ECLI:NL:RBGEL:2025:7817

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 2107
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek Wajong-uitkering en afwijzing door UWV

Deze uitspraak betreft een herzieningsverzoek van eiser inzake de weigering van een Wajong-uitkering door het UWV. Eiser heeft in het verleden meerdere keren een aanvraag gedaan voor een Wajong-uitkering, maar deze zijn telkens afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om terug te komen op het eerdere besluit van 4 mei 2010. In deze zaak heeft eiser opnieuw een aanvraag ingediend op 14 maart 2023, maar het UWV heeft deze aanvraag opnieuw afgewezen op 27 september 2023, met de motivering dat er geen sprake was van nieuwe feiten of omstandigheden die niet bekend waren ten tijde van de eerdere beslissing. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, maar de rechtbank oordeelt dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om relevante nieuwe feiten of omstandigheden aan te voeren. De rechtbank concludeert dat de door eiser overgelegde documenten geen novum zijn en dat het UWV terecht heeft besloten het herzieningsverzoek af te wijzen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/2107

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Görsültürk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een herzieningsverzoek inzake de weigering van een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Eiser is het niet eens met deze weigering. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van het herzieningsverzoek.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV een juiste beslissing heeft genomen. Eiser is voldoende in de gelegenheid gesteld om relevante nieuwe feiten of veranderde omstandigheden (nova) aan te voeren. De door eiser overgelegde documenten zijn geen novum. Eiser krijgt daarom geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 27 september 2023 heeft het UWV besloten tot afwijzing van de aanvraag van eiser om een Wajong-uitkering. Met het bestreden besluit van 23 februari 2024 op het bezwaar van eiser is het UWV bij dat besluit gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van eiser deelgenomen. Het UWV heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

