ECLI:NL:RBGEL:2025:7700

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
C/05/452379 / HA RK 25-70
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor in een geschil tussen Bunq B.V. en Mediahuis NRC B.V. over onrechtmatige uitlatingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 1 september 2025 een beschikking gegeven waarin het verzoek van Bunq B.V. om een voorlopig getuigenverhoor is toegewezen. Bunq, een fintech bank met circa 12,5 miljoen rekeninghouders in Europa, heeft dit verzoek ingediend naar aanleiding van uitlatingen van een tech-consultant, [belanghebbende], die in een artikel van Mediahuis NRC B.V. kritiek heeft geuit op de bedrijfsvoering van Bunq. Bunq stelt dat deze uitlatingen onrechtmatig zijn en dat zij de deskundige als getuige wil horen om de basis van deze uitlatingen te verifiëren. De rechtbank oordeelt dat aan het verzoek geen afwijzingsgronden zijn verbonden en dat het belang van Bunq bij waarheidsvinding zwaarder weegt dan de belangen van NRC en [belanghebbende]. De rechtbank concludeert dat het verzoek voldoet aan de wettelijke vereisten en dat er geen sprake is van misbruik van procesrecht of een fishing expedition. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft een rechter-commissaris benoemd voor het getuigenverhoor.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer / rekestnummer: C/05/452379 / HA RK 25-70
Beschikking van 1 september 2025
in de zaak van
BUNQ B.V.,
hierna te noemen: Bunq,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
advocaten: mr. Chr.A. Alberdingk Thijm en mr. A.D. van Lunteren te Amsterdam,
tegen

1.[belanghebbende] ,

hierna te noemen: [belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
2.
MEDIAHUIS NRC B.V.
hierna te noemen: NRC,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster,
advocaat: mr. J.P. van den Brink te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 13 mei 2025, met 9 producties;
  • de oproepbrieven van 20 juni 2025;
  • de e-mail van 1 juli 2025 van mr. Van den Brink;
  • de e-mail van 3 juli 2025 van de rechtbank;
  • de mondelinge behandeling van 21 juli 2025, waar zijn verschenen:
  • namens Bunq: [naam 1] , hoofd juridische zaken, bijgestaan door mr. Alberdingk Thijm;
  • namens NRC: [naam 2] , adjunct-hoofdredacteur, bijgestaan door mr. Van den Brink;
  • de spreekaantekeningen van mr. Alberdingk Thijm;
  • de pleitnota van mr. Van den Brink.
[belanghebbende] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Bunq is een fintech bank, met circa 12,5 miljoen rekeninghouders in Europa. Zij staat onder toezicht van De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten.
2.2.
NRC is uitgever van diverse journalistieke media, waaronder dagblad NRC en nrc.nl.
2.3.
[belanghebbende] is tech-consultant / cyberexpert bij [bedrijf] , een tech-consultancybedrijf.
2.4.
Bij e-mail van 20 juni 2024 heeft [belanghebbende] aan NRC, voor zover van belang, het volgende bericht:

Zero trust en least privilege
De situatie bij Bunq laat zien dat fundamentele principes van cybersecurity en privacy volledig worden genegeerd. De gedachte van ‘zero trust’ - ervan uitgaan dat elk systeem kan worden misbruikt - en ‘least privilege’ - alleen de minimaal benodigde toegang verlenen - zijn buiten beschouwing gelaten.
Door werknemers ongefilterde toegang te geven tot alle klantdata, heeft bunq in feite één grote attack surface gecreëerd en dus een enorm beveiligingsrisico. Er zullen nieuwsgierige medewerkers zijn ,maar wanneer een persoon, account of systeem wordt gecompromitteerd, heeft een aanvaller vervolgens toegang tot de complete database met gevoelige bankgegevens. Dit kan met de juiste toegangscontroles en monitoring eenvoudig voorkomen worden.
Insider threats
Het gebrek aan controle verschaft cyberaanvallers een uitgelezen mogelijkheid voor insider threats. Medewerkers kunnen bewust worden geronseld of gerekruteerd met als doel toegang te verkrijgen tot informatie of de systemen. De eenvoudige beschikbaarheid van klantinformatie maakt Bunq een aantrekkelijk doelwit en cyber criminelen/organisaties weten dit. Het risico wordt nog groter door de snelle doorlooptijd van medewerkers en expats.
