ECLI:NL:RBGEL:2025:8478

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
17488.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door hevig geweld op echtgenote en bedreiging van politieambtenaar

Op 7 oktober 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige man uit Oekraïne, die werd beschuldigd van het doden van zijn vrouw en het bedreigen van een politieambtenaar. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar voor doodslag. De feiten vonden plaats in de periode van 15 tot 16 januari 2024, waarbij de verdachte zijn vrouw, [slachtoffer 1], opzettelijk van het leven beroofde door haar met kracht te slaan en te stompen, wat leidde tot haar overlijden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet had op de dood van zijn vrouw, gezien de ernst van de verwondingen die zij had opgelopen. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor de bedreiging van [slachtoffer 2], een politieagent, met een mes op 3 november 2023. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en dat er geen sprake was van voorbedachte raad, waardoor hij van dat deel werd vrijgesproken. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de nabestaanden van het slachtoffer, waaronder de zoon en moeder van [slachtoffer 1].

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05.017488.24; 05.290519.23 (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 7 oktober 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1983 in [geboorteplaats 1] (Oekraïne),
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. R.G. Knegt, advocaat in Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
05.017488.24:
hij in of omstreeks de periode van 15 januari 2024 tot en met 16 januari 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland, [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd,
door meermalen, althans eenmaal, met kracht, al dan niet met een groot en/of zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd en/of op/tegen de borst en/of op/tegen de rug en/of op/tegen de buik en/of op/tegen de romp, althans op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] , te slaan en/of te stompen en/of te
trappen en/of door meermalen, althans eenmaal, met kracht, al dan niet met een groot en/of zwaar voorwerp, uitwendig en/of mechanisch en/of samendrukkend geweld op/tegen de borst en/of de rug, althans op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] toe te passen en/of door meermalen, althans eenmaal, met kracht, al dan niet met een groot en/of zwaar voorwerp, uitwendig en/of mechanisch en/of samendrukkend en/of smorend geweld op/tegen het hoofd en/of de hals, althans op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] toe te passen;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 15 januari 2024 tot en met 16 januari 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland, aan zijn echtgenote en/of levensgezel, [slachtoffer 1] , opzettelijk en
met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- verscheuringen van de milt en/of de lever en/of in de buik(holte) en/of
- samengevallen en/of geperforeerde longen en/of
- meerdere gebroken ribben,
heeft toegebracht, door meermalen, althans eenmaal, met kracht, al dan niet met een groot en/of zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd en/of op/tegen de borst en/of op/tegen de rug en/of op/tegen de buik en/of op/tegen de romp, althans op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] , te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of door meermalen, althans eenmaal, met kracht, al dan niet met een groot en/of zwaar voorwerp, uitwendig en/of mechanisch en/of samendrukkend geweld op/tegen de borst en/of de rug, althans op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] toe te passen terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
05.290519.23:
hij op of omstreeks 3 november 2023 te [plaats 2] , gemeente [plaats 3] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een mes in de richting van die [slachtoffer 2] te richten en/of door met een mes in de richting van die [slachtoffer 2] te lopen, althans te wijzen, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer 2] in diens hoedanigheid van hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

05.017488.24 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van voorbedachte raad, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van moord. Wel kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van moord dan wel doodslag, nu het (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer 1] niet bewezen kan worden.
Beoordeling door de rechtbank
Inleidend
Op dinsdag 16 januari 2024 rond 11:07 uur kwam verbalisant [verbalisant 1] na een melding ter plaatse bij het hotel [hotel] aan de [adres 1] in [plaats 1] . Nadat [verbalisant 1] naar binnen ging bij kamer [nummer 1] , zag hij op het rechtermatras van het bed een vrouw liggen. Hij zag dat de onderarm van de vrouw omhoog stond in een hoek van 40 tot 45 graden en nergens op steunde. [verbalisant 1] voelde aan het rechter onderbeen van de vrouw, dat erg koud aanvoelde. [verbalisant 1] concludeerde dat reanimatie niet meer zinvol was omdat de vrouw was overleden. De lijkstijfheid was al ingetreden. De overleden vrouw bleek later te zijn: [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1979 te [geboorteplaats 2] (Oekraïne).
De ambulancemedewerkers die later arriveerden zagen ook direct dat zij niets meer konden betekenen voor [slachtoffer 1] . Zij gaven aan dat het letsel, dat zij zagen, niet klopte. [2] In kamer [nummer 1] zijn op diverse plekken veel op bloedgelijkende sporen aangetroffen. Op onder meer de volgende plaatsen werden op bloedgelijkende sporen aangetroffen: op de muur vlakbij het gordijn ( [spoor 1] ) [3] , op de vloerplint naast de terrasdeur ( [spoor 2] ), op de dorpel van de terrasdeur ( [spoor 3] ) en onder het midden, ter hoogte van het voeteneinde van het rechter bed ( [spoor 4] , [spoor 5] & [spoor 6] ). [4] Deze sporen zijn door het TMFI onderzocht. In de bemonsteringen van de hiervoor genoemde bloedgelijkende sporen, is een, van een vrouw afkomstig, enkelvoudig DNA-profiel aangetroffen waarvan de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één miljard. De mogelijke donor van het uit celmateriaal verkregen enkelvoudige DNA-profiel is [slachtoffer 1] . [5] Daarom concludeert de rechtbank dat de aangetroffen bloedsporen afkomstig zijn van [slachtoffer 1] .
