ECLI:NL:RBGEL:2025:8292

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
C/05/446455 / HA ZA 25-29
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitlatingen en publicatie door Gemeente Barneveld met betrekking tot bedreiging van ambtenaar en onschuldpresumptie

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, staat de vraag centraal of de Gemeente Barneveld onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] na een telefoongesprek op 1 november 2019. Tijdens dit gesprek, dat plaatsvond tussen [eiser], voorzitter van het Actiecomité [actiecomité], en [naam 1], projectleider bij de gemeente, werd gesproken over openstaande vragen van het actiecomité. [eiser] uitte de zorg dat de druk van de achterban zou toenemen als de gemeente niet zou reageren. [naam 1] interpreteerde deze opmerking als bedreigend, wat leidde tot een memo van de gemeente aan de gemeenteraad en publicatie in de Barneveldse Krant. [eiser] vorderde een verklaring voor recht dat de gemeente onrechtmatig had gehandeld, aansprakelijkheid voor schade, rectificatie en schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de publicatie van het memo in het kader van de informatieplicht van de gemeente aan de raad was en dat de beschuldigingen aan [eiser] niet als onrechtmatig konden worden gekwalificeerd. De vorderingen van [eiser] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/446455 / HA ZA 25-29
Vonnis van 8 oktober 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. O.M.B.J. Volgenant,
tegen
GEMEENTE BARNEVELD,
te Barneveld,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Gemeente Barneveld,
advocaat: mr. T. Rezaie.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 april 2025,
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling van 25 augustus 2025.
1.2.
Vandaag wordt het eindvonnis in deze zaak uitgesproken.

2.De zaak in het kort

2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of Gemeente Barneveld onrechtmatig heeft gehandeld naar aanleiding van een telefoongesprek. Dit gesprek vond op 1 november 2019 plaats tussen [eiser] en de heer [naam 1] . [eiser] was voorzitter van het Actiecomité [actiecomité] ; [naam 1] was projectleider ‘windmolens’ bij Gemeente Barneveld. Zij bespraken dat het actiecomité in afwachting was van antwoorden van Gemeente Barneveld op gestelde vragen. Tijdens het gesprek heeft [eiser] gezegd dat de druk van de achterban op het bestuur van het actiecomité groter zou worden als Gemeente Barneveld de openstaande vragen niet zou beantwoorden. De achterban zou dan eisen dat het actiecomité het niet bij woorden zou laten. Dit heeft [naam 1] als bedreigend ervaren. Dat is onder meer aan de orde geweest in een memo dat het college aan de gemeenteraad heeft gestuurd en dat openbaar is gemaakt op de website van Gemeente Barneveld. Naar aanleiding hiervan is een artikel in de Barneveldse Krant gepubliceerd, waarin [eiser] met naam en functie is genoemd.
2.2.
In deze procedure vordert [eiser] een verklaring voor recht dat Gemeente Barneveld onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door hem te beschuldigen van het bedreigen van een ambtenaar, een verklaring voor recht dat Gemeente Barneveld aansprakelijk is voor de schade die hij als gevolg daarvan heeft geleden, een gebod tot rectificatie door middel van een persbericht in de Barneveldse Krant en op de website van Gemeente Barneveld en een veroordeling tot vergoeding van materiële en immateriële schade, op te maken bij staat.
2.3.
Gemeente Barneveld vindt dat de vorderingen moeten worden afgewezen.
2.4.
De rechtbank komt tot de conclusie dat Gemeente Barneveld niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] . De vorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

3.De feiten

3.1.
Na het telefoongesprek met [eiser] nam [naam 1] contact op met zijn leidinggevende, directeur ruimtelijke ontwikkeling [naam 2] , en deed hij verslag van het gesprek met [eiser] . Daarna sprak [naam 2] telefonisch met [eiser] . Van dit gesprek heeft [eiser] een opname gemaakt. In het gesprek gaf [naam 2] aan dat [naam 1] zich ronduit bedreigd voelde door wat [eiser] had gezegd en zei [eiser] onder meer het volgende:
“ [eiser] : Wat je ziet is dat de achterban bij ons, en dat is het enige wat ik tegen [naam 1] gezegd heb, en dat was niet eens op hem gericht, maar was gewoon op de gemeente gericht, is dat de achterban allang druk uitoefent op ons actiecomité om het niet bij woorden te laten. En toen zei hij: ‘Ja, maar wat zeg je daarmee en dat is een bedreiging.’ Ik zeg: ‘Ik weet niet wat zij daarmee bedoelen want dat vraag ik niet eens. Want ik zeg gewoon zo lang als ik voorzitter ben van het actiecomité wil ik het met woorden oplossen. En anders moet er een andere voorzitter komen.’ Nou, wat je ziet, dat is wat er gezegd is.
