ECLI:NL:RBGEL:2025:7358

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 5362
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van procesrecht door belanghebbende in belastingzaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van belanghebbende tegen de aanslagen riool- en afvalstoffenheffing en de vastgestelde WOZ-waarden beoordeeld. Belanghebbende heeft jarenlang dezelfde, niet onderbouwde gronden aangevoerd en is niet verschenen op de zittingen. De rechtbank heeft eerder al geoordeeld dat belanghebbende misbruik maakt van procesrecht, wat heeft geleid tot eerdere veroordelingen in proceskosten. De rechtbank heeft de beroepen niet-ontvankelijk verklaard vanwege het structurele misbruik van procesrecht door belanghebbende, die geen inhoudelijke onderbouwing heeft gegeven voor zijn beroepen. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in zijn standpunt gevolgd en belanghebbende veroordeeld in de proceskosten van € 200. De uitspraak benadrukt dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepen, gezien het misbruik van procesrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 24/5362 en 24/9338.

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

in de zaken tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van Tribuut, de heffingsambtenaar.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitsprak op bezwaar van de inspecteur van 23 januari 2024 en 13 november 2024.
[locatie 1]
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak gelegen aan de [locatie 1] te [plaats] op waardepeildata 1 januari 2022 en 2023 vastgesteld op respectievelijk € 225.000 en € 235.000. Met deze waardevaststellingen is aan belanghebbende ook de aanslagen onroerendezaakbelastingen, riooheffing en afvalstoffenheffing van de gemeente Apeldoorn voor de jaren 2023 en 2024 opgelegd.
[locatie 2]
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak gelegen aan de [locatie 2] te [plaats] op waardepeildata 1 januari 2022 en 2023 vastgesteld op € 19.000. Met deze waardevaststellingen is aan belanghebbende ook de aanslag onroerendezaakbelastingen van de gemeente Apeldoorn voor de jaren 2023 en 2024 opgelegd.
De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 augustus 2025 op zitting behandeld. De heffingsambtenaar is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Belanghebbende is zonder kennisgeving niet verschenen. De griffier heeft belanghebbende bij aangetekende brief, verzonden op 17 juli 2025, aan belanghebbende op het adres [locatie 1] te [plaats], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Uit de gegevens van PostNL (track and trace) volgt dat deze brief op 24 juli 2025 is geweigerd. Vervolgens is de uitnodiging per gewone post verstuurd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op de juiste wijze en tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Beoordeling

1. De heffingsambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat in dit geval het instellen van beroep misbruik van procesrecht vormt vanwege de structurele wijze van procederen door belanghebbende. Belanghebbende dient jaarlijks bezwaar- en (hoger)beroepschriften in, verschijnt zonder kennisgeving niet op de geplande zitting, wraakt rechters geregeld en brengt voornamelijk niet ter zake doende en niet onderbouwde beschuldigingen van misdrijven in tegen de gemeente Apeldoorn, de heffingsambtenaar, politici en de rechtspraak. De bezwaar- en beroepsgronden zijn elk jaar hetzelfde en worden ook elk jaar verworpen. Dit gaat inmiddels al ruim 25 jaar op een vergelijkbare wijze.
2. De rechtbank beoordeelt of belanghebbende vanwege misbruik van procesrecht niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Juridisch kader
3. Op grond van artikel 3:13, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan degene aan wie een bevoegdheid toekomt, haar niet inroepen voor zover hij haar misbruikt. Als sprake is van misbruik van recht, dan wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Voor het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep wegens misbruik van recht zijn zwaarwichtige gronden vereist. Zwaarwichtige gronden zijn onder meer aanwezig wanneer rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn gebruikt zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij gegeven zijn, dat bij het gebruiken van die rechten of bevoegdheden sprake is van kwade trouw. [1] De wijze van procederen: de aangevoerde beroepsgronden
4. Belanghebbende komt in beroep tegen de beschikte waarde van de woning en de garagebox, alsmede tegen de aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing. De rechtbank stelt vast dat belanghebbende de door hem aangevoerde beroepsgronden op geen enkele wijze heeft onderbouwd en licht dat hieronder toe.
5. Ten aanzien van de beschikte waardes volstaat belanghebbende met de stelling dat zijn woning nooit goed is getaxeerd, terwijl uit de uitspraken van de rechtbank van 11 juli 2018 [2] en 14 februari 2020 [3] volgt dat de woning en de garage in het verleden wel zijn getaxeerd. Ook volstaat belanghebbende met de stelling dat de heffingsambtenaar geheim houdt in hoeverre de woning afwijkt van de gebruikte referentiewoningen, terwijl de heffingsambtenaar in beroep taxatierapporten en matrixen heeft overgelegd waaruit volgt met welke objecten de woning is vergeleken en in hoeverre met de onderlinge verschillen rekening is gehouden. Verder stelt belanghebbende zonder nadere onderbouwing dat uit de verkoopcijfers blijkt dat de waarde te hoog is vastgesteld, maar deze stelling ontbeert – gelet op de taxatiematrixes – feitelijke grondslag.
6. Ter zake van de rioolheffing en afvalstoffenheffing volstaat belanghebbende met het volgende:
“Over de rioolheffing wordt alleen maar onzin uitgekraamd en over het gesjacher met afval wordt ik van het kastje naar de muur gestuurd om met een kluitje in het riet te eindigen”. Enige inhoudelijke onderbouwing van de ingestelde beroepen ontbreekt.
De wijze van procederen: de aangevoerde gronden ten opzichte van eerdere procedures
7. De rechtbank stelt op basis van de uitspraken waarnaar de heffingsambtenaar verwijst en hetgeen haar in eerdere procedures van belanghebbende bekend is dat belanghebbende herhaaldelijk procedeert tegen de jaarlijkse aan hem door de heffingsambtenaar opgelegde aanslagen en genomen beschikkingen, terwijl hij geen andere gronden naar voren brengt dan die hij ook al in eerdere procedures naar voren heeft gebracht. [4]
8. Het gevolg hiervan is dat de rechtbank voor haar motivering is gaan verwijzen naar haar eerdere beslissingen. Desondanks heeft belanghebbende hierin geen aanleiding gezien om zijn wijze van procederen aan te passen of ter zitting te verschijnen om een nadere toelichting te geven. Wel heeft belanghebbende wederom hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraken. Het gerechtshof heeft de uitspraken bevestigd. [5]
De wijze van procederen: de overige inhoud van de beroepschrift
9. Verder stelt de rechtbank vast dat het overgrote deel van de beroepschriften teksten bevatten die als grievend moeten worden aangemerkt en die geen inhoudelijk verband houden met de in geding zijnde beschikkingen en aanslagen.
10. Belanghebbende schrijft onder meer:
“(…) de gemeentefunctionarissen kunnen niet op integere wijze met geld omgaan, zoals blijkt uit de zwendelpraktijken met roerende en onroerende goederen op kosten van de bevolking/ uit de beslissing blijkt heel duidelijk dat de heffingsambtenaar het als zijn voornaamste taak ziet om de misdadige gedragingen van de gemeente Apeldoorn met de mantel der liefde te bedekken”, “(…) de gemeente Apeldoorn vele financiële gaten moet dichten en bezuinigen niet in haar hoofd opkomt zolang de Apeldoorners bereid zijn om als melkkoeien te worden behandeld”.
11. Daarnaast schrijft belanghebbende onder andere
“De onderlaag van de bevolking heeft niks te verwachten van de overheid en de bovenlaag heeft niks te duchten. De overheid maakt voortdurend misbruik van recht. De ambtenaren de ministers, de politici, de rechters en hun handlangers zijn meer gericht op het eigen belang dan op het algemeen belang. Het is meer dan zonneklaar dat Nederland geen democratische rechtsstaat is, maar een slavenstaat voor de machteloze armen en een oligarchie en een plutocratie voor de machtige rijken”
12. Belanghebbende is al in eerdere uitspraken gewezen op zijn taalgebruik, zowel door de rechtbank als door het gerechtshof. [6] Dit heeft ertoe geleid dat beide instanties al aanleiding hebben gezien om belanghebbende te veroordelen in de proceskosten die de heffingsambtenaar heeft moeten maken. Dit is voor belanghebbende kennelijk geen aanleiding geweest om zijn wijze van procederen aan te passen.
De wijze van procederen: eerdere wrakingen
13. Volledigheidshalve stelt de rechtbank vat dat belanghebbende ook regelmatig wrakingsverzoeken indient. Met betrekking tot die verzoeken hebben zowel de rechtbank [7] als het gerechtshof [8] geoordeeld dat belanghebbende evident misbruik maakt van het wrakingsmiddel.
De wijze van procederen: conclusie
14. Alle bekende feiten en omstandigheden gewogen komt de rechtbank tot het oordeel dat de bevoegdheid om beroep in te stellen tegen een uitspraak in dit geval zodanig evident is gebruikt zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe die bevoegdheid gegeven is, dat bij het gebruiken van die rechten of bevoegdheden sprake is van kwade trouw. Belanghebbende moet ondertussen beseffen dat de wijze waarop hij procedeert niet door de beugel kan. De rechtbank zal daarom hier een streep trekken en de beroepen daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Proceskostenvergoeding
15. De heffingsambtenaar verzoekt de rechtbank belanghebbende te veroordelen in de proceskosten van € 200. Ook verzoekt hij een vergoeding van de, de kosten voor het bijwonen van de zitting en de reiskosten.
15. Nu sprake is van misbruik van procesrecht, ziet de rechtbank aanleiding om belanghebbende te veroordelen in de proceskosten van de heffingsambtenaar van € 200. Voor een vergoeding van de kosten voor het bijwonen van de zitting en de reiskosten bestaat geen aanleiding, omdat de heffingsambtenaar niet op zitting is verschenen en die kosten dus niet heeft gemaakt.

Conclusie en gevolgen

17. De beroepen zijn niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepen. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Wel wordt hij veroordeelt in de door de heffingsambtenaar gemaakte proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt belanghebbende in de proceskosten van de heffingsambtenaar tot een bedrag van € 200.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.L. Heldens, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Zeldenrust, griffier. Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 5 februari 2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:279 en Raad van State 23 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3447.
4.Rechtbank Gelderland 24 maart 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1602 en Rechtbank Gelderland 20 maart 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:1490.
5.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18 februari 2025, ECLI:NL:GHARL:968 en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 29 juli 2025, ECLI:NL:GHARL:4767.
6.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20 augustus 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6632 en Rechtbank Gelderland 24 maart 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1602.
7.Rechtbank Gelderland 3 april 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:2036.
8.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 22 juni 2021, ECLI: NL:GHARL:2021:6065.