Monitoren
Hoewel het monitoren van activiteiten op systemen een basis cybersecurity-praktijk is, lijkt Bunq dit bewust op dit onderdeel achterwege te laten omwille van de bedrijfsfilosofie van Ah. Iedere login, toegang tot een account of zoekopdracht in de systemen worden of kunnen worden gelogd. Security tools kunnen hier direct waarschuwingen op afgeven en/of acties ondernemen bij verdachte activiteiten. In plaats daarvan lijkt het er op dat de top van Bunq alle zorgen wegwuift. Dit is door een security engineer in no-time ingesteld.’.
2.5.
Op 26 juni 2024 heeft NRC op nrc.nl en op 27 juni 2024 in dagblad NRC onder de kop ‘Bunq-werknemers keken stiekem in klantrekeningen: ‘Het was te verleidelijk’ een artikel (hierna: het artikel) gepubliceerd. In het artikel wordt onder meer beweerd:
  • dat er onvoldoende rekening wordt gehouden met privacy van Bunq-klanten, omdat alle Bunq-medewerkers toegang hebben tot klantgegevens;
  • dat Bunq-medewerkers zich veelvuldig schuldig maken aan ‘rekeninggluren’ en dat zij hiermee in strijd handelen met de bankierseed;
  • dat Bunq weet van deze gang van zaken, maar dat zij hier geen actie tegen onderneemt.
In het artikel is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
‘Ondanks de interne waarschuwingen is er bij bunq geen systeem waarbij werknemers actief worden gecontroleerd op privacyschendingen.
“De situatie bij bunq laat zien dat fundamentele principes van cybersecurity en privacy worden genegeerd”, zegt cyberexpert [belanghebbende] van [bedrijf] , een tech­consultancybedrijf. Volgens hem creëert bunq een "groot beveiligingsrisico" door alle werknemers toegang te geven tot klantdata.
“Wanneer een persoon, account of systeem wordt gecompromitteerd, heeft een aanvaller toegang tot de complete database met gevoelige bankgegevens."
Ook is bunq door het gebrek aan controle “een aantrekkelijk doelwit voor cybercriminelen”, zegt [belanghebbende] . Die kunnen bijvoorbeeld “medewerkers ronselen met als doel toegang te krijgen tot de systemen”, zegt hij. “Het risico wordt nog groter door de snelle doorlooptijd van medewerkers en expats.”.’.
Het artikel volgde op een eerdere publicatie van NRC over klanten van Bunq die slachtoffer zijn van phishing en helpdeskfraude.
2.6.
Bunq heeft NRC over het artikel in kort geding gedagvaard bij de rechtbank Amsterdam. Bij vonnis van 23 juli 2024 zijn alle vorderingen van Bunq afgewezen. Bunq heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld. Die procedure is op 8 juli 2025 aangebracht bij het hof Amsterdam.
2.7.
Bij brief van 27 augustus 2024 heeft Bunq aan [belanghebbende] , voor zover van belang, het volgende bericht:
‘vragen wij graag uw medewerking hij het beantwoorden van enkele vragen die zijn gerezen naar aanleiding van uw commentaar in de media. Het gaat om het NRC artikel (…)
Uit de berichtgeving zelf blijkt niet op welke informatie u uw uitspraken precies baseert. Van deskundigen die in eerdere publicaties van NRC zijn aangehaald, begrijpt bunq dat NRC hen tijdens de interviews niet volledig heeft geïnformeerd over de exacte situatie bij bunq. De deskundigen baseerden zich daardoor op verkeerde informatie. Bovendien bleek dat NRC de deskundigen onjuist heeft geciteerd in de betreffende artikelen.
Tijdens een kort geding procedure over het betreffende artikel (…), bleek dat u uw uitspraken baseert op een verouderd concept document over de situatie bij bunq uit 2021-2022. In een e-mail van 20 juni van 2024 aan NRC, zoals overlegd door NRC tijdens de procedure, schrijft u dat bunq gegevens niet zou opslaan oftewel zou “loggen” (…). Dit deed bunq echter in 2022 al.
Verder schrijft NRC in het artikel (…) dat u zou hebben gezegd dat bunq “een aantrekkelijk doelwit voor cybercriminelen zou zijn”. Dit volgt echter niet uit uw e-mail van 20 juni 2023 [2024, toevoeging rechtbank].