(…)
“ [eiser] : (…) Wat er nu gebeurt is dat die druk wordt wel enorm groot, dus ik heb alleen tegen hem gezegd van “Ik heb die antwoorden nodig en dan besluiten we.’ En ik zeg: ‘De druk op ons is heel groot.’ Zo heb ik het gezegd vanuit de achterban. ‘Wij pikken alles maar de druk wordt heel groot vanuit de achterban om het niet bij woorden te laten.’ En hij zegt: ‘En wat bedoelt u daarmee? En wat anders, wat anders? Ik zeg: ‘Wat anders? Dat weet ik niet want ik ben niet de achterban, ik ben het actiecomité, en ik ben degene die zegt dat we het bij woorden willen laten.’ Ja en daar ging hij op door, ook weer op zo’n manier. En ik zei: Ja dit is het want ik kan er niks over zeggen want ik weet niet wat ze bedoelen. Ze zeggen alleen we moeten het niet bij woorden laten. Nou ja, demonstreren is tegenwoordig een heel bekend fenomeen, misschien willen ze dat doen of wat pas in Bronckhorst gebeurd is, een geluidsactie bij het gemeentehuis. Ik weet het niet, maar ik bedoel daar heb ik niets over gezegd, als hij zich met die woorden al bedreigd voelt.”
3.2.
Na het gesprek met [naam 2] stuurde [eiser] op 1 november 2019 om 17:58 uur een sms-bericht aan [naam 1] . Hierin stond onder meer dat hij de desbetreffende opmerking niet had gemaakt om daarmee een bedreiging te uiten.
3.3.
Diezelfde avond om 20:24 uur stuurde de wethouder [naam 3] een e-mail aan [eiser] . Hiervan ontvingen de andere bestuursleden van het actiecomité een afschrift. In deze e-mail stond het volgende:
“Het intimideren c.q. bedreigen van onze medewerkers, in welke vorm dan ook, tolereren wij niet. Wij schorten onze samenwerking op, in ieder geval totdat een gesprek tussen u en onze directeur ruimtelijke ontwikkeling, de heer [naam 2] , heeft plaatsgevonden.”
3.4.
Bij e-mail van 2 november 2019 liet [naam 1] aan deelnemers aan een overleg op
5 november 2019 (de advocaat van het actiecomité, de advocaat van Gemeente Barneveld en de heer [naam 4] van het ADR Instituut) weten dat dit overleg niet kon doorgaan. In deze e-mail stond dat [eiser] het helaas nodig vond om bedreigingen te uiten aan zijn adres en dat daarom het protocol voor dit soort situaties in werking was gesteld. Ook had hij overleg gehad met de politie. Gezien de situatie werd ieder overleg met het actiecomité opgeschort.
3.5.
Op 4 november 2019 schreef [eiser] aan wethouder [naam 3] dat hij [naam 1] op geen enkele wijze heeft bedreigd. Daarbij werd de wethouder verzocht om de beschuldiging binnen 24 uur te onderbouwen en binnen 24 uur te laten weten of zij aangifte van bedreiging had gedaan of ging doen ofwel dat zij deze beschuldiging introk.
3.6.
Gemeente Barneveld heeft niet gereageerd op deze e-mail. Zij heeft geen aangifte van bedreiging gedaan. Er heeft geen strafrechtelijk onderzoek naar [eiser] plaatsgevonden.
3.7.
Op 12 november 2019 verscheen een artikel in de Barneveldse Krant met de titel ‘Comité vermoedt opzet bij beschuldiging.’ Hierin stond dat een bestuurslid van het comité in een telefoongesprek met een ambtenaar de woorden ‘de achterban wil het niet meer alleen bij woorden houden’ had geuit, die de ambtenaar als een bedreiging aan zijn adres opvatte.
3.8.
Op 14 november 2019 deed [eiser] aangifte van smaad en laster tegen [naam 1] en [naam 3] . Deze aangifte heeft niet tot strafrechtelijke vervolging geleid.
3.9.