De rechtbank ziet zich gelet op het voorgaande voor de vraag gesteld hoe [slachtoffer 1] om het leven is gekomen en wie daarvoor verantwoordelijk is.
Letsels en doodsoorzaak
De forensisch radioloog, [naam 1] , heeft na radiologisch onderzoek onder meer de volgende letsels vastgesteld. De borstkas/het ribbenrooster is vervormd als gevolg van uitgebreide ribfracturen aan beide zijden (foto 14 t/m 18):
  • aan de linkerzijde zijn er fracturen zichtbaar van alle ribben. De ribben, met uitzondering van de eerste rib, zijn op meerdere plaatsen gebroken. Het merendeel van de fracturen hebben radiologisch geen tekenen van botgenezing en zijn daarom als recent te duiden;
  • aan de rechterzijde zijn er fracturen zichtbaar van alle ribben. De ribben, met uitzondering van de eerste en de twaalfde rib, zijn op meerdere plaatsen gebroken. Er zijn zowel recente als genezende ribfracturen zichtbaar.
Uit het radiologische onderzoek blijkt dat er 42 recente ribfracturen te zien zijn. [7]
De forensisch patholoog, [naam 2] , heeft na de gerechtelijke sectie van het lichaam van [slachtoffer 1] een rapportage opgemaakt. De patholoog beschrijft in deze rapportage onder meer het volgende uitwendige letsel:
  • verspreid aan de borst, buik en de flanken/rug zijwaarts, meerdere, veelal separaat gelegen en soms in elkaar verlopende hematomen.
  • Aan de buik tenminste 30 hematomen en aan de rug (zijwaarts links) tenminste 30 hematomen.
Enkele van deze letsels zijn verder onderzocht door prof. [naam 3] in een letseldateringsonderzoek. Hij concludeerde dat het letsel aan de linkeroksellijn en aan de borst rechts vitale letsels zijn met een ouderdom passend bij meerdere tot enkele tientallen minuten. [9]
De patholoog beschrijft dat deze letsels bij leven zijn ontstaan en veroorzaakt door meervoudig, plaatselijk hevig, stomp, botsend geweld op het lichaam, zoals door meervoudig vallen, meervoudig slaan of stompen (al dan niet met structuren of voorwerpen). Gezien de uitgebreidheid en distributie van de letsels kunnen ze niet volledig worden verklaard door
bijvoorbeeld een val (van een fiets). De aantallen hematomen (aan de buik minstens 30 en aan de rug zijwaarts links minstens 30), de veelal separate distributie (afzonderlijk en toch bij elkaar gelegen) en de distributie aan onder andere ook de buigzijde van de armen, zijn daar niet in lijn mee. [10]
De patholoog beschrijft dat bij de sectie inwendig uitgebreide en ernstige letsels van de romp (borst en buik) werden vastgesteld. Zo was onder andere de borstwand uitgebreid verscheurd aan de binnenzijde en waren alle ribben gebroken. Er was deels afplatting van de borstwand, de longoppervlakken waren plaatselijk gescheurd en gekneusd, de longen waren samengevallen en deels gekneusd waar gebroken ribuiteinden de longen perforeerden, de lever was meervoudig verscheurd, de milt was verscheurd en deels verbrijzeld, wervels waren recent gebroken en er waren bloedophopingen in de buik en buikholten. Deze ernstige en uitgebreide recente inwendige letsels van de romp waren bij leven ontstaan door:
enkelvoudig hevig, uitwendig mechanisch stomp, botsend geweld op de romp ofwel hoogenergetisch trauma (bijvoorbeeld door een val van hoogte, een overrijding) of;
meervoudig hevig, uitwendig mechanisch stomp, botsend geweld op de romp (bijvoorbeeld door meervoudig slaan op de romp, al of niet met structuren of voorwerpen, meervoudig stompen of trappen op de romp).
Bij zowel a als b kan bijkomend een drukkende (comprimerende, plettende) krachtsinwerking aan de orde zijn geweest.
