zaaknummer: ARN 24/3051
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
in de zaak tussen
[eiseres 1](eiseres 1) en
[eiseres 2](eiseres 2), uit [plaats] , eiseressen
(gemachtigde: mr. A.M. Engelen),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen
(gemachtigde: mr. P.L. Nolten).
1. Deze uitspraak gaat over het besluit van het college om één openbare parkeerplaats in te richten als persoonsgebonden gehandicaptenparkeerplaats, verbonden aan twee kentekens. Eiseressen zijn het niet eens met dit besluit en voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het college dit besluit in redelijkheid heeft kunnen nemen.
1.1. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het inrichten van één gehandicaptenparkeerplaats verbonden aan twee kentekens. Eiseressen krijgen dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2. Bij het verkeersbesluit van 31 augustus 2023heeft het college besloten om één openbare parkeerplaats ter hoogte van [locatie] in [plaats] in te richten als persoonsgebonden gehandicaptenparkeerplaats, verbonden aan twee kentekens.
2.1. Met het bestreden besluit van 28 maart 2024 op het bezwaar van eiseressen is het college bij dat besluit gebleven.
2.2. Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3. De rechtbank heeft het beroep op 19 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres 1, de gemachtigde van eiseressen en de gemachtigde van het college.
Beoordeling door de rechtbank
Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseressen wonen op het adres [locatie] in [plaats] . Eiseressen zijn allebei in het bezit van een auto en een gehandicaptenparkeerkaart. Zij hebben, afzonderlijk van elkaar, het recht op een individuele gehandicaptenparkeerplaats aangevraagd. Bij besluit van 1 mei 2023 is dit recht aan eiseres 2 toegekend en is haar meegedeeld dat de gehandicaptenparkeerplaats niet direct kan worden aangelegd, omdat daarvoor nog een verkeersbesluit moet worden genomen. Op 9 mei 2023 heeft het college ten aanzien van eiseres 1 een gelijkluidend besluit genomen.
3.1. Bij het verkeersbesluit van 11 mei 2023heeft het college besloten om een openbare parkeerplaats ter hoogte van [locatie] in [plaats] in te richten als persoonsgebonden gehandicaptenparkeerplaats, verbonden aan één kenteken (het voertuig van eiseres 2).
3.2. Bij het verkeersbesluit van 31 augustus 2023 heeft het college het verkeersbesluit van 11 mei 2023 ingetrokken en besloten om de in het verkeersbesluit van 11 mei 2023 genoemde parkeerplaats ter hoogte van [locatie] in [plaats] nog steeds in te richten als persoonsgebonden gehandicaptenparkeerplaats, maar dan verbonden aan twee kentekens (de voertuigen van zowel eiseres 1 als eiseres 2). Het college legt hieraan onder meer ten grondslag dat:
het verkeersbesluit van 11 mei 2023 niet volledig aansluit bij de huidige situatie op de locatie, omdat meerdere personen met een voertuig en gehandicaptenkaart op één adres woonachtig zijn;
de bewoners op eigen terrein beschikken over één parkeerplaats;
de parkeerdruk vooral in de avonduren hoog is en dat dit een reden is om mee te werken aan het verzoek om een gehandicaptenparkeerplaats;
de verschillende belangen die in de omgeving spelen tegen elkaar zijn afgewogen;
de belangen van de vrijheid van het verkeer, de bruikbaarheid van de wegen en een veilige inrichting van de weg ten grondslag liggen aan dit verkeersbesluit en dat deze belangen in het voorgaande tegen elkaar zijn afgewogen.
3.3. Eiseressen hebben bezwaar gemaakt tegen het verkeersbesluit van 31 augustus 2023. Eiseressen zijn, kort samengevat, van mening dat het college – omdat aan hen afzonderlijk het recht op een individuele parkeerplaats is toegekend en zij niet beschikken over een geschikte parkeerplek op eigen terrein – twee individuele gehandicaptenparkeerplaatsen had moeten aanwijzen.
3.4. Bij het bestreden besluit van 28 maart 2024 heeft het college het bezwaar van eiseressen tegen het verkeersbesluit van 31 augustus 2023 ongegrond verklaard. Het college volgt de bezwaarschriftencommissie in het advies dat het verkeersbesluit zorgvuldig tot stand is gekomen, dat het mogelijk is om twee kentekens te koppelen aan één gehandicaptenparkeerplaats, en dat de carport in de achtertuin van eiseressen als parkeerplaats weliswaar geen ideale situatie is, maar – gelet op de parkeerdruk in de wijk – voldoende werkbaar is. Het college volgt de bezwaarschriftencommissie niet in het advies om de aangewezen gehandicaptenparkeerplaats te markeren met lijnen.
