ECLI:NL:RBGEL:2025:7100

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
05/211177-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens openlijke geweldpleging na vechtpartij op Bunckmanplein te Voorthuizen

Op 22 augustus 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging. De zaak vond zijn oorsprong in een vechtpartij die plaatsvond op 31 maart 2023 op het Bunckmanplein te Voorthuizen. De officier van justitie stelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, in vereniging geweld had gepleegd tegen meerdere slachtoffers. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verdachte niet aanwezig was bij de eerdere geweldshandelingen die door medeverdachten werden gepleegd en dat zijn bijdrage aan het geweld onvoldoende was om te spreken van 'in vereniging' geweld plegen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde openlijke geweldpleging, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij wist van het eerdere geweld en zijn enige handeling niet voldeed aan de vereisten voor openlijke geweldpleging. De benadeelde partij, [slachtoffer 2], die een schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kwam. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en vond plaats in Arnhem.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem/Zutphen
Parketnummer: 05/211177-23
Datum uitspraak : 22 augustus 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1967 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsvrouw: mr. L. Snel, advocaat in Amsterdam
officier van justitie: mr. I. Blonk
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 maart 2023 te Voorthuizen, althans in Nederland
openlijk, te weten op of aan het Bunckmanplein,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere perso(o)n(en), te weten
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3]
door
- meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen het hoofd/gezicht, althans het lichaam van een of meerdere voornoemde personen te slaan/stompen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) aan/tegen het lichaam van een of meerdere vernoemde personen te trekken en/of te duwen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) een duwstoot tegen het lichaam van een of meerdere voornoemde personen te geven en/of
- meerdere malen, althans eenmaal met een schroevendraaier, althans een scherp/met puntig voorwerp, te steken en/of te prikken richting een of meerdere vernoemde personen en/of
- een kopstoot tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] te geven.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De feiten
Op 31 maart 2023 heeft een vechtpartij plaatsgevonden op het Bunckmanplein te Voorthuizen. Daarbij waren twee groepen betrokken, namelijk enerzijds [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] en anderzijds [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . De politie heeft in het proces-verbaal het gepleegde geweld opgedeeld in drie elkaar opvolgende fasen. Tussen die fasen is het steeds even min of meer rustig. Die onderverdeling in fasen houdt de rechtbank ook aan in de vonnissen.
Fase 1
[medeverdachte 2] komt aan bij zijn geparkeerde auto. Hij duwt de achterdeur van de naast hem geparkeerde werkbus van de gebroeders [slachtoffers] dicht. Als [medeverdachte 2] zijn auto achteruit rijdt, doet de inmiddels weer gearriveerde [slachtoffer 2] op dat moment de deur van de werkbus weer open en vervolgens weer een beetje dicht als hij ziet dat [medeverdachte 2] achteruit rijdt. Hierop ontstaat er een woordenwisseling tussen beiden en stapt [medeverdachte 2] uit zijn auto. De mannen staan dicht tegen elkaar, waarop [medeverdachte 2] met zijn hoofd een plotselinge beweging maakt richting [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] deinst achteruit en pakt [medeverdachte 2] vast waarop [medeverdachte 2] met zijn rechtervuist uithaalt naar het gezicht en borst van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] slaat of duwt op de borst van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] haalt op dat moment met zijn hand/vuist uit naar het gezicht van [slachtoffer 2] . Deze fase eindigt doordat [naam] (de vriendin van [medeverdachte 2] ) tussen beiden komt.
Fase 2
[slachtoffer 3] loopt naar de bestuurderszijde van de zwarte BMW waar [medeverdachte 2] in zit en slaat [medeverdachte 2] vrijwel direct met zijn hand/vuist. [medeverdachte 2] komt uit zijn auto, [slachtoffer 1] voegt zich er ook bij, waarna verdachte naar de kofferbak van zijn auto loopt en daarin bezig is. [slachtoffer 1] geeft [medeverdachte 2] een duw. Even later staan [medeverdachte 2] en [slachtoffer 3] tegenover elkaar en haalt [slachtoffer 3] ineens uit met zijn linker vuist/hand naar [medeverdachte 2] . [slachtoffer 2] valt dan [medeverdachte 2] aan, die terugslaat. Ter zitting heeft de rechtbank waargenomen op de stilgezette videobeelden dat [medeverdachte 2] iets in zijn rechterhand heeft, dat uitsteekt. [slachtoffer 1] trapt [medeverdachte 2] drie keer met zijn rechtervoet tegen zijn linkerbeen. [slachtoffer 1] pakt hierna een waterpas uit de werkbus en loopt hiermee richting [medeverdachte 2] . Zijn broers houden hem tegen en [slachtoffer 3] pakt de waterpas over. [slachtoffer 3] slaat hierna [medeverdachte 2] meermaals met de waterpas, op zijn linker bovenbeen, op/richting het hoofd, linker bovenarm, nek en rug. [slachtoffer 2] slaat met een vuist op de kaak/wang van [medeverdachte 2] . Vervolgens haalt [slachtoffer 3] weer uit met de waterpas en raakt [medeverdachte 2] dan achter in zijn nek die daarop naar de grond zakt en dan weer van [slachtoffer 3] een klap met de waterpas op zijn rug krijgt.