De patholoog concludeert dat het intreden van de dood van [slachtoffer 1] enkel op traumatische grond wordt verklaard, namelijk door hevig, uitwendig mechanisch stomp, botsend geweld op de borst en rug. Mogelijk met bijkomend drukkend (comprimerend) geweld op de borst en rug. Mogelijk kan verstikking door smoren een (mede)oorzaak zijn van het intreden van de dood. [11]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 15 januari 2024 in de middag met [slachtoffer 1] naar de huisarts is geweest. In een aanvullend rapport is door de patholoog beschreven dat het niet mogelijk is dat [slachtoffer 1] het huisartsbezoek heeft afgelegd terwijl het fatale letsel bij haar reeds was ontstaan. De fatale letsels van met name de romp zijn zodanig ernstig dat een persoon dergelijke normale activiteiten niet kan uitvoeren. [12] De rechtbank concludeert gelet op het voorgaande dat de fatale letsels ná het bezoek aan de huisarts op 15 januari 2024 zijn ontstaan.
Betrokkenheid verdachte
Uit het dossier blijkt niet dat [slachtoffer 1] na terugkomst van het huisartsbezoek in de middag van 15 januari 2024 nog de kamer uit is geweest. Volgens de verklaring van verdachte kwam [slachtoffer 1] de laatste twee tot drie weken van haar leven niet meer buiten, alleen toen hij haar naar het ziekenhuis had gebracht. [13] Verdachte heeft verklaard dat hij die avond tot 23:30 uur/00:00 uur op een feestje is geweest. Daarna is hij naar huis gegaan naar [slachtoffer 1] , zijn vrouw. Verdachte heeft verder verklaard dat ze een berichtje had gestuurd en ook had gebeld via Telegram. Hij heeft het berichtje beantwoord en is daarna naar huis gegaan. [14] Verder heeft verdachte verklaard dat hij haar nog in leven heeft gezien nadat hij thuis kwam van het feestje. [15]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] hem om 12 uur ’s nachts op 16 januari 2024 heeft gebeld met de telefoon van verdachte. [slachtoffer 1] vroeg aan [getuige 1] waar verdachte was. [16]
Uit het onderzoek naar de telefoons van verdachte en [slachtoffer 1] blijkt dat op 16 januari 2024 om 00:06 uur een uitgaand gesprek heeft plaatsgevonden vanaf de telefoon van verdachte naar Telegram account ‘ [accountnaam] ’ [telefoonnummer] van 32 seconden. [17] Het Telegram account ‘ [accountnaam] ’ is in gebruik bij [getuige 1] . [18]
[getuige 1] heeft verder verklaard dat verdachte op 16 januari 2024 rond 10:30 uur naar hem toe kwam en zei dat zijn vrouw was overleden. [19]
Getuige [getuige 2] (kamernummer [nummer 2] ) heeft verklaard dat ze tussen 00:00 uur en 02:00 uur onder haar, in kamer [nummer 1] , voornamelijk een man hoorde schreeuwen. Daarnaast hoorde ze geschuif van meubels of dat er iets werd gegooid. Getuige heeft haar koptelefoon met muziek opgedaan om muziek te luisteren, maar dit hielp niet tegen het lawaai. [20]
Getuige [getuige 3] , de directe buurman van verdachte en [slachtoffer 1] (kamernummer [nummer 3] ), heeft verklaard dat hij op 16 januari 2024 omstreeks 00:30 uur wakker was en kreungeluiden hoorde. [getuige 3] is op de gang gaan luisteren en hij hoorde alleen de stem van de buurvrouw. De geluiden klonken als het bedrijven van de liefde of een ruzie. Dit gekreun heeft ongeveer 20 minuten geduurd. [21]
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] in de middag van 15 januari 2024 het fatale letsel nog niet had bij het bezoek aan de huisarts, terwijl niet is gebleken dat zij daarna nog uit hun kamer is geweest. Verdachte is in de nacht van 16 januari 2024 na 00:06 uur thuis gekomen en heeft [slachtoffer 1] toen nog in leven gezien. Verschillende getuigen hebben vanaf dat tijdstip veel geluid gehoord uit de kamer van [slachtoffer 1] en verdachte, waaronder een schreeuwende mannenstem en een kreunende vrouwenstem. Op 16 januari 2024 rond 10:30 uur/11:00 uur ’s ochtends is [slachtoffer 1] overleden aangetroffen. De rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er in de tussentijd iemand anders dan verdachte bij [slachtoffer 1] is geweest. De rechtbank is van oordeel dat het, gelet op het voorgaande, niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die hevig, uitwendig mechanisch stomp, botsend geweld op [slachtoffer 1] heeft uitgeoefend, al dan niet met gebruikmaking van een voorwerp, en al dan niet met smorend geweld, waardoor [slachtoffer 1] is komen te overlijden. De rechtbank concludeert dat verdachte degene is geweest die de dood van [slachtoffer 1] heeft veroorzaakt.
Opzet
Aan de rechtbank ligt vervolgens de vraag voor of verdachte opzet had op het doden van [slachtoffer 1] . Daarvoor is op zijn minst opzet in voorwaardelijke zin vereist. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zou intreden. Daarnaast moet verdachte die kans ten tijde van de gedraging bewust hebben aanvaard.