De feiten
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1992. Hij is achttien jaar geworden op [geboortedatum] 2010. Op 2 november 2009 doet eiser een (eerste) aanvraag om een uitkering op grond van de Wajong 1998. Op 4 mei 2010 besluit het UWV dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Dit besluit is gebaseerd op een rapport van een verzekeringsarts van het UWV van 5 februari 2010 en een rapport van een arbeidsdeskundige van het UWV van 25 februari 2010. De verzekeringsarts heeft de belastbaarheid van eiser vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 5 februari 2010. Op basis van de FML heeft de arbeidsdeskundige de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser vervolgens vastgesteld op 0%. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 4 mei 2010.
3.1.
In de jaren daaropvolgend heeft eiser meerdere malen opnieuw een aanvraag gedaan voor een Wajong-uitkering. Het UWV heeft deze aanvragen telkens aangemerkt als een verzoek om terug te komen op het besluit van 4 mei 2010. Het UWV heeft deze aanvragen – met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) – afgewezen, omdat er geen sprake was van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden (nova) die aanleiding geven van de beslissing van 4 mei 2010 terug te komen.
De besluitvorming
4. Op 14 maart 2023 doet eiser voor de zevende maal een aanvraag voor een Wajong-uitkering. Het UWV heeft deze aanvraag opnieuw aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het besluit van 4 mei 2010.
4.1.
Ten tijde van de aanvraag van 14 maart 2023 verbleef eiser in tbs-kliniek [naam kliniek] te [plaats] ([naam kliniek]). Eiser is in het verleden namelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf en tbs met voorwaarden. Bij vonnis van 25 juni 2021 is de tbs met voorwaarden omgezet in tbs met dwangverpleging (gemaximaliseerd).
4.2.
Bij besluit van 27 september 2023 wijst het UWV de aanvraag af omdat er geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Het UWV blijft daarmee bij het eerder genomen besluit van 4 mei 2010.
4.3.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit van 27 september 2023, omdat er wel sprake zou zijn van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Vervolgens heeft het UWV het bestreden besluit genomen. Het UWV heeft dit besluit (mede) gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 22 februari 2024.
4.3.1.
De verzekeringsarts b&b bestudeert de door eiser aangeleverde informatie waaruit zou blijken dat sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Dit betreft een verplegings- en behandelplan van [naam kliniek] waar eiser op dat moment verblijft en een diploma voor de opleiding Logistiek Teamleider dat hij op 24 november 2022 heeft behaald. De verzekeringsarts b&b concludeert dat er geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, maar dat het besluit van het UWV van 4 mei 2010, waarbij de aanvraag van eiser om een Wajong-uitkering voor de eerste maal is afgewezen, onjuist is. De verzekeringsarts b&b stelt dat, met de kennis van nu, geconcludeerd kan worden dat er continue sprake is geweest van een chronische psychotische kwetsbaarheid. De FML van 5 februari 2010 is dan ook onjuist, want er was bij eiser sprake van een wisselende belastbaarheid. Hierdoor had eiser ten tijde van zijn eerste Wajong-aanvraag duurzaam geen benutbare mogelijkheden en had hij recht op een Wajong-uitkering, omdat sprake is van een duuraanspraak.
4.4.
Het UWV heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat er geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, die niet bekend waren ten tijde van de eerste Wajong-aanvraag. Het feit dat eiser inmiddels een diploma heeft behaald, maakt niet dat hij alsnog in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering. Dit is geen nieuw feit dat ziet op de beoordeling die ten grondslag ligt aan het besluit van 4 mei 2010, en maakt ook niet dat er een nieuwe verzekerde periode is ontstaan. Wat betreft de duuraanspraak heeft het UWV in het bestreden besluit toegelicht dat op het moment van de aanvraag (van 14 maart 2023) een uitsluitingsgrond van toepassing was. Aan eiser was ten tijde van de aanvraag namelijk tbs met dwangverpleging opgelegd. Hieraan voorafgaand heeft hij een gevangenisstraf opgelegd gekregen, waardoor hij ten tijde van zijn aanvraag is uitgesloten voor een Wajong-uitkering. [1]
Is eiser voldoende in de gelegenheid gesteld om nieuwe feiten of veranderde omstandigheden aan te voeren?
5. Eiser voert aan dat hij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om relevante nieuwe feiten of veranderde omstandigheden aan te voeren en deze aannemelijk te maken. Die zijn er namelijk wel, waardoor ten onrechte geen inhoudelijke beoordeling van zijn aanvraag is gedaan door het UWV. Hiermee heeft het UWV gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat wanneer een betrokkene verzoekt om terug te komen van een in rechte onaantastbaar geworden besluit, de bewijslast bij de betrokkene ligt en het aan hem is om aan te geven waarom dat eerdere besluit niet juist zou zijn en van zijn stellingen het nodige bewijs te leveren. [2]
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser voldoende in de gelegenheid gesteld om relevante nieuwe feiten of veranderde omstandigheden aan te voeren. Allereerst is van belang dat eiser zelf het moment heeft kunnen bepalen waarop hij onderhavige aanvraag indient. Hij heeft dus de mogelijkheid gehad om hiermee te wachten totdat hij in het bezit was van de benodigde stukken en hij de gestelde nova onderbouwd aan kon voeren. Verder is van belang dat eiser en zijn gemachtigde meermalen – bij brieven van 1 november 2023, 27 november 2023 en 8 december 2023 – een (nadere) termijn is geboden voor het indienen van (aanvullende) bezwaargronden.
Daarnaast volgt uit het verslag van de hoorzitting (die plaatsvond op 22 januari 2024) dat eiser tijdens de hoorzitting zelf heeft aangegeven dat alle nodige informatie in het dossier aanwezig is. Tijdens de hoorzitting is met eiser besproken dat volgens hem het verplegings- en behandelplan van [naam kliniek] en het behaalde diploma voor de opleiding Logistiek Teamleider de nieuwe informatie betreft die ten grondslag ligt aan de aanvraag. In beroep heeft eiser niet aangevoerd of toegelicht welke (andere) nieuwe feiten of veranderde omstandigheden hij niet heeft kunnen aanvoeren. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat eiser meermalen een gelegenheid is geboden om naast de al overgelegde documenten, indien gewenst, andere nova aan te voeren. Eiser heeft hier echter geen gebruik van gemaakt. Van onzorgvuldig handelen door het UWV is geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden?
6. De rechtbank stelt vast dat het UVW in het bestreden besluit heeft gemotiveerd waarom de twee documenten – de door eiser zelf genoemde nova – niet worden aangemerkt als een nieuw feit of veranderde omstandigheid. Eiser heeft dit niet gemotiveerd inhoudelijk betwist. De rechtbank is van oordeel dat het UWV voldoende heeft gemotiveerd dat van nova geen sprake is. Daarnaast zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die maken dat het bestreden besluit evident onevenredig is.
Uitsluitingsgrond terecht tegengeworpen?
7. Ter zitting heeft eiser aangevoerd de motivering van het UWV, te weten dat de duuraanspraak niet geëffectueerd wordt vanwege een van toepassing zijnde uitsluitingsgrond, te betwisten.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiser de betwisting van de motivering van het bestreden besluit, nog daargelaten of het eerst ter zitting ter berde brengen van deze beroepsgrond in strijd is met de goede procesorde, op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Reeds hierom slaagt deze beroepsgrond niet.
8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het UWV het herzieningsverzoek van eiser terecht heeft afgewezen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Hollebrandse, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. van Kouwen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het UWV verwijst naar CRvB 17 januari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:90.
2.Zie bijvoorbeeld CRvB 14 mei 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:743.