Op 22 november 2019 zond wethouder [naam 3] een memo van het college aan de gemeenteraad. Dit memo had als onderwerp ‘Hervatten overleg actiecomité [actiecomité] ’. Hierin stond onder meer het volgende:
“De communicatie is de afgelopen weken verstoord geraakt nadat een van onze medewerkers zich bedreigd heeft gevoeld in een telefoongesprek met de voorzitter van het comité. De voorzitter zelf heeft in de media aangegeven aangifte te hebben gedaan van smaad door zowel de ambtenaar als wethouder [naam 3] . De gemeente staat voor een veilige werkomgeving voor haar ambtenaren en bestuurders. Wij willen graag het gesprek voortzetten zodra de situatie weer is genormaliseerd.
(…)
Het overleg is door ons opgeschort vanwege de hiervoor genoemde, in de aanloop naar deze bijeenkomst gedane, niet acceptabele uitspraken door de voorzitter van het comité. De voorzitter is uitgenodigd met ons in gesprek te gaan over dit voorval. Totdat dit gesprek heeft plaatsgevonden is hij geen gesprekspartner meer.”
3.10.
Dit memo is op 2 december 2019 openbaar gemaakt op de website van Gemeente Barneveld. Het stond onder het kopje ‘Ingekomen en uitgaande stukken’ als onderdeel van de agenda voor de gemeenteraadsvergadering van 11 december 2019.
3.11.
Eind november 2019 is het overleg tussen Gemeente Barneveld en het actiecomité weer op gang gekomen. Begin december 2019 is het contact tussen Gemeente Barneveld en [eiser] hervat.
3.12.
Op 3 december 2019 publiceerde de Barneveldse Krant een artikel naar aanleiding van de openbaarmaking van het voornoemde memo met als titel ‘B. en W. willen weer praten na ‘bedreiging’’. In dit artikel werd [eiser] met naam en functie genoemd.
3.13.
Op 6 januari 2020 deed [eiser] aangifte tegen Gemeente Barneveld en de Barneveldse Krant voor het vermelden van zijn naam. Deze aangifte heeft niet tot strafvervolging geleid.

4.De beoordeling

Maatstaf
4.1.
Hoewel [eiser] terecht aanvoert dat Gemeente Barneveld geen beroep toekomt op grondrechten, [1] staan ook in deze zaak twee – ieder voor zich hoogwaardige – maatschappelijke belangen tegenover elkaar. Aan de ene kant het belang dat individuele burgers niet door publicaties worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Aan de andere kant het belang dat misstanden die de samenleving raken niet blijven voortbestaan door gebrek aan bekendheid bij het grote publiek. Welk van deze belangen de doorslag geeft, hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder:
a. de aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die verdenkingen betrekking hebben;
b. de ernst - bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand die de publicatie aan de kaak beoogt te stellen;
c. de mate waarin ten tijde van de publicatie de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal;
d. de inkleding van de verdenkingen, gezien in verhouding tot de onder a tot en met c bedoelde factoren;
e. de mate van waarschijnlijkheid dat, ook zonder de verweten publicatie, in het algemeen belang het nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen met een redelijke kans op spoedig succes bereikt had kunnen worden;
f. een mogelijke beperking van het door de publicatie te veroorzaken nadeel voor degene die erdoor wordt getroffen, in verband met de kans dat het betreffende stuk, ook zonder de verweten terbeschikkingstelling, in de publiciteit zou zijn gekomen. [2]
De openbaarmaking van het memo
4.2.
Uit artikel 169 lid 1 van de Gemeentewet volgt dat het college verantwoording schuldig is aan de raad over het door het college gevoerde bestuur. Uit artikel 169 lid 2 van de Gemeentewet volgt dat het college verplicht is - uit eigen beweging - alle inlichtingen te geven die de raad voor de uitvoering van zijn (controlerende) taak nodig heeft.
4.3.