Gelet op de heftigheid van het geconstateerde letsel bij [slachtoffer 1] , waaronder de 42 recente ribfracturen en de tientallen hematomen, heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] hierdoor zou komen te overlijden. Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij wist dat een deel van de ribben van [slachtoffer 1] al eerder gebroken was. [22] Door vervolgens zoveel geweld toe te passen op de romp van [slachtoffer 1] , heeft verdachte de aanmerkelijke kans op de dood ook bewust aanvaard. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] .
Alternatieve scenario’s verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij nooit geweld richting [slachtoffer 1] heeft gebruikt, ook niet in de nacht/vroege ochtend van 15 januari 2024. Over het zeer uitgebreide (deels oude) letsel van zijn vrouw, zoals door de patholoog is vastgesteld, heeft hij verklaard dat zijn vrouw nu eenmaal heel vaak viel. Ook kort voor haar dood zou zij nog van een trap en een fiets zijn gevallen. De rechtbank volstaat met de opmerking dat verdachte hierover zeer inconsistent heeft verklaard en bovenal dat het zeer ernstige letselbeeld in het geheel niet past bij een val van bijvoorbeeld een fiets en/of trap, zoals de patholoog ook heeft beschreven.
Afgezien van een vermeende val van een fiets en/of trap als oorzaak van het dodelijke letsel, heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft geprobeerd te reanimeren, waardoor het fatale letsel mogelijk zou zijn ontstaan.
De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte ook over het reanimeren inconsistent heeft verklaard. Verdachte heeft onder meer verschillend verklaard over wanneer en hoe vaak hij [slachtoffer 1] zou hebben gereanimeerd en of hij wel of geen mond-op-mondbeademing heeft toegepast. Bovendien heeft de patholoog beschreven dat het dodelijke letsel niet kan zijn ontstaan door een gangbare reanimatie of door de handelingen van de verdachte zoals hij heeft verklaard en heeft laten zien op de film. Zelfs niet als de meest krachtige vorm van reanimatie is gebruikt. Er kunnen door reanimatie ribbreuken en inwendige letsels van de borstkas worden gezien, maar niet in deze mate en verdeling. [23] De rechtbank schuift de scenario’s van verdachte gelet op het voorgaande terzijde. De rechtbank wordt verder in deze conclusie gesterkt doordat het dossier aanwijzingen bevat dat verdacht vaker gewelddadig was naar [slachtoffer 1] . [24]
Voorbedachte raad
De rechtbank is van oordeel dat, zoals ook door de officier van justitie en de raadsman is betoogd, het dossier geen bewijsmiddelen bevat voor de stelling dat sprake is van de ten laste gelegde voorbedachte raad. De rechtbank zal verdachte dan ook van dat deel partieel vrijspreken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd door hevig, uitwendig mechanisch stomp, botsend geweld op [slachtoffer 1] uit te oefenen, al dan niet met gebruikmaking van een voorwerp, en al dan niet in combinatie met smorend geweld. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de primair ten laste gelegde doodslag van [slachtoffer 1] . Omdat er geen sprake is van voorbedachte raad, wordt hij vrijgesproken van moord.
05.290519.23 [25]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken nu uit het door aangeefster beschreven gedrag van verdachte niet is op te maken dat hij (voorwaardelijk) opzet had op bedreiging met de dood of zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast kan het enkele tonen van een steekwapen objectief gezien niet de redelijke vrees opwekken bij aangeefster.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisant [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op vrijdag 3 november 2023 werkzaam was als hoofdagent bij de politie in de gemeente [plaats 3] . [slachtoffer 2] kwam rond 23:22 uur ter plaatse op de opvanglocatie van het COA aan de [adres 2] in [plaats 2] . [slachtoffer 2] hoorde dat meerdere personen van de beveiliging op één man lagen om hem in bedwang te houden en dat die persoon onder invloed was van alcohol en drugs. [slachtoffer 2] zag, in de door de beveiliging aangewezen kamer, een man (verdachte) met ontbloot bovenlijf op de grond liggen en dat hij een aantal krassen verspreid over zijn lichaam had. [slachtoffer 2] zag dat verdachte niet helder uit zijn ogen keek en in bedwang werd gehouden door een andere man. Op een gegeven moment werd verdachte weer rustig en ging [slachtoffer 2] in overleg met de beveiliging en de Koninklijke Marechaussee. Meerdere bewoners zeiden dat verdachte weer door het lint ging. [slachtoffer 2] zag dat verdachte op de gang stond en dat hij in bedwang werd gehouden door zijn vrouw. [slachtoffer 2] duwde verdachte met veel kracht terug zijn kamer in om het gevaar af te wenden van de rest van de bewoners. [slachtoffer 2] zag dat verdachte hard ten val kwam op zijn rug en zij sloot de deur. Verdachte opende de deur weer en [slachtoffer 2] sloot de deur weer. Ongeveer een halve minuut later opende [slachtoffer 2] de deur om te kijken wat verdachte aan het doen was. [slachtoffer 2] zag dat verdachte op ongeveer drie meter van haar afstond met een mes met een lemmet van ongeveer 10 centimeter in zijn linkerhand. [slachtoffer 2] zag dat hij het mes omhoog hield en dat hij op haar afstapte. [slachtoffer 2] voelde zich ernstig bedreigd. [26]
Verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben verklaard dat toen zij de kamer binnen kwamen een man zagen die erg overstuur of in de war was. De man bleef op hen onrustig en agressief overkomen. Nadat verbalisant [slachtoffer 2] ‘mes’ riep, richtte verbalisant [verbalisant 2] ook zijn stroomstootwapen op verdachte. Op zaterdag 4 november 2023 om 00:05 uur, hield verbalisant [verbalisant 2] verdachte aan wegens bedreiging en bezit van een mes. [27]
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van verdachte daarop was gericht.