4. De rechtbank stelt voorop dat in deze procedure alleen het bestreden besluit, dat ziet op het verkeersbesluit van 31 augustus 2023, ter beoordeling voorligt. De onder 3 genoemde besluiten van 1 en 9 mei 2023 liggen niet ter beoordeling voor en de rechtbank gaat in deze procedure uit van de juistheid van deze besluiten. Als uitgangspunt in deze procedure geldt dus dat aan eiseressen afzonderlijk het recht op een individuele parkeerplaats is toegekend.
5. De volledige tekst van de voor de beoordeling van belang zijnde wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5.1. Voor de plaatsing van verkeerstekens en onderborden is een verkeersbesluit van het college vereist, wanneer daardoor een verbod ontstaat op een weg die in het beheer is van de gemeente.De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Als ook andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw genoemde belangen in het geding zijn, wordt vervolgens aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
5.2. Het college heeft beoordelingsruimte bij de beantwoording van de vraag wat nodig is ter bescherming van de verkeersbelangen genoemd in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw. Het college dient dit naar behoren te motiveren. Afhankelijk van de beroepsgronden gaat de bestuursrechter in op de vraag of de manier waarop het college van die beoordelingsruimte gebruik heeft gemaakt in overeenstemming is met het recht. Daarbij moet de bestuursrechter nagaan of het college redelijkerwijs de beoordelingsruimte op die manier heeft kunnen invullen. Nadat het college heeft vastgesteld wat naar zijn oordeel nodig is gelet op de betrokken verkeersbelangen, moet het de uitkomst van die beoordeling afwegen tegen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit. Bij die afweging heeft het bestuursorgaan beleidsruimte. De bestuursrechter gaat niet na of hij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de (uitkomst van de) belangenafweging die ten grondslag ligt aan het besluit onevenredig is in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
5.3. In het Parkeerbeleidsplan gemeente Wijchen (Parkeerbeleidsplan) staat dat het college een verkeersbesluit tot het inrichten van een openbare parkeerplaats als individuele gehandicaptenparkeerplaats neemt, als de aanvraag om een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt gehonoreerd.
In de Beleidsregels individuele gehandicaptenparkeerplaats (Beleidsregels) staan de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats. De parkeerplaats is enkel en alleen voor het (gehandicapten)voertuig te gebruiken dat op het onderbord met kenteken is aangegeven.
Heeft het college in redelijkheid kunnen besluiten tot het inrichten van één gehandicaptenparkeerplaats, verbonden aan twee kentekens?
6. Eiseressen betogen primair dat het college, alleen al omdat aan hen afzonderlijk het recht op een individuele parkeerplaats is toegekend, twee individuele gehandicaptenparkeerplaatsen had moeten aanwijzen. Het is volgens eiseressen niet mogelijk om aan een persoonsgebonden gehandicaptenparkeerplaats meer dan één kenteken te verbinden. In het Parkeerbeleidsplan staat namelijk dat de parkeerplaats enkel en alleen voor het (gehandicapten)voertuig is te gebruiken dat op het onderbord met kenteken is aangegeven. Deze zin kan volgens eiseressen niet anders worden uitgelegd dan dat de gehandicaptenparkeerplaats maar door één en dezelfde auto mag worden gebruikt. Verder wordt in artikel 26, eerste lid, aanhef en onder c, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Rvv) gesproken over ‘dat voertuig’. Dit betreft dus één voertuig en niet meerdere voertuigen, aldus eiseressen.
Subsidiair betogen eiseressen dat zij twee individuele gehandicaptenparkeerplaatsen nodig hebben. Zij hebben namelijk geen geschikte parkeerplaats op eigen terrein. De ruimte in de achtertuin is daarvoor te klein, omdat er maar veertig centimeter overblijft om in- en uit te stappen. Eiseressen zijn dusdanig beperkt dat dit voor hen nagenoeg onmogelijk is. Bovendien voldoen de afmetingen van de ruimte waar de auto zou kunnen staan niet aan de zogenoemde CROW-richtlijnen. Verder ligt de toegewezen gehandicaptenparkeerplaats direct achter hun achtertuin, en dus ook direct achter de ruimte waar zij op eigen terrein zouden moeten parkeren. Dit betekent dat de ene auto de andere blokkeert. Ze kunnen niet makkelijk wisselen van auto omdat eiseres 1 een auto met een hoge instap nodig heeft en niet kan rijden in de auto van eiseres 2. Een andere reden waarom eiseressen twee individuele gehandicaptenparkeerplaatsen nodig hebben is de parkeerdruk in de wijk. Vanwege hun beperkingen kan namelijk niet van hen worden verwacht dat zij hun auto’s op (grote) afstand van hun huis parkeren.
