ECLI:NL:RBGEL:2025:7617

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
C/05/401586 FA RK 22-302
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van omgangsverzoeken door de vader in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 september 2025 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure waarin de vader zijn verzoeken tot omgang met zijn kind intrekt. De rechtbank heeft in eerdere tussenbeschikkingen de situatie van de ouders en het kind, [minderjarige], beoordeeld. De vader heeft na drie jaar en vijf tussenbeschikkingen besloten om de omgang te beëindigen, wat de rechtbank verraste. De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat de beslissing van de vader mogelijk voortkomt uit de onduidelijkheid en het gebrek aan vertrouwen tussen de ouders. De moeder heeft geuit dat zij de vader niet vertrouwt, wat de vader heeft beïnvloed in zijn beslissing. De rechtbank heeft benadrukt dat het belang van [minderjarige] voorop staat en dat de contacten met de vader voor het kind prettig waren. De rechtbank heeft de vader aangeraden om zijn keuze te heroverwegen en met hulpverlening te bespreken, en heeft de moeder erop gewezen dat zij de communicatie met de vader moet blijven faciliteren. De rechtbank heeft de procedure gesloten omdat de vader zijn verzoeken heeft ingetrokken, maar heeft beide ouders geadviseerd om de situatie voor [minderjarige] zorgvuldig te blijven volgen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/401586 / FA RK 22-902
Datum uitspraak: 11 september 2025
beschikking
in de zaak van
[naam vader],
wonend in [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. C.H.J. Willemsen uit Arnhem,
en
[naam moeder],
wonend op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. B. Anik uit Arnhem.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 22 mei 2025 een tussenbeschikking gegeven. Daarna heeft zij nog de volgende stukken ontvangen:
  • het F9-formulier met bijlagen van mr. Willemsen van 14 juli 2025;
  • het F9-formulier met bijlagen van mr. Anik van 14 juli 2025;
  • het F9-formulier met bijlagen van mr. Willemsen van 3 september 2025.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het laatste bericht van mr. Willemsen heeft zij te kennen gegeven dat de vader de keuze heeft gemaakt dat hij de omgang met [minderjarige] beëindigt en zijn verzoeken intrekt. Dat betekent dat de procedure eindigt.
2.2.
De rechtbank is wat verrast door deze beslissing van de vader. Zij realiseert zich dat zij waarschijnlijk niet het hele verhaal kent, althans niet het hele verhaal van beide ouders. De aanleiding voor de beslissing van de vader lijkt te zijn dat de moeder (onder meer) heeft geuit dat zij hem niet vertrouwt en geen mogelijkheid ziet hem ooit nog te vertrouwen. Dit is enerzijds een heel eerlijke uiting van de moeder, maar tegelijkertijd ook heel hard en wellicht hier en daar onnodig kwetsend geweest naar de vader.
2.3.
Hoewel deze problematiek primair tussen partijen speelt en de manier waarop hun relatie is verlopen en geëindigd, begrijpt de rechtbank dat dit ook doorwerkt in de vervulling van de ouderrol van met name de vader. Het is voorstelbaar dat de vader hierdoor twijfels heeft gekregen of de moeder hem een werkelijke vaderrol zal toestaan. Daar komt dan bij dat er rond het laatste omgangsmoment klaarblijkelijk een aanvaring is geweest tussen de vader en de huidige partner van de moeder.
2.4.
Toch blijft het voor de rechtbank onduidelijk waarom de situatie voor de vader voelt als een strijd en waarom hij die meent te moeten opgeven. Als eerste (emotionele) reactie is dit nog wel begrijpelijk, maar alles afwegend zou een andere keuze wellicht meer voor de hand liggen. De rechtbank zal proberen dat uit te leggen.
2.5.
In het gesprek dat de kinderrechter in april met [minderjarige] had, is naar voren gekomen dat de contacten met de vader voor hem prettig verliepen. [minderjarige] zou graag op een andere plek contact willen hebben, bijvoorbeeld in het klimbos in [plaats] , en op termijn is er waarschijnlijk ruimte bij [minderjarige] om ook bij de vader thuis op bezoek te komen. Hij had daar zelf geen haast mee. Waar de vader meer dan eens heeft aangegeven graag meer of sneller te willen, heeft de rechtbank ervoor gekozen rekening te houden met het tempo dat [minderjarige] zelf aangaf, zonder dat dit doorslaggevend hoefde te zijn. Vanaf het begin van de procedure in 2022 heeft niet de wil van de vader, niet de wil van de moeder, niet de wil van [minderjarige] , maar het belang van [minderjarige] voorop gestaan. De ouders gingen daar wel eens wat wisselend mee om, maar er was contact en dat contact zelf verliep op zich goed. Daar komt bij dat de laatste stap - onbegeleid contact bij de vader thuis - nu in zicht was.
2.6.
Uit het gesprek met [minderjarige] is niet naar voren gekomen dat de onrust die er tussen de ouders tot dan toe ook al meermalen was geweest voor hem belastend was. Dus waar de ouders veel moeite bleven houden met elkaar te communiceren, laat staan afspraken te maken, was het contact tussen [minderjarige] en de vader vooral leuk - en in de ogen van de rechtbank waardevol - voor [minderjarige] . De ouders zijn dus beiden in staat gebleken hun onderlinge strubbelingen niet de boventoon te laten voeren in het contact tussen [minderjarige] en de vader. De rechtbank is ervan overtuigd geraakt dat de moeder in staat is geweest haar bezwaren tegen de vader zo veel mogelijk opzij te zetten in de communicatie met [minderjarige] en dat de vader in staat is geweest zijn gevoel over de beperkte medewerking die hij van de moeder ervoer opzij te zetten in zijn contacten met [minderjarige] . Het vertrouwen dat de ouders over en weer in elkaar missen, heeft de rechtbank op dit punt altijd in hen gehouden en is bevestigd in het gesprek van de kinderrechter met [minderjarige] . [minderjarige] wordt maar zeer beperkt belast met de situatie.
2.7.
Juist daarom zal het nu voor [minderjarige] een teleurstelling zijn als het contact met de vader eindigt. Ook al is zijn nieuwsgierigheid naar de vader beperkt, hij vond de contacten leuk. Als deze nu eindigen, zal dat (opnieuw) een verlieservaring voor hem zijn. Hoewel de vader met name tegenwerking zegt te hebben ervaren, is ook sprake geweest van contactopbouw met [minderjarige] . En hoewel de moeder zegt dat ze de vader niet wil vergeven voor wat hij haar heeft aangedaan en dat zij vindt dat de vader niet oprecht klinkt, heeft zij [minderjarige] wel de kans geboden zijn vader te leren kennen. Als [minderjarige] het gevoel zou hebben dat de vader hem nu in de steek laat, lijkt de moeder niet voldoende in staat dat gevoel bij hem weg te nemen. De consequenties van deze keuze van de vader kunnen daardoor verder strekken dan hij nu kan overzien.
2.8.
De rechtbank kan niet anders dan het dossier sluiten, omdat de vader zijn verzoeken heeft ingetrokken. Zij geeft de vader in overweging zijn keuze opnieuw te overdenken en met de hulpverlening te bespreken. Als dit hem niet op andere gedachten brengt, is het zaak om met de hulpverlening te kiezen voor een passende manier om [minderjarige] hierover te informeren. Ook de brief die de vader aan [minderjarige] wil schrijven moet met de hulpverlening worden afgestemd. Verder geeft de rechtbank de vader in overweging [minderjarige] af en toe een kaartje en bijvoorbeeld op zijn verjaardag een cadeautje te sturen. Op die manier kan hij toch nog enige betrokkenheid tonen en laten zien dat hij [minderjarige] niet uit zijn leven bant. Aan de moeder geeft de rechtbank mee dat het belangrijk is dat zij deze brief, kaartjes en eventuele cadeautjes bewaart, ook als [minderjarige] nu boos is op zijn vader. Onder die boosheid zal namelijk vooral verdriet zitten. Er kan een moment komen dat zijn nieuwsgierigheid weer gewekt wordt, en dan is het goed dat dergelijke zaken bewaard zijn gebleven.
2.9.
Tot slot wijst de rechtbank partijen erop dat de informatieregeling die zij in de beschikking van 30 september 2022 heeft vastgesteld nog steeds geldt. De moeder moet de vader dus eenmaal per twee maanden (en bij medische noodsituaties onmiddellijk) schriftelijk informeren over [minderjarige] . Het is niet de bedoeling dat zij vragen van de vader afwacht.

3.De beslissing

De rechtbank stelt vast dat de procedure door intrekking is geëindigd.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Eskes, (kinder)rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van L. Stoevenbelt, griffier op 11 september 2025.