Fase 3
[verdachte] komt in de auto aan, stapt uit en loopt in versnelde pas naar de werkbus waar [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] staan. [slachtoffer 2] heeft inmiddels twee vlakspanen uit de werkbus gepakt. [slachtoffer 3] heeft de waterpas nog in zijn hand. Er wordt gesproken tussen hen. [verdachte] zet hierna zijn auto weg en komt vervolgens weer in versnelde pas richting [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gelopen en wordt dan tegengehouden door een omstander. Vervolgens komt er nog een auto aan waar [medeverdachte 1] uit stapt. [medeverdachte 1] wil doorlopen in de richting van de [slachtoffers] maar wordt tegengehouden door twee mannen. [medeverdachte 1] duwt een man opzij. Alle betrokkenen staan bij elkaar nabij de werkbus. [slachtoffer 1] pakt een afrijlat uit de werkbus, heft deze met beide handen boven zijn hoofd en slaat er vervolgens mee de groep in. [slachtoffer 3] heft de waterpas boven zijn hoofd en slaat ermee. [verdachte] duwt of slaat [slachtoffer 1] naar achteren. [slachtoffer 3] geeft [verdachte] een klap op zijn hoofd met de waterpas, waarop [verdachte] valt. Daarna geeft [slachtoffer 3] hem nog een klap, terwijl [verdachte] al op de grond ligt. [slachtoffer 2] maakt een slaande beweging naar [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] slaat met de afrijlat. [medeverdachte 2] pakt [slachtoffer 1] vast en duwt hem. [slachtoffer 3] heft dan de waterpas weer boven zijn hoofd en slaat naar iemand, niet te zien is naar wie. [medeverdachte 2] is in gevecht met [slachtoffer 1] . [medeverdachte 1] is in gevecht met [slachtoffer 2] en heeft [slachtoffer 2] omklemd met zijn beide armen. [slachtoffer 2] slaat zeven keer met de zijkant van de vlakspaan op het hoofd van [medeverdachte 1] . [slachtoffer 3] geeft [medeverdachte 2] een klap met de waterpas op zijn rechter bovenbeen. [medeverdachte 2] heeft de afrijlat van [slachtoffer 1] vast en krijgt vervolgens weer een klap van [slachtoffer 3] met de waterpas. [medeverdachte 2] valt op de grond en tijdens zijn val is te zien dat [slachtoffer 3] [medeverdachte 2] nogmaals slaat met de waterpas en nogmaals een slaande beweging naar [medeverdachte 2] maakt die dan al op de grond ligt. Dit doet hij nog drie keer.
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste jurisprudentie volgt dat van het “in vereniging” plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die “in vereniging” geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
(HR 7 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH9029, HR 13 oktober 2015,ECLI:NL:HR:2015:3029)
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat [medeverdachte 2] in fase 1 zelf geweld heeft gepleegd. Daar waren verdachte en [medeverdachte 1] niet bij aanwezig. Wat betreft fase 1 kan dus geen sprake zijn van in vereniging geweld plegen en dus ook niet de ten laste gelegde openlijk geweldpleging.
Hetzelfde geldt voor fase 2. [medeverdachte 2] werd hier niet bijgestaan door anderen en heeft weliswaar handelingen verricht met een puntig voorwerp in zijn hand maar was in deze fase vooral bezig met het ontvangen van klappen van de andere partij.
Pas in fase 3 voegen verdachte en [medeverdachte 1] zich bij het conflict. De rechtbank gaat er, gelet op hun doelgerichte manier van lopen richting de andere partij, vanuit dat zij beiden door [medeverdachte 2] en/of zijn vriendin zijn opgeroepen en – door te komen en erop af te lopen, terwijl het duidelijk onrustig was – het conflict hebben opgezocht. Echter niet kan worden vastgesteld dat verdachte en [medeverdachte 1] , toen zij zich in het conflict mengden, wisten dat [medeverdachte 2] eerder al zelf geweld had gepleegd.
In fase 3 wordt er door zowel verdachte als [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] geduwd. De rechtbank stelt echter vast dat, buiten dat, verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vooral werden aangevallen door de [slachtoffers] . De enige daadwerkelijke geweldshandeling lijkt de klap/duw te zijn die verdachte aan [slachtoffer 1] heeft gegeven nadat deze met de afrijlat in de groep sloeg. Verdachte werd hierna gelijk uitgeschakeld door de klappen die hij kreeg van [slachtoffer 3] . [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben zich in deze fase vooral verweerd tegen het geweld van de [slachtoffers] . Deze ene klap door verdachte is bovendien onvoldoende om te kunnen spreken van in vereniging geweld uitoefenen. Daarmee komt de rechtbank niet tot het voor openlijke geweldpleging vereiste ‘in vereniging’ plegen van geweld.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank de onder feit 1 ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging tegen de broers [slachtoffers] niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 1.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De door [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] ingediende formulieren zijn blanco en worden buiten beschouwing gelaten. De benadeelde partij vordert € 15.000,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Snijders (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. A.J.H. Steenweg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. U. Posthumus, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 augustus 2025.
Mr. A.J.H. Steenweg en mr. U. Posthumus zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.