7. Het betoog van eiseressen slaagt niet. De rechtbank licht dit oordeel als volgt toe.
7.1. De rechtbank is met het college van oordeel dat het mogelijk is om op één gehandicaptenparkeerplaats twee kentekens te registreren. In artikel 26, eerste lid, aanhef en onder c, van het Rvv staat dat als een gehandicaptenparkeerplaats is gereserveerd voor een bepaald voertuig, op die parkeerplaats alleen maar dat voertuig mag worden geparkeerd. Dit betekent dat het niet is toegestaan om een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken te gebruiken voor een ander voertuig dan het voertuig waarvoor deze is gereserveerd. Naar het oordeel van de rechtbank biedt de tekst van dit artikelonderdeel geen grondslag voor de conclusie dat een gehandicaptenparkeerplaats niet voor meerdere voertuigen zou mogen gereserveerd. Dit verandert namelijk niets aan het doel en de strekking van het artikelonderdeel, namelijk dat de betreffende gehandicaptenparkeerplaats niet door andere voertuigen mag worden gebruikt dan die waarvoor deze is gereserveerd. Verder is de rechtbank van oordeel dat het plaatsen van een tweede onderbord met kenteken niet in strijd is met de door eiseres aangehaalde zin in het Parkeerbeleidsplan. Ook in dat geval is de gehandicaptenparkeerplaats namelijk nog steeds enkel en alleen te gebruiken door een van de voertuigen dat op het onderbord met kenteken is aangegeven.
7.2. Verder is de rechtbank van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het onevenredig is om een tweede gehandicaptenparkeerplaats aan de openbaarheid te onttrekken. Het college heeft hierbij kunnen betrekken dat eiseressen – hoewel deze niet ideaal is – een parkeerplek op eigen terrein hebben, en dat zij samen met de toegewezen individuele gehandicaptenparkeerplaats dus beschikken over twee parkeerplaatsen. Eiseres 1 heeft op zitting toegelicht dat eiseressen de parkeerplek op eigen terrein noodgedwongen wel gebruiken, maar dat het te belastend is om in- en uit te stappen zonder het portier volledig te kunnen openen, en om de auto op de aangewezen gehandicaptenparkeerplaats die de uitgang blokkeert te verplaatsen.
Eiseressen hebben de stelling dat het parkeren op eigen terrein te belastend voor hen is echter niet met documenten nader onderbouwd. Juist vanwege de omstandigheid dat zij al enkele jaren op eigen terrein parkeren en het kennelijk dus niet onmogelijk is voor eiseressen, had dit wel van hen mogen worden verwacht. De rechtbank acht de enkele toelichting op zitting daarom onvoldoende voor het oordeel dat het college niet heeft mogen concluderen dat eiseressen op eigen terrein kunnen parkeren. Verder heeft het college bij de belangenafweging kunnen betrekken dat vanwege de parkeerdruk in de woonwijk – die eiseressen niet betwisten – het algemeen belang onevenredig zou worden geschaad als een tweede individuele gehandicaptenparkeerplaats zou worden aangewezen.
8. Gelet op het voorgaande heeft het college in redelijkheid kunnen besluiten tot het inrichten van één gehandicaptenparkeerplaats, verbonden aan twee kentekens.
De belijning van de aangewezen individuele gehandicaptenparkeerplaats
9. Eiseressen betogen dat de aangewezen gehandicaptenparkeerplaats niet is gemarkeerd met lijnen en dat dit er in de praktijk toe leidt dat geparkeerde auto’s deze parkeerplaats (deels) blokkeren.
9.1. De rechtbank is van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het aanbrengen van belijning niet nodig is, omdat voldoende duidelijk is dat de betreffende parkeerplaats is aangewezen als gehandicaptenparkeerplaats voor de voertuigen van eiseressen. Het college heeft hierbij van belang kunnen achten dat direct achter de parkeerplaats, op de schuifdeur naar de tuin van eiseressen, een blauw verkeersbord met onderborden is geplaatst met daarop de aanduiding van de parkeerplaats als gehandicaptenparkeerplaats en de kentekens van de voertuigen van eiseressen. Verder heeft het college van belang kunnen achten dat de parkeerplaats op de hoek van de rij parkeerplaatsen ligt en dat duidelijk is dat het verkeersbord geldt voor die parkeerplaats.
10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseressen geen gelijk krijgen en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseressen krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.H. Verzijl-Stoop, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
het verzekeren van de veiligheid op de weg;
het beschermen van weggebruikers en passagiers;
het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
2. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken tot:
het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
1. Verkeersbesluiten worden genomen:
voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van het Rijk door Onze Minister;
voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van een provincie door gedeputeerde staten;
voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van een waterschap door het algemeen bestuur of, krachtens besluit van het algemeen bestuur, door het dagelijks bestuur;
voor zover zij betreffen het verkeer op andere wegen door burgemeester en wethouders, of krachtens besluit van hen, door een door hen ingestelde bestuurscommissie.
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer
1. Onder verkeersborden kunnen onderborden worden geplaatst.
2. Deze onderborden kunnen:
d. bij de verkeersborden E4 tot en met E8 en E10 tot en met E13 van bijlage 1, behorende
bij het RVV 1990, betrekking hebben op:
1°. de voertuigcategorie of groep voertuigen waarvoor de parkeergelegenheid is bestemd
en, voor zover het betreft bord E6, tevens op de aanduiding dat de parkeergelegenheid
is gereserveerd voor een bepaald voertuig.
1. De plaatsing of verwijdering van de hierna genoemde verkeerstekens moet geschieden krachtens een verkeersbesluit:
I. de borden die zijn opgenomen in de hoofdstukken A tot en met G van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, […].
Als E6 (gehandicaptenparkeerplaats) staat in die bijlage 1 bij het RVV 1990 opgenomen:
Artikel 14
Indien onder de in deze paragraaf genoemde verkeersborden onderborden als bedoeld in artikel 8, tweede en vierde lid, worden geplaatst, of toepassing wordt gegeven aan artikel 8, derde lid, wordt zulks in het betrokken verkeersbesluit tot uitdrukking gebracht.
Artikel 21
De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
1. Op een gehandicaptenparkeerplaats mag slechts worden geparkeerd:
indien de gehandicaptenparkeerplaats is gereserveerd voor een bepaald voertuig, dat voertuig.
Parkeerbeleidsplan gemeente Wijchen
Paragraaf 3.2. Individuele gehandicaptenparkeerplaats
Iemand die een gehandicaptenparkeerkaart heeft, kan in de gemeente Wijchen, indien de situatie en de aanvrager aan de voorwaarden voldoen, in aanmerking komen voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats. Een individuele GPP is een parkeerplaats met een kenteken op het verkeersbord. In 2003 heeft het college hiervoor beleid vastgesteld en bevat relevante uitgangspunten. De parkeerplaats is enkel en alleen voor het (gehandicapten)voertuig te gebruiken dat op het onderbord met kenteken is aangegeven.
Om voor een individuele GPP in aanmerking te komen, moet het enerzijds moeilijk zijn om de auto in de buurt van de woning te parkeren. Indien parkeren op eigen oprit mogelijk is of er is voldoende openbare parkeerruimte in de buurt van de woning, is deze noodzaak er niet. Anderzijds mag de verkeersveiligheid en/of de doorstroming van het verkeer niet worden belemmerd. Een aanvraag wordt getoetst op deze criteria. Indien de aanvraag wordt gehonoreerd, wordt een verkeersbesluit genomen.
Beleidsregels individuele gehandicaptenparkeerplaats
3.Gemeentelijke beleidsvrijheid
Aan de gemeente is de vrijheid gelaten om zelf te bepalen aan welke criteria men moet voldoet om voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats in aanmerking te komen. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft in 1998 algemene richtlijnen gegeven.
Bij het bepalen van de criteria is aansluiting gezocht bij de uitgangspunten die de regiogemeenten hanteren (zie bijlagen.)
4.Criteria
Om in aanmerking te komen voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats, dient men aan de volgende criteria te voldoen.
Men dient inwoner te zijn van de gemeente Wijchen.
de aanvrager voldoet aan de criteria zoals die gelden voor een bestuurderskaart of een passagierskaart in het kader van de Regeling Gehandicapten parkeerkaart.
De criteria voor een bestuurderskaart zijn, dat men een loopbeperking van langdurige aard heeft, waardoor men niet in staat is zelfstandig met de gebruikelijke hulpmiddelen een afstand van meer dan 100 meter te overbruggen. Onder langdurige aard wordt een periode van meer dan 6 maanden verstaan Een extra criterium voor een passagierskaart is, dat men voor het vervoer van deur tot deur continue afhankelijk is van de hulp van de bestuurder.
De passagier is niet in staat om aaneengesloten meer dan 10 minuten te wacht bij de woning op de terugkomst van de bestuurder in verband met het parkeren
Er is binnen de loopafstand van de aanvrager door de hoge parkeerdruk in de woonomgeving van de aanvrager op verschillende tijdstippen van de dag geen parkeermogelijkheid.
Er is voor de aanvrager geen mogelijkheid om op eigen terrein, erf of parkeergarage te parkeren, of het terrein is ongeschikt gelet op de handicap (bijvoorbeeld een te smalle inrit).