewaaid of door een voorbijganger meegenomen. Het besluit is daarom pas bekend gemaakt door de ontvangst van het duplicaat op 8 april 2023. Binnen zes weken daarna is bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft hem daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
11. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb bepaalt dat die termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
12. De rechtbank overweegt als volgt. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat gemachtigde in zaken waarin belanghebbende niet-ontvankelijk wordt verklaard altijd aanvoert dat de naheffingsaanslag is weggewaaid of meegenomen. Deze handelswijze doet de geloofwaardigheid van gemachtigde geen goed. Zo heeft de heffingsambtenaar in deze zaak aan de hand van de windkrachtgegevens van het KNMI met een bladblazer geoordeeld dat een achter de ruitenwisser geklemde naheffingsaanslag op 7 maart 2023 niet kan wegwaaien. Echter, de rechtbank kan in dit concrete geval niet vaststellen dat de naheffingsaanslag niet door iemand is meegenomen en daarom kan zij ook niet vaststellen dat de naheffingsaanslag op 7 maart 2023 bekend is gemaakt. De rechtbank komt dus tot het oordeel dat de naheffingsaanslag pas bekend is gemaakt bij het verzenden van het duplicaat op 8 april 2023. Nu binnen zes weken vanaf die datum bezwaar is gemaakt, is belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is in zoverre gegrond.
13. Ingeval een bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, dient de zaak in beginsel te worden teruggewezen naar de heffingsambtenaar. Hiervan kan worden afgeweken indien daarvoor een goede grond bestaat, bijvoorbeeld omdat partijen aandringen op een inhoudelijke beoordeling of indien duidelijk is dat belanghebbende niet wordt benadeeld doordat de rechter zelf in de zaak voorziet. [2]
14. Ondanks dat belanghebbende heeft verzocht om terugwijzing en niet op de inhoudelijke aspecten van de zaak heeft gereageerd, ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
15. De heffingsambtenaar heeft ten overvloede de bezwaargronden inhoudelijk beoordeeld. Hierbij is belanghebbende gehoord en dus in staat gesteld zijn bezwaargronden nader toe te lichten. Een terugwijzing levert in dat geval alleen een herhaling van zetten op. Van gemachtigde, die op professionele basis rechtsbijstand verleent, mag worden verwacht dat hij inziet dat een terugwijzing in dit geval alleen leidt tot vertraging in de procedure. De terugwijzing dient dus niet het belang van belanghebbende, maar alleen het belang van gemachtigde om de procedure te rekken en meer proceshandelingen te verrichten zodat hij hogere vergoedingen kan krijgen.
16. Het voorgaande geldt des te meer nu de heffingsambtenaar expliciet heeft verzocht om een inhoudelijke beslissing en daartoe ook inhoudelijke standpunten heeft ingenomen. Van een professionele gemachtigde mag worden verwacht dat hij kennis neemt van het procesdossier en dus op de hoogte is van dit verzoek én de inhoudelijke standpunten. Gemachtigde heeft ervoor gekozen om hier niets mee te doen. Hij heeft geen nader stuk ingediend en ook is hij niet ter zitting verschenen. Nu sprake is van een professionele gemachtigde is de rechtbank van oordeel dat het niet innemen van inhoudelijke standpunten, gelet op deze gang van zaken, voor zijn eigen rekening en risico dient te komen. De rechtbank zal daarom het belang van belanghebbende voorop stellen en de naheffingsaanslag beoordelen.
16. De rechtbank stelt vast de [locatie] in de Verordening parkeerbelastingen gemeente Zutphen 2023 is opgenomen als gebied waar betaald moeten worden om te parkeren. Ter plaatse wordt dat aangegeven door middel van bebording, waarvan de heffingsambtenaar foto’s heeft overgelegd. Belanghebbende moest dus weten dat op en rondom de [locatie] een betaald parkeerregime geldt. Nu belanghebbende geen parkeerbelasting heeft voldaan, is de naheffingsaanslag terecht opgelegd.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is gegrond, uitsluitend omdat het bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De bestreden uitspraak moet worden vernietigd. Gelet op wat verder is overwogen over de naheffingsaanslag parkeerbelasting zal de rechtbank bepalen dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak geheel in stand blijven. Dit betekent dat de naheffingsaanslag met de daarin genoemde bedragen in stand blijft. Omdat het beroep gegrond is, krijgt belanghebbende een vergoeding in zijn proceskosten. Ook zal de rechtbank bepalen dat hij het griffierecht vergoed krijgt.
19. De rechtbank vindt aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,5 omdat gemachtigde alleen is ingegaan op de niet-ontvankelijkverklaring. [3] Voor een vergoeding van kosten voor bezwaar is geen aanleiding omdat de rechtsgevolgen van de bestreden uitspraak op bezwaar in stand blijven.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak op bezwaar in stand blijven;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 453,50;
  • draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 51 aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.L. Heldens, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.H. den Blaauwen-Jansen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030,
6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Hoge Raad 31 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:160.
2.Hoge Raad 9 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX7330.
3.Vgl. Richtsnoer proceskostenvergoeding belastingkamers gerechtshoven 2024, neergelegd in de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 augustus 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:5335.