Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
2.De zaak in het kort
€ 53.492,73. Het gaat vooral om bijdragen in de gemeenschappelijke kosten, waaronder warmtekosten, voorschotten en suppleties daarop en service-afrekeningen. Naast betaling van een hoofdsom van € 48.036,74 vordert de VvE dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
3.De beoordeling
€ 1.239,54 (2021/2022), € 1.119,67 (2022/2023) en € 921,42 (2023/2024).
€ 1.903,93 (2023/2024). Wat betreft het appartement aan [adres 3] gaat het om een bedrag van € 1.496,11 (2021/2022) en € 13.929,95 (2022/2023).
€ 21.000,00 in rekening is gebracht en waaruit blijkt waarom dit bedrag na klachten van [gedaagde] zou zijn verlaagd naar € 7.395,00. Dat dit is gebeurd en dat hieruit blijkt dat de meetgegevens van Ista en de uiteindelijke afrekening van € 5.667,21 niet kloppen, zoals [gedaagde] aanvoert, komt dan ook niet vast te staan.
€ 857,02 voor de maanden februari tot en met juni 2024, € 832,20 voor de maanden augustus 2024 tot en met november 2024 en januari, februari, maart en juni 2025, € 917,36 voor de maand juli 2025 en € 932,76 voor de maand augustus 2025. In totaal gaat het dus om een bedrag van € 14.425,42. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij deze bedragen moet betalen. Uit wat hij ter zitting heeft gezegd, blijkt dat hij de voorschotten niet heeft betaald omdat hij het niet eens was met de vaste en variabele verwarmingskosten die in rekening zijn gebracht. De betwisting van de verschuldigdheid van verwarmingskosten levert echter geen grond op om de betaling van voorschotbijdragen op te schorten (in de zin van artikel 6:52 BW). De vordering van de VvE is dan ook toewijsbaar op dit punt.
€ 3.442,17 en € 447,34 onder de noemer ‘service-afrekeningen’. Zij stelt dat uit artikel 4 lid 4 van de akte van ondersplitsing volgt dat, indien sprake is van een negatieve exploitatierekening, de eigenaren dit tekort moeten aanvullen. Uit de notulen van de vergadering van 14 december 2023 (agendapunt 6 sub f) blijkt dat de VvE heeft besloten om het negatieve exploitatieresultaat over het boekjaar 2022-2023 van € 18.924,48 af te rekenen met de eigenaren en hierover heeft [gedaagde] ook een brief ontvangen. Er is inderdaad een brief (met specificatie) overgelegd van 9 januari 2024 waarin staat dat het saldo van de afrekening € 447,34 bedraagt. Dat [gedaagde] dit bedrag moest betalen, heeft hij onvoldoende betwist. De vordering is in zoverre toewijsbaar. [gedaagde] voert evenwel terecht aan dat (kort samengevat) nergens uit blijkt dat hij een bedrag van € 3.442,17 verschuldigd is. Dit staat in elk geval niet met zoveel woorden in de voornoemde notulen of brief. De VvE zal in de gelegenheid worden gesteld om bij akte toe te lichten waaruit blijkt dat [gedaagde] dit bedrag moet betalen. [gedaagde] mag vervolgens bij antwoordakte reageren.
€ 86,72 is niet toewijsbaar. De VvE heeft niet gesteld op grond waarvan kosten van onderzoek naar de werking van warmtekostenverdelers in dit geval voor rekening van [gedaagde] zouden moeten komen. Zij heeft dan ook niet aan haar stelplicht voldaan.
€ 15,79 wordt afgewezen. De VvE heeft niet gesteld waarop deze post ziet en waarom [gedaagde] deze kosten zou moeten betalen, ook niet na betwisting door [gedaagde] . Zij heeft dan ook niet aan haar stelplicht voldaan.
4.De beslissing
woensdag 5 november 2025voor het nemen van een akte door de VvE over wat is vermeld onder 3.12, 3.28 en 3.29, waarna [gedaagde] op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
8 oktober 2025.