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte kwam agressief over op verbalisanten, was vermoedelijk onder invloed van middelen en moest door meerdere personen in bedwang worden gehouden. Verdachte is daarna door [slachtoffer 2] zijn kamer in geduwd maar opende de deur weer. In die context toonde verdachte vervolgens een mes aan [slachtoffer 2] en stapte hij op haar af.
De rechtbank is van oordeel dat door de gedragingen van de verdachte, gelet op de gegeven omstandigheden, bezien in de context waarin de gedragingen hebben plaatsgevonden, bij [slachtoffer 2] de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
De verklaring van verdachte dat hij rustig in zijn kamer zat en het mes gebruikte om een broodje te smeren strookt niet met de bewijsmiddelen en de hiervoor beschreven context en schuift de rechtbank terzijde. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde bedreiging.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de primair tenlastegelegde doodslag onder parketnummer 05.017488.24 en de tenlastegelegde bedreiging onder parketnummer 05.290519.23 heeft begaan, te weten dat:
05.017488.24 primair:
hij
opin of omstreeks de periode van 15 januari 2024 tot en met16 januari 2024 te [plaats 1]
, althans in Nederland, [slachtoffer 1] opzettelijk
en met voorbedachten radevan het leven heeft beroofd, door meermalen
, althans eenmaal, met kracht, al dan niet met een groot en/of zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd en/of op/tegen de borst en/of op/tegen de rug en/of op/tegen de buik en/of op/tegen de romp
, althans op/tegen het lichaamvan die [slachtoffer 1] , te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of door meermalen
, althans eenmaal, met kracht, al dan niet met een groot en/of zwaar voorwerp, uitwendig en/of mechanisch en/of samendrukkend geweld op/tegen de borst en/of de rug
, althans op/tegen het lichaamvan die [slachtoffer 1] toe te passen en/of door meermalen
, althans eenmaal, met kracht, al dan niet met een groot en/of zwaar voorwerp, uitwendig en/of mechanisch en/of samendrukkend en/of smorend geweld op/tegen het hoofd en/of de hals
, althans op/tegen het lichaamvan die [slachtoffer 1] toe te passen;
05.290519.23:
hij
op ofomstreeks 3 november 2023 te [plaats 2] , gemeente [plaats 3] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door met een mes in de richting van die [slachtoffer 2] te richten en/ofdoor met een mes in de richting van die [slachtoffer 2] te lopen
, althans te wijzen, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer 2] in diens hoedanigheid van hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
05.017488.24, primair:
doodslag;
05.290519.23:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, terwijl deze wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaren en dat aan verdachte een maatregel ex artikel 38z Sr wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een lagere gevangenisstraf wordt opgelegd dan doorgaans voor doodslag wordt opgelegd (8-10 jaren) gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verder heeft de raadsman aangevoerd dat ten aanzien van oplegging van een maatregel ex artikel 38z Sr niet voldaan wordt aan de voorwaarde van het verhoogde recidiverisico.
Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van bijna 4 maanden, die voor verdachten die zich in voorlopige hechtenis bevinden is bepaald op 16 maanden. Strafvermindering van 6 maanden zou op zijn plaats zijn.