Gemeente Barneveld heeft onweersproken naar voren gebracht dat het college het memo van 22 november 2019 heeft toegezonden aan de raad in het kader van de uitvoering van zijn actieve informatieplicht. In het memo wordt de beslissing toegelicht om het overleg met het actiecomité op te schorten en de (weg naar) hervatting van het overleg. Weliswaar stelt [eiser] dat het overleg met het actiecomité niet mocht worden opgeschort naar aanleiding van die uitlatingen en later ook weer is hervat, maar dat laat, ook als het klopt, onverlet dat de beslissing tot opschorting van het overleg feitelijk is genomen en dat het college de raad hierover diende te informeren. Verder stelt [eiser] dat de beschuldigingen aan zijn adres en het opschorten van het overleg met het actiecomité politiek gemotiveerd waren, omdat het overleg tussen de gemeente en het actiecomité zeer moeizaam verliep en de politieke belangen bij de voortgang van het windmolendossier groot waren. Gemeente Barneveld betwist dat. Vast staat dat het telefoongesprek tussen [eiser] en [naam 1] en de openbaarmaking van het memo plaatsvonden in de politiek-bestuurlijke context van (overleg over) het dossier ‘windmolens’. Dat brengt echter op zichzelf niet mee dat het bedoelde handelen van Gemeente Barneveld politiek gemotiveerd was. Enig feitelijk aanknopingspunt voor de juistheid van de stelling dat het handelen van Gemeente Barneveld was ingegeven door iets anders dan de uitlatingen die [eiser] in het telefoongesprek met [naam 1] heeft gedaan, heeft [eiser] in deze procedure niet naar voren gebracht.
4.4.
Het memo is als ingekomen stuk voor de raadsvergadering van 11 december 2019 gepubliceerd op de website van Gemeente Barneveld. De raadsvergadering was openbaar, en datzelfde gold voor het memo als ingekomen stuk, aangezien kennelijk geen verplichting tot geheimhouding is opgelegd (zie de artikelen 23 en 25 van de Gemeentewet zoals die toen luidden). Ter zitting heeft Gemeente Barneveld onweersproken toegelicht dat vergaderstukken altijd worden gepubliceerd op de website zodat geïnteresseerden gemakkelijk kunnen zien waarover de raad vergadert. In het licht hiervan geldt als uitgangspunt dat het algemeen belang gediend was met de publicatie van het memo.
De informatie die al openbaar was
4.5.
Het voorgaande neemt niet weg dat Gemeente Barneveld diende te voorkomen dat [eiser] onevenredig nadeel zou lijden als gevolg van de inhoud en publicatie van het memo.
4.6.
In dit kader is van belang welke informatie al openbaar was op het moment van schrijven en publiceren van het memo. Op 12 november 2019 stond een artikel in de Barneveldse Krant waarin werd gesproken over een uitlating van een bestuurslid van het actiecomité dat “de achterban het niet meer alleen bij woorden wil houden”, die een ambtenaar als een bedreiging aan zijn adres heeft opgevat. In het artikel werd gesproken over telefoongesprekken met ambtenaren en over het sms-bericht van [eiser] en de e-mails van [naam 1] , [naam 3] en [eiser] (zie 3.1 tot en met 3.5). Hieruit werden delen geciteerd. In het artikel stond verder dat het actiecomité aangifte van smaad of laster heeft gedaan.
4.7.
Volgens Gemeente Barneveld is [eiser] in dit artikel uitgebreid ingegaan op zijn beleving van het telefoongesprek met [naam 1] en heeft hij diverse e-mails in handen gesteld van de krant; volgens [eiser] was de informatie afkomstig van het actiecomité. Wie de informatie aan de krant heeft verstrekt, kan in het midden blijven. Feit is namelijk dat de informatie uit het artikel openbaar was en dat Gemeente Barneveld bij deze openbaarmaking niet betrokken was. De inhoud van het memo van 22 november 2019 moet tegen deze achtergrond worden beschouwd, nu Gemeente Barneveld ter zitting heeft toegelicht dat bij het opstellen van het memo en de woordkeuze daarin is betrokken wat al in de krant had gestaan op 12 november 2019. [eiser] heeft dit niet weersproken.
De inhoud van het memo en de daaraan voorafgaande e-mails
4.8.
Gelet op de informatie die al openbaar was, was het memo wat betreft inhoud en toonzetting voldoende terughoudend en zakelijk. [3] Dit wordt hierna uitgelegd.
4.9.
In het memo wordt [eiser] niet bij naam genoemd en niet met zoveel woorden beschuldigd van enig strafbaar feit. In het memo staat immers dat een medewerker van Gemeente Barneveld zich bedreigd heeft
gevoeld. Anders dan [eiser] tot uitgangspunt neemt, wordt hij dus niet beschuldigd van het plegen van een (ernstig) strafbaar feit. De uitspraken van de voorzitter worden verder niet omschreven of (anderszins) gekwalificeerd. Hiermee heeft Gemeente Barneveld geen relevante informatie bekendgemaakt die niet reeds was opgenomen in het voornoemde artikel in de Barneveldse Krant, met uitzondering van het feit dat wordt gesproken over de voorzitter (in plaats van een bestuurslid) en dat de uitspraken worden aangemerkt als niet acceptabel.
4.10.
Op zichzelf heeft [eiser] onbetwist gesteld dat iedereen die het dossier ‘windmolens’ enigszins volgde, wist dat hij voorzitter was van het actiecomité, onder meer omdat hij al veel vaker met zijn naam in de krant had gestaan. In het verlengde hiervan stelt hij terecht dat het aan de hand van de omschrijving van zijn functie (voorzitter van het comité) in het memo eenvoudig was voor de Barneveldse Krant om zijn naam te achterhalen en publiceren. Op dit punt kan Gemeente Barneveld echter geen verwijt worden gemaakt. Het college had besloten om het overleg met het actiecomité op te schorten. Voor het nemen en motiveren van die beslissing en voor het informeren van de raad daarover was van belang dat de bedoelde uitspraken waren gedaan door de voorzitter van dat comité. De vermelding van deze functie in het memo diende dus een redelijk doel.
4.11.
Verder is relevant dat het memo vermeldt dat de voorzitter in de media had aangegeven aangifte te hebben gedaan van smaad tegen de ambtenaar en wethouder [naam 3] . Hoewel in de krant had gestaan dat het actiecomité aangifte had gedaan, volgt uit deze vermelding voldoende duidelijk dat de voorzitter zich niet kon vinden in het gevoel van bedreiging van de betrokken ambtenaar. Het memo gaf daarmee niet alleen de visie van Gemeente Barneveld weer, maar ook de afwijkende zienswijze van [eiser] . Al met al wekt het memo niet de indruk dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. [eiser] wordt reeds daarom niet gevolgd in zijn stelling, wat daar verder ook van zij, dat Gemeente Barneveld de onschuldpresumptie heeft geschonden.
4.12.
Wat betreft de beschuldiging van een strafbaar feit wijst [eiser] verder op de e-mail van wethouder [naam 3] van 1 november 2019. Hierin werd gesproken over ‘het intimideren en bedreigen van onze medewerkers’. Hij wijst ook op de e-mail van [naam 1] van
2 november 2019. Hierin werd gesproken over het ‘uiten van bedreigingen’. Deze e-mails zijn echter niet openbaar gemaakt door Gemeente Barneveld. Deze e-mails zijn gericht aan een beperkt aantal direct betrokkenen en zijn niet door Gemeente Barneveld aan de krant verstrekt. Hiermee heeft Gemeente Barneveld dan ook geen uitlatingen aan het (brede) publiek gedaan. Voor de opmerkingen in de e-mail van [naam 1] van 2 november 2019 dat er een protocol in werking is gesteld en overleg is gevoerd met de politie geldt hetzelfde. Deze opmerkingen keren niet terug in het memo van het college dat openbaar is gemaakt.
De uitlatingen vonden voldoende steun in de feiten
4.13.
De vermelding in het memo dat een medewerker zich bedreigd heeft gevoeld in een telefoongesprek en dat sprake was van niet acceptabele uitspraken vindt voldoende steun in de feiten. Vast staat dat [eiser] tegen [naam 1] heeft gezegd dat de achterban zou eisen dat het actiecomité het niet bij woorden zou laten als Gemeente Barneveld openstaande vragen niet zou beantwoorden. Uit het telefoongesprek tussen [eiser] en [naam 2] moet worden afgeleid dat [naam 1] daarna heeft gezegd dat dat een bedreiging is en heeft gevraagd wat [eiser] daarmee bedoelde. Hierop heeft [eiser] geantwoord dat hij dat niet weet. Kennelijk heeft [eiser] toen niet direct (tegen [naam 1] ) gezegd dat geen sprake was van een bedreiging of dat zijn uitspraak zo niet was bedoeld en heeft hij ook niet verduidelijkt wat hij dan wél bedoelde. Weliswaar zei [eiser] achteraf dat hij bedoelde dat de leden van het actiecomité van het bestuur zouden verlangen dat er actie zou worden gevoerd als een dialoog niets opleverde, bijvoorbeeld met een demonstratie of geluidsprotest, maar ter zitting heeft hij verklaard dat hij niet tegen [naam 1] heeft gezegd welke actie de leden dan zouden verlangen.
4.14.