Gelet op het voorgaande, verzoeken wij u antwoord te geven op de volgende vragen:
  • Klopt het dat uw uitspraken in de e-mail van 20 juni 2024 alleen baseert op een concept document over de situatie bij bunq uit 2021-2022? Of baseert u uw uitspraken ook op andere informatie? Zo ja, welke informatie?
  • Was u er ten tijde van uw uitspraken van op de hoogte dat NRC u een oud concept document uit 2021-2022 had voorgelegd?
  • Was u er ten tijde van uw uitspraken van op de hoogte dat bunq ten tijde van uw uitspraken wel degelijk gegeven opslaat?
  • Heeft u tegenover NRC verklaard dat bunq “een aantrekkelijk doelwit voor cybercriminelen zou zijn” en zo ja, op basis van welke informatie?
We hopen u hiermee niet te overvallen, maar bunq neemt de beschuldigingen in de media hoog op en zou uw reactie zeer op prijs stellen.’.
2.8.
Bij e-mail van 9 september 2024 heeft [belanghebbende] aan Bunq, voor zover van belang, het volgende bericht:
‘Uiteraard ben ik bereid om een reactie te geven en je te woord te staan. Wel zou ik het op prijs stellen als dit kan via een video meeting (…) Deze week heb ik de volgende momenten beschikbaar (…) Laat me weten wat voor jou het beste uitkomt en stuur me een uitnodiging.’.
2.9.
Bij e-mail van 11 september 2024 heeft [belanghebbende] aan Bunq, voor zover van belang, het volgende bericht:
‘Na zorgvuldige overweging heb ik besloten om op dit moment geen verdere gesprekken te voeren over deze kwestie. Ik waardeer uw bereidheid om een videogesprek in te plannen, maar gezien de recente juridische uitspraak in de zaak tussen Bunq en NRC acht ik verdere discussie niet noodzakelijk of gepast. Ik vertrouw erop dat u mijn besluit respecteert en dank u voor uw begrip.’.
2.10.
Bij brief van 18 maart 2025 heeft Bunq aan [belanghebbende] , voor zover van belang, het volgende bericht:
‘Tot op heden hebben wij helaas nog geen inhoudelijke reactie van u ontvangen die de door ons gestelde vragen beantwoordt. Wij begrijpen dat u in uw eerdere correspondentie heeft aangegeven geen verdere gesprekken te willen voeren over deze kwestie, maar willen benadrukken dat het voor onze cliënte van groot belang is duidelijkheid te krijgen over de basis van uw uitspraken.
Het is ons nog steeds niet duidelijk waarom de recente juridische uitspraak in de zaak tussen bunq en NRC u ervan zou weerhouden om met ons in gesprek te gaan. bunq vraagt slechts meer informatie over:
- De wijze waarop NRC u heeft benaderd;
- De informatie die u is verstrekt;
- De vragen die aan u zijn gesteld.
Wij verzoeken u nogmaals vriendelijk doch dringend om medewerking te verlenen aan dit verzoek. Indien wij geen inhoudelijke reactie van u ontvangen, ziet bunq zich genoodzaakt deze vragen in een voorlopig getuigenverhoor aan u voor te leggen. Dit lijkt haar echter een onevenredig zware procedure voor het verkrijgen van een verklaring van uw zijde die ingaat op deze eenvoudige vragen.’.
2.11.
Bij e-mail van 8 april 2025 heeft Bunq aan [belanghebbende] , voor zover van belang, het volgende bericht:
‘Zoals in onze brief aangegeven zouden wij graag een kort gesprek met uw voeren over de manier waarop uw uitingen zijn gerepresenteerd.’.
2.12.
Bij e-mail van 29 april 2025 heeft Bunq aan [belanghebbende] , voor zover van belang, het volgende bericht:
‘Tot op heden hebben wij helaas nog geen inhoudelijke reactie van u mogen ontvangen. Eerder heeft u aangegeven niet in gesprek te willen treden over deze kwestie. Het is voor bunq echter van groot belang om duidelijkheid te krijgen over de basis van uw uitspraken.
Daarom vragen wij u of bereid bent om onze vragen alsnog, uiterlijk woensdag 7 mei 2025 om 12.00 uur, te beantwoorden. Bij uitblijven van een reactie ziet bunq zich genoodzaakt u op te roepen als getuige in een voorlopig getuigenverhoor. Als bijlage bij deze e-mail treft u een concept van het verzoekschrift aan.’.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Bunq verzoekt de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor te bevelen, ex artikel 196 lid 1 Rv.