Tot slot heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat door het onterecht aanleggen van transportboeien bij verdachte sprake is van een onherstelbaar vormverzuim ex artikel 359a Sv waardoor strafvermindering moet volgen. Er blijkt namelijk niet waarom het aanleggen van transportboeien noodzakelijk was.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zijn vrouw in de nacht/vroege ochtend van 15 januari 2024, van het leven beroofd door hevig, uitwendig mechanisch stomp, botsend geweld op haar uit te oefenen, al dan niet met gebruikmaking van een voorwerp. Terwijl verdachte naar een feestje was gegaan, was het slachtoffer op de hotelkamer gebleven vanwege een al zeer slechte medische conditie. Nadat verdachte na het feest weer op de hotelkamer bij het slachtoffer kwam heeft hij extreem veel geweld op zijn vrouw uitgeoefend. Het slachtoffer heeft aan dit extreme en excessieve geweld ontzettend veel letsel overgehouden, waaronder 42 breuken in haar ribben, gebroken wervels, samengevallen en deels gekneusde longen, een op meerdere plekken gescheurde lever, een verscheurde en deels verbrijzelde milt, bloedophopingen in de buik en tientallen blauwe plekken. Het geweld is dusdanig extreem geweest dat het daardoor veroorzaakte letsel in die nacht/vroege ochtend tot haar dood heeft geleid.
De rechtbank heeft zelden zoveel letsel gezien bij een slachtoffer. Het kan niet anders dan dat het slachtoffer in de momenten voorafgaand aan haar overlijden ontzettend veel fysieke pijn heeft geleden en daarnaast enorm veel verdriet en angst heeft gekend. Het slachtoffer is door toedoen van haar man, bij wie zij juist veilig zou moeten zijn, op een verschrikkelijke manier om het leven gekomen. De rechtbank heeft voor de enorm harde, brute wijze waarop verdachte zijn vrouw, die op dat moment al zwaar lichamelijk letsel had, om het leven heeft gebracht simpelweg geen woorden. Verdachte heeft op geen enkel moment inzicht gegeven
in, noch verantwoordelijkheid genomen
voorzijn handelen. Hij heeft vooral zichzelf als slachtoffer gepresenteerd.
Verdachte heeft met zijn handelen een onomkeerbaar verlies en onherstelbaar leed aangericht bij de nabestaanden van het slachtoffer, waaronder haar zoon en haar moeder.
Dit alles rekent de rechtbank verdachte zeer zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich, een paar maanden eerder in een andere opvanglocatie voor Oekraïense vluchtelingen, schuldig gemaakt aan bedreiging met een mes van een politieagente in functie. Politieagenten doen hun werk hoofdzakelijk voor anderen. Steeds vaker worden zij geconfronteerd met agressie, geweld, bedreigingen en andere vormen van intimidatie. Dit soort feiten zijn volstrekt ontoelaatbaar.
Persoonlijke omstandigheden
Verdachte is in Oekraïne meerdere malen veroordeeld tot lange gevangenisstraffen, waaronder voor een gewelddadige roof. Er is dus sprake van recidive voor een geweldsdelict. Dit weegt de rechtbank bij het bepalen van de straf als strafverzwarende omstandigheid mee. Verder verblijft verdachte sinds medio oktober 2023 in Nederland en is ongeveer twee weken daarna al in beeld bij de politie in verband met het bedreigen van een agente. Een aantal weken later heeft verdachte zijn vrouw om het leven gebracht. Ook dit weegt de rechtbank bij het bepalen van de straf in het nadeel van verdachte mee.
Verdachte is in juli en augustus 2024 door een psychiater en psycholoog onderzocht, naar aanleiding waarvan deskundigenrapportages zijn opgesteld. Bij verdachte is geen ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens vastgesteld.
Transportboeien
Naar aanleiding van het standpunt van de verdediging over onrechtmatig gebruik van transportboeien overweegt de rechtbank als volgt.
In artikel 22 Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna: Ambtsinstructie) is bepaald:
“Ten behoeve van het vervoer of een verplaatsing kan de ambtenaar een persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, handboeien aanleggen indien op grond van de feiten of omstandigheden redelijkerwijs gevaar valt te vrezen voor:
a. ontvluchting, of
b. de veiligheid van de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, van de ambtenaar of van derden.”
Artikel 23 Ambtsinstructie schrijft voor dat de ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van het vrijheidsbeperkend middel als bedoeld in artikel 22 Ambtsinstructie, dit onverwijld schriftelijk meldt aan de hulpofficier van justitie, onder vermelding van de redenen die tot het gebruik van handboeien hebben geleid.
De rechtbank overweegt dat in de Ambtsinstructie niet is voorgeschreven dat die redenen ook in het proces-verbaal van bevindingen dan wel aanhouding moeten worden vermeld. Indien echter, zoals in onderhavige zaak, door de verdediging een beroep is gedaan op het onrechtmatig toepassen van de handboeien, dient de rechtbank, op zijn minst genomen, marginaal te toetsen of het voorschrift opgenomen in artikel 22 van de Ambtsinstructie niet onjuist is toegepast.
In het licht van dat toetsingskader overweegt de rechtbank dat in het proces-verbaal van aanhouding is opgeschreven dat verdachte op 16 januari 2024 om 15:15 uur is aangehouden en dat verbalisanten transportboeien hebben aangelegd:
“- Met het oog op gevaar voor ontvluchting.
- Met het oog op gevaar voor de veiligheid of het leven van de ambtenaar.

