In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 8 september 2025, wordt de vraag behandeld of een gebouw aan de [locatie] in [plaats 2] vergunningsvrij kan worden gebruikt voor bewoning. De eisers, de erven van [persoon A], hebben het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe gevraagd om een standpunt in te nemen over de mogelijkheid van permanent wonen in het gebouw. Het college heeft in een brief van 19 juni 2024 aangegeven dat permanente bewoning niet vergunningsvrij is en heeft geweigerd mee te werken aan de legalisering van de bewoning. De eisers zijn het hier niet mee eens en hebben bezwaar gemaakt, waarna zij rechtstreeks beroep hebben ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank oordeelt dat de brief van het college geen besluit is, maar een bestuurlijk rechtsoordeel. Hiertegen staat geen bezwaar of beroep open, waardoor de rechtbank zich onbevoegd verklaart om het beroep te behandelen. De rechtbank legt uit dat artikel 16.64a van de Omgevingswet geen grondslag biedt voor een procedure om voorafgaand aan de aanvraag van een omgevingsvergunning een voorvraag aan het college voor te leggen. De rechtbank benadrukt dat het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning de juiste weg is om duidelijkheid te krijgen over de vergunningsplicht van de bewoning.
De rechtbank concludeert dat zij zich onbevoegd verklaart, waardoor de inhoudelijke gronden niet aan de orde komen. De eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Verschuren, griffier.