3.2.
Aan haar verzoek heeft Bunq, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [belanghebbende] heeft zich in het artikel uitermate kritisch uitgelaten over de bedrijfsvoering van Bunq. Zijn uitlatingen zijn ernstige beschuldigingen die de bedrijfsvoering en reputatie van Bunq als streng gereguleerde financiële instelling in de kern raken. Uit het artikel blijkt niet op welke informatie [belanghebbende] zijn uitspraken heeft gebaseerd. Bunq heeft sterke twijfels over in hoeverre [belanghebbende] verklaringen aan NRC op juiste informatie berusten. Gebleken is dat NRC de personen die zij heeft geïnterviewd niet volledig heeft geïnformeerd over de exacte situatie bij Bunq, waardoor zij zich baseerden op onjuiste informatie. Bovendien heeft NRC geïnterviewden onjuist geciteerd. Bunq vermoedt dat [belanghebbende] geen of slechts beperkt weet had van de daadwerkelijke beveiligingsmaatregelen bij Bunq. Zijn beweringen zijn mogelijk ongefundeerd. Bunq heeft er belang bij om inzicht te verkrijgen in de gronden waarop de belastende opinie van [belanghebbende] is gebaseerd. Het is van groot belang beter te begrijpen waarop [belanghebbende] zijn uitingen baseert, omdat wanneer vertrouwen onterecht - bijvoorbeeld door (ongefundeerde of onjuiste) beweringen over de veiligheid - in diskrediet of in twijfel wordt gebracht, dat zeer ernstige nadelige gevolgen kan hebben voor Bunq en het financiële systeem als geheel.
Ondanks herhaalde pogingen daartoe, heeft Bunq van [belanghebbende] geen opheldering over zijn uitspraken kunnen krijgen. Indien de uitingen van [belanghebbende] daadwerkelijk onvoldoende feitelijke basis hebben, is er mogelijk sprake van een onrechtmatige daad - namelijk een aantasting van de eer en goede naam en handelen in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheidsnormen - op grond waarvan een schadevergoedingsplicht ontstaat (artikel 6:162 BW). Bunq wenst door middel van een voorlopig getuigenverhoor duidelijkheid te verkrijgen over de vragen of [belanghebbende] zijn uitspraken aan NRC heeft gebaseerd op een onvoldoende feitelijke grondslag en/of [belanghebbende] door NRC verkeerd geciteerd is. In haar verzoekschrift heeft zij een aantal concrete vragen geformuleerd. Het verzoek is voldoende concreet, doelgericht en gericht op de feitelijke grondslag van [belanghebbende] beweringen. Van een fishing expedition is geen sprake. Evenmin is sprake van een afwijzingsgrond. Het belang van Bunq is gelegen in waarheidsvinding, waarvoor het verzoek het ultimum remedium is (anders komt Bunq in bewijsnood). Bunq heeft bij haar verzoek een legitiem belang, waartegen de belangen van NRC en [belanghebbende] niet opwegen. Bunq verzoekt om NRC, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure te veroordelen.
3.3.
NRC verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en voert daartoe, samengevat, het volgende aan. Bunq maakt oneigenlijk gebruik van het voorlopig getuigenverhoor, Bunq heeft geen of onvoldoende belang bij het horen van [belanghebbende] en het verzoek is onvoldoende bepaald. Gebleken is dat Bunq, in strijd met diverse wet- en regelgeving (zoals de AVG), de bescherming van haar klantgegevens niet op orde had en dat dit tot misbruik heeft geleid. Bunq heeft dit niet betwist en heeft onder druk van publicaties maatregelen getroffen. In zijn e-mail van 20 juni 2024 heeft [belanghebbende] het over de tekortkomingen bij Bunq. De inhoud daarvan is juist en tussen de e-mail en het artikel bestaat geen discrepantie. Omdat de e-mail niet is gepubliceerd, lijdt Bunq door de e-mail geen schade en is de e-mail geen reden om [belanghebbende] te horen. Het gaat Bunq om wat [belanghebbende] in het artikel zegt. Bunq veronderstelt dat de e-mail het enige contact was tussen NRC en [belanghebbende] , maar dat is onjuist. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat [belanghebbende] is misleid, dat zijn woorden uit de context zijn gehaald of onjuist zijn, of dat hij verkeerd is geciteerd. [belanghebbende] heeft enkele voor de hand liggende uitspraken gedaan die het gevolg zijn van de omstreden keuzes die Bunq maakt. De zorg dat Bunq fundamentele principes van cybersecurity en privacy negeert en een groot beveiligingsrisico creëert en dat dit aantrekkelijk kan zijn voor cybercriminelen, wordt gedeeld door andere experts, door de industrie en door de autoriteiten.