Verdachte wordt verdacht van een ernstig geweldsincident.”

Op grond van het hiervoor overwogene, kan worden vastgesteld dat verdachte op het moment van aanhouding verdacht werd van een zeer ernstig strafbaar feit, te weten doodslag. Het lichaam van de vrouw van verdachte werd die dag zwaar toegetakeld aangetroffen. Daarnaast bleek uit de politiesystemen, zoals weergegeven in het proces-verbaal van bevindingen voorafgaand aan de aanhouding, dat verdachte de gevarenclassificaties “Alcoholist en Wapengevaarlijk” had. In deze omstandigheden konden de verbalisanten aanleiding zien om, uit veiligheidsoverwegingen, tijdens het vervoer transportboeien aan te leggen bij verdachte. Tegen die achtergrond is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot het gebruik van de transportboeien niet gebleken is van een onrechtmatige toepassing daarvan. De verbalisanten waren daartoe ingevolge artikel 22 Ambtsinstructie gerechtigd.
Van een vormverzuim is dan ook geen sprake. Het verweer om op grond van artikel 359a Sv tot strafvermindering over te gaan wordt op grond van het voorgaande verworpen.
Redelijke termijn
Als uitgangspunt geldt dat een strafzaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang binnen de redelijke termijn. Voor een verdachte in voorlopige hechtenis, zoals in het onderhavige geval, geldt als uitgangspunt een kortere termijn van 16 maanden (HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578 (Redelijke Termijn II)). De rechtbank is echter van oordeel dat in dit geval een bijzondere omstandigheid speelt die maakt dat wordt uitgegaan van een langere redelijke termijn.
Deze zaak stond namelijk gepland voor inhoudelijke behandeling in november 2024. Omdat de vorige raadsman zich onttrok vlak voor deze inhoudelijke behandeling en er meerdere maanden overheen gingen voordat de nieuwe raadsman zich voldoende kon inlezen, de zaak kon bespreken met verdachte en duidelijk was of er nog nieuwe onderzoekswensen zouden worden ingediend, kon de inhoudelijke behandeling maandenlang niet opnieuw worden ingepland. Gelet op deze bijzondere omstandigheid, gaat de rechtbank uit van een langere redelijke termijn dan 16 maanden. De rechtbank constateert dat dit eindvonnis na minder dan 21 maanden wordt gewezen en dat dit in onderhavig geval wordt beschouwd als vallend binnen de redelijke termijn. De redelijke termijn is immers gaan lopen vanaf het moment van inverzekeringstelling op 17 januari 2024. Naar het oordeel van de rechtbank is dus geen sprake van schending van de redelijke termijn.
Strafmaat
Doodslag is een van de meest ernstige en onomkeerbare strafbare feiten uit het Wetboek van Strafrecht. Gelet op het extreme en excessieve geweld dat verdachte heeft toegepast, het extreme letsel bij het slachtoffer en het niet nemen van enige verantwoordelijkheid, is enkel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend. Alles afwegende acht de rechtbank in dit geval de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar (met aftrek van het voorarrest) passend en geboden. Dit is dan ook de straf die de rechtbank aan verdachte oplegt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
38z-maatregel
De rechtbank overweegt dat zij in de deskundigenrapportages onvoldoende aanknopingspunten ziet om tot oplegging van een maatregel ex artikel 38z Sr over te gaan. De rechtbank zal deze maatregel dus niet aan verdachte opleggen. Het dossier bevat ook geen reclasseringsadvies waarin dit wordt geadviseerd.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

05.017488.24
[benadeelde 1] (zoon slachtoffer)
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in verband met het primaire feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert, na aanpassing van de vordering op de terechtzitting, € 113,99 (vlucht Barcelona-Amsterdam-Barcelona) aan materiële schade en € 17.500,- aan immateriële schade in de zin van affectieschade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[benadeelde 2] (moeder slachtoffer)
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in verband met het primaire feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.165,93 aan materiële schade (kosten uitvaart) en € 17.500,- aan immateriële schade in de zin van affectieschade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vordering moeten worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de uitvaartkosten niet uit de factuur blijkt dat deze kosten daadwerkelijk betaald zijn, waardoor niet-ontvankelijkheid of een schatting van de kosten zou moeten volgen. De raadsman heeft verder bepleit dat de hoogte van de gijzeling wordt vastgesteld op maximaal 1 dag gelet op de draagkracht van verdachte.