Hier komt bij dat [eiser] stelt dat het gesprek met [naam 1] onplezierig was en dat er over en weer verwijten werden gemaakt. [naam 1] verweet het actiecomité dat het onwaarheden zou verkondigen en [eiser] was er verbolgen over dat de projectleider de advocaat van het comité achter zijn rug om had benaderd. Gelet op de bewoordingen van de uitspraak van [eiser] en de context en sfeer van het telefoongesprek heeft [naam 1] zich persoonlijk bedreigd gevoeld en heeft het college de uitspraak van [eiser] als niet acceptabel omschreven. Deze omschrijving en kwalificatie vinden voldoende steun in de feiten. Dat [eiser] stelt dat zijn uitspraken niet bedreigend waren bedoeld, neemt niet weg dat ze wel zo zijn overgekomen. Dat sprake was van een belangentegenstelling tussen Gemeente Barneveld en het actiecomité, dat het ging om een gesprek tussen professionals en dat [eiser] achteraf in een gesprek met [naam 2] en een sms aan [naam 1] had toegelicht dat hij niet had bedoeld een bedreiging te uiten, zoals [eiser] stelt, veranderen evenmin hoe [naam 1] het telefoongesprek heeft beleefd. Dit geldt ook voor de opmerking van [eiser] dat, zolang hij voorzitter is, het met woorden wordt opgelost.
4.15.
De stelling van [eiser] dat Gemeente Barneveld diepgaander onderzoek had moeten doen naar de beschuldigingen en tot dat moment had moeten afzien van publicatie wordt niet gevolgd. Het ging namelijk om de subjectieve beleving van de uitlatingen van [eiser] in een telefoongesprek met [naam 1] . Hiervan heeft [naam 1] verslag gedaan aan [naam 2] . Vervolgens heeft [naam 2] gesproken met [eiser] , waarbij [eiser] zijn kant van het verhaal heeft verteld en de aard en inhoud van zijn uitspraak heeft toegelicht. In het licht hiervan valt zonder nadere toelichting, die [eiser] niet heeft gegeven, niet in te zien welk nader onderzoek het college nog had moeten doen alvorens het memo openbaar te maken.
Gemeente Barneveld heeft niet onrechtmatig gehandeld
4.16.
Gelet op de voornoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, kan niet worden geconcludeerd dat Gemeente Barneveld onrechtmatig heeft gehandeld.
4.17.
Het beroep van [eiser] op het Verdrag van Aarhus maakt dat niet anders. Uit artikel 3 lid 8 van het Verdrag van Aarhus volgt dat elke partij bij dat verdrag waarborgt dat personen die hun rechten uitoefenen overeenkomstig de bepalingen van dit verdrag niet worden gestraft, vervolgd of op enige wijze gehinderd wegens hun betrokkenheid. Het beroep op dit artikellid, wat hier verder ook van zij, faalt omdat het niet in de weg staat aan opschorting van overleg met een actiecomité naar aanleiding van uitlatingen als hier aan de orde, en ook niet aan het verstrekken van informatie daarover op de wijze waarop dat is gebeurd.
4.18.
Tot slot heeft [eiser] betoogd dat de beschuldiging aan zijn adres moet worden bezien in het licht van het recht van het actiecomité (op grond van artikel 7 Grondwet, artikel 19 IVBPR en artikel 10 EVRM) om publiekelijk kritiek op overheidsbeleid te uiten en dat die beschuldiging ook het recht op vergadering en vereniging beperkt (op grond van artikel 11 EVRM). Dit betoog slaagt ook niet, omdat [eiser] onvoldoende heeft gemotiveerd dat en waarom het handelen van Gemeente Barneveld een beperking van bedoelde rechten van het actiecomité oplevert en waarom dat onrechtmatig jegens hem zou zijn.
Slotsom
4.19.
Nu Gemeente Barneveld niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] zullen alle vorderingen worden afgewezen.
4.20.
[eiser] krijgt ongelijk. Hij moet daarom de proceskosten (inclusief de nakosten) betalen. De proceskosten van Gemeente Barneveld worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.120,00
4.21.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 2.120,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.L. van de Sande en in het openbaar uitgesproken op
8 oktober 2025
1906

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 6 februari 1987, ECLI:NL:HR:1987:AG5531.
2.Vgl. Hoge Raad 24 juni 1983, ECLI:NL:HR:1983:AD2221.
3.Vgl. Hoge Raad 13 juli 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3161.