[belanghebbende] is al vijfmaal door Bunq gesommeerd om zijn woorden in te trekken en heeft dat vijfmaal geweigerd. Ondanks de druk van Bunq blijft hij achter zijn uitspraken staan. Er is dan ook geen enkele reden om aan te nemen dat dat bij een getuigenverhoor anders zou zijn. Het lijkt er meer op dat Bunq op een fishing expedition is. Bunq heeft verzaakt haar klantgegevens goed te beveiligen en pakt nu individuen aan die het durven daarover de klok te luiden. Deze juridische acties tegen privépersonen zijn intimiderend; zij wil een signaal afgeven aan iedereen die overweegt om in de toekomst mee te werken aan kritische publicaties over Bunq: ‘laat het uit je hoofd’. Het handelen van Bunq is in strijd met het doel van de anti-SLAPP-richtlijn (Richtlijn (EU) 2024/1069), te weten het tegengaan van zelfcensuur over / publieke participatie ten aanzien van onderwerpen van algemeen belang uit vrees voor mogelijke toekomstige gerechtelijke procedures. Het handelen van Bunq is ook in strijd met artikel 10 EVRM (Vrijheid van meningsuiting), dat lidstaten verplicht om personen te beschermen tegen rechtszaken die gericht zijn tegen publieke participatie, en tegen alle acties die hen afschrikken. Artikel 10 EVRM beoogt ook bescherming van de bron zelf. Dat is essentieel om het fundamentele belang van een onafhankelijke vrije pers te garanderen; voorkomen moet worden dat bronnen zich niet meer melden om misstanden met een publiek belang aan de kaak te stellen. Deze zaak staat niet op zichzelf; Bunq heeft ook andere personen die (al dan niet anoniem) aan het woord komen in het artikel, of mensen die Bunq ervan ‘verdenkt’ als bron te hebben gefungeerd, onder druk gezet met herhaalde en intimiderende sommaties, waarin gedreigd wordt met schadeclaims. Bunq heeft tegen derden soortgelijke verzoeken ingediend. NRC verzoekt om Bunq, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure te veroordelen.
3.4.
Op de stellingen van Bunq en NRC wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

Toetsingskader
4.1.
Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank het volgende voorop. Een voorlopig getuigenverhoor strekt onder meer ertoe belanghebbenden bij een eventueel naderhand bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken geding de gelegenheid te bieden vooraf opheldering te verkrijgen omtrent de feiten, teneinde hen in staat te stellen hun positie beter te beoordelen, met name ook ten aanzien van de vraag tegen wie het geding moet worden aangespannen. Het voorlopig getuigenverhoor strekt er zodoende toe om, op betrekkelijk eenvoudige wijze en binnen afzienbare tijd, bewijs te verkrijgen van de feiten en stellingen die de belanghebbende aan de vordering(en) in de eventuele bodemprocedure ten grondslag wil leggen.
4.2.
Het wettelijk uitgangspunt staat in artikel 196 Rv en dat is dat in gevallen waarin getuigenbewijs is toegelaten een voorlopig getuigenverhoor wordt bevolen als een belanghebbende daarom verzoekt. In het verzoekschrift moet de verzoeker duidelijk vermelden waar de zaak globaal om gaat, wat hij vordert of wil vorderen, welke feiten hij wil bewijzen en wie de getuigen zijn. Vooral wat hij wil bewijzen moet voldoende duidelijk zijn voor de betrokken rechter en de wederpartij. Ook moet duidelijk genoeg zijn wat de getuigen daarover kunnen verklaren. Heel gedetailleerd hoeft de verzoeker niet te zijn, omdat een voorlopig getuigenverhoor nu juist dient om onduidelijkheden op te helderen en om degene die om zo’n verhoor verzoekt in staat te stellen te beoordelen of het zinvol is een voorgenomen vordering in te stellen (Hoge Raad 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1105 en 1112). De verzoeker hoeft niet eerst voldoende aannemelijk te maken dat hij een vorderingsrecht heeft of dat hij enige schade als door hem gesteld heeft geleden.
4.3.
Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor is in beginsel toewijsbaar, tenzij het verzoek niet voldoet aan de daaraan te stellen vereisten, het verzoek strijdig is met een goede procesorde, van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt (artikel 3:13 BW), of het verzoek afstuit op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Voorts bestaat geen bevoegdheid tot het verzoeken van een voorlopige getuigenverhoor indien de verzoeker bij toewijzing daarvan onvoldoende belang heeft (artikel 3:303 BW). Bij de beoordeling van het verzoek mag niet vooruit worden gelopen op de uitkomst van de getuigenverhoren en op het verloop en de uitkomst van een eventuele bodemprocedure.
Inhoudelijke beoordeling
4.4.
In deze procedure ligt niet de beoordeling van de totstandkoming, de inhoudelijke (on)juistheid, (on)rechtmatigheid en/of mogelijke juridische gevolgen van het artikel voor. Dit geldt ook ten aanzien van de e-mail van 20 juni 2024 van [belanghebbende] , en de onderlinge verhouding tussen het artikel en deze e-mail. Ook geldt dit ten aanzien van het antwoord op de vraag of Bunq al dan niet heeft voldaan aan de voor haar geldende wet- en regelgeving. Dit laat onverlet dat Bunq en NRC het er kennelijk over eens zijn dat het door Bunq voldoen aan de geldende wet- en regelgeving van cruciaal belang is, zowel voor Bunq zelf als maatschappelijk. In zoverre is sprake van parallelle belangen van Bunq en NRC.
4.5.
Wie tot de belanghebbenden zijn te rekenen, moet voor ieder type verzoekschriftprocedure uit de aard van de procedure en de daarmee verband houdende wetsbepalingen worden afgeleid. Daarbij zal een rol spelen in hoeverre deze persoon door de uitkomst van de desbetreffende procedure zodanig in een eigen belang kan worden getroffen dat deze daarin behoort te mogen opkomen, of in hoeverre deze anderszins zo nauw betrokken is of is geweest bij het onderwerp dat in de procedure wordt behandeld, dat daarin een belang is gelegen om in de procedure te verschijnen (Hoge Raad 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1900). Het verzoekschrift van Bunq is enkel gericht tegen [belanghebbende] , die ondanks behoorlijke oproeping niet is verschenen. Na indiening van het verzoekschrift heeft NRC de rechtbank verzocht haar als belanghebbende aan te merken. Desgevraagd ter zitting heeft Bunq daartegen geen bezwaar gemaakt, waarna de rechtbank NRC als belanghebbende heeft aangemerkt.
4.6.
Volgens NRC staat de anti-SLAPP-richtlijn in de weg aan toewijzing van het verzoek, hetgeen door Bunq is betwist. De rechtbank deelt het standpunt van NRC niet. De richtlijn is nog niet (voldoende) omgezet in Nederlandse wetgeving en is bovendien alleen van toepassing op burgerlijke of handelszaken met grensoverschrijdende gevolgen. Niet gesteld of gebleken is dat deze zaak grensoverschrijdende gevolgen heeft.
4.7.
Volgens NRC staat artikel 10 EVRM - dat volgens NRC ook bescherming van de bron zelf (onder meer tegen verzoeken zoals het onderhavige) beoogt - in de weg aan toewijzing van het verzoek, hetgeen door Bunq is betwist. De rechtbank deelt het standpunt van NRC niet. In zijn algemeenheid doet de mogelijkheid van een voorlopig getuigenverhoor geen afbreuk aan de vrijheid van meningsuiting; op zichzelf beperkt het de vrijheid van meningsuiting niet en is het evenmin als een sanctie (op een meningsuiting) te beschouwen. Het EVRM verplicht de bij het verdrag aangesloten staten ertoe om voor hun ingezetenen de rechten en vrijheden te verzekeren die in het verdrag zijn vastgesteld (artikel 13 EVRM); het nationale recht moet een effectief rechtsmiddel bieden om tegen een schending of dreigende schending van de door het EVRM gewaarborgde rechten op te komen. Dat brengt mee dat de nationale rechter moet kunnen voorzien in effectieve rechtsbescherming (Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2006). De rechtbank overweegt dat het voorlopig getuigenverhoor een belangrijk wettelijk instrument voor waarheidsvinding is, dat - ook in de gegeven omstandigheden - met waarborgen voor de betrokkenen is omgeven (vgl. het hiervoor weergegeven toetsingskader). Daarbij komt dat - gelet op het recht op toegang tot de rechter, dat besloten ligt in het in artikel 6 EVRM verankerde recht op een eerlijk proces - terughoudendheid past bij het aannemen van misbruik van procesrecht door het aanspannen van een procedure. Van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door een procedure te voeren is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als een verzoeker zijn verzoek baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen NRC heeft aangevoerd onvoldoende is om te kunnen aannemen dat het verzoek van Bunq enkel is bedoeld om [belanghebbende] (en anderen) onder druk te zetten en zij daarmee misbruik maakt van haar bevoegdheid en/of afbreuk doet aan artikel 10 EVRM.
4.8.
De omstandigheid dat een voorlopig getuigenverhoor in meerdere opzichten belastend kan zijn voor de daarbij betrokken personen, is niet dusdanig zwaarwegend dat het verzoek daarop moet afstuiten. Hierbij is niet zonder belang dat deze procedure mogelijk een (naar verwachting voor de betrokken personen niet minder belastende) bodemprocedure voorkomt.
4.9.
Volgens NRC blijft [belanghebbende] achter zijn uitspraken staan en is er geen enkele reden om aan te nemen dat dat bij een getuigenverhoor anders zou zijn. Hiermee gaat NRC eraan voorbij dat de bewijskracht van een door een getuige onder ede afgelegde verklaring wezenlijk anders is dan een andersoortige verklaring. Daarbij komt dat een getuige onder ede mogelijk anders of meer verklaart dan hij anderszins zou doen of dan hij reeds heeft gedaan. In elk geval kan en mag op de uitkomsten van het voorlopig getuigenverhoor niet vooruit worden gelopen. Het standpunt van NRC dat het horen van [belanghebbende] niets nieuws kan toevoegen en Bunq daarom geen belang heeft bij haar verzoek, wordt dan ook niet gevolgd.
4.10.
Volgens NRC is sprake van een fishing expedition, hetgeen door Bunq is betwist. De rechtbank is van oordeel dat NRC geen concrete aanknopingspunten heeft gegeven om te kunnen aannemen dat daarvan sprake is. Het belang van Bunq is erin gelegen om over het feitelijk gebeuren opheldering en bewijs te verkrijgen, in verband met een eventueel te beginnen bodemprocedure. Het feitelijk gebeuren waarover Bunq [belanghebbende] wil doen horen is voldoende duidelijk door haar omschreven. Voldoende duidelijk is ook dat en waarom [belanghebbende] over de door Bunq gestelde feiten en omstandigheden zou kunnen verklaren. Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat Bunq een rechtsvordering heeft. Bunq heeft daarmee voldoende concrete aanknopingspunten voor de beoogde bewijsgaring gegeven. Daarbij komt dat kan worden uitgegaan van de door Bunq gestelde (dan wel veronderstelde) en door NRC niet weersproken bewijspositie van Bunq in een eventuele bodemprocedure.
4.11.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven omstandigheden sprake van een situatie waarvoor een voorlopig getuigenverhoor geëigend is. Het verzoek voldoet aan de daarvoor geldende vereisten. Bunq heeft bij haar verzoek een in rechte te respecteren belang en de verweren van NRC bieden op zichzelf en in onderlinge samenhang onvoldoende grond om het verzoek af te wijzen. Dit betekent dat het verzoek toewijsbaar is.
Proceskosten
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat er in deze verzoekschriftprocedure geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
Verder verloop van de procedure
4.13.
Bij het oproepen van [belanghebbende] moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld ten minste 60 minuten duurt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor,
5.2.
benoemt een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank tot rechter-commissaris, die zich door een ander lid van de rechtbank kan laten vervangen,
5.3.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden in het paleis van justitie te Arnhem, Walburgstraat 2-4,
5.4.
bepaalt dat Bunq binnen twee weken na de datum van deze beschikking schriftelijk aan de rechtbank - ter attentie van de rekestenadministratie van de sector civiel - de verhinderdagen van Bunq en haar advocaten in de maanden oktober 2025 tot en met januari 2026 moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.A. van den Toorn en op 1 september 2025 in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. M.C. van der Mei.
1542