Overweging van de rechtbank
[benadeelde 1] (zoon van het slachtoffer [slachtoffer 1] )
Immateriële schade (affectieschade)
De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 17.500,- toewijzen wegens immateriële schade in de zin van affectieschade. Het slachtoffer is als gevolg van het bewezenverklaarde feit overleden. De benadeelde partij valt als zoon van het slachtoffer binnen de kring van personen genoemd in artikel 6:108 lid 4 BW die aanspraak kunnen maken op een vergoeding wegens affectieschade. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met het Besluit vergoeding affectieschade. Deze schadepost wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
Materiële schade
De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 113,99 voor een retourvlucht van Barcelona naar Amsterdam toewijzen wegens uitvaart gerelateerde kosten. De benadeelde, die woonachtig is in Spanje, is naar Nederland gekomen om het lichaam van zijn moeder in ontvangst te nemen. Deze reiskosten komen op grond van het bepaalde in artikel 6:108 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking. Deze schadepost wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2024 (datum factuur) tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Anders dan de raadsman heeft betoogd zal de rechtbank daarbij bepalen dat gijzeling van 123 dagen kan worden toegepast. Gelet op artikel 6:4:20, derde lid Sv wordt bij de executie gijzeling niet toegepast indien de veroordeelde aannemelijk maakt dat hij buiten staat is te voldoen aan de verplichting tot betaling. Dat betekent dat in een later stadium, bij de executie, rekening kan worden gehouden met een eventuele omstandigheid van betalingsonmacht.
Proceskosten
De rechtbank veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil.
[benadeelde 2] (moeder van het slachtoffer [slachtoffer 1] )
Immateriële schade (affectieschade)
De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 17.500,- toewijzen wegens immateriële schade in de zin van affectieschade. De benadeelde partij valt als ouder binnen de kring van personen genoemd in artikel 6:108 lid 4 BW die aanspraak kunnen maken op een vergoeding wegens affectieschade. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met het Besluit vergoeding affectieschade. Deze schadepost wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
Materiële schade
De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 2.165,93 voor de kosten van de uitvaart van het slachtoffer toewijzen. Deze kosten komen op grond van het bepaalde in artikel 6:108 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking. Deze schadepost wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2024 (datum factuur) tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Anders dan de raadsman heeft betoogd, acht de rechtbank deze schadepost voldoende onderbouwd, omdat de benadeelde met de factuur heeft aangetoond dat deze schade is geleden. De vraag of het bedrag daadwerkelijk is betaald, is hierbij niet relevant.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Anders dan de raadsman heeft betoogd zal de rechtbank daarbij bepalen dat gijzeling van 134 dagen kan worden toegepast. Gelet op artikel 6:4:20, derde lid Sv wordt bij de executie gijzeling niet toegepast indien de veroordeelde aannemelijk maakt dat hij buiten staat is te voldoen aan de verplichting tot betaling. Dat betekent dat in een later stadium bij de executie rekening kan worden gehouden met een eventuele omstandigheid van betalingsonmacht.
Proceskosten
De rechtbank veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil.
05.290519.23
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met bedreiging met een mes een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 600,- immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Namens de benadeelde partij is aangevoerd dat zij op ‘andere wijze’ in de persoon is aangetast door het handelen van verdachte. Verdachte heeft benadeelde op korte afstand bedreigd met een mes, waarmee hij vervolgens verder in haar richting liep. Bij een bedreiging van deze aard, is sprake van een dusdanig ernstige normschending dat de nadelige gevolgen voor de hand liggen, zo is namens [slachtoffer 2] aangevoerd.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De vordering van de benadeelde partij is niet onderbouwd met persoonlijke omstandigheden. Daarnaast geldt dat niet vaststaat dat de aard en de ernst van de normschending zodanig zijn dat, zonder nadere toelichting, recht ontstaat op vergoeding.
Overweging van de rechtbank
Immateriële schade
Voor de beoordeling van de gevorderde immateriële schade stelt de rechtbank het volgende voorop. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 15 maart 2019 (ECLI:NL:HR:2019:376) als uitgangspunt gesteld dat van de in artikel 6:106, eerste lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze in ieder geval sprake is, indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van in de artikel 6:106, eerst lid, onder b BW bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze sprake is. De benadeelde partij die zich hierop beroept zal in beginsel moeten stellen en met concrete gegevens moeten onderbouwen dat de ernstige normschending dermate ingrijpende gevolgen voor haar heeft gehad, dat zij in haar persoon is aangetast. In sommige gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de daaruit voor betrokkene voortvloeiende nadelige gevolgen zozeer voor de hand liggen dat aantasting in de persoon (zonder meer) kan worden aangenomen.
Verder heeft de Hoge Raad overwogen dat van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, onder b BW niet reeds sprake is bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
In onderhavige zaak is de benadeelde partij bedreigd door verdachte door met een mes in haar richting te lopen. Uit de bewijsoverwegingen blijkt dat verdachte met een mes met een lemmet van ongeveer 10 centimeter op ongeveer drie meter van benadeelde afstond. Verdachte hield het mes omhoog en stapte op benadeelde af. De rechtbank overweegt dat in dit geval deze aard en ernst van de normschending niet dermate evident is dat zonder onderbouwing een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen.
De rechtbank acht het zeer voorstelbaar dat de benadeelde door de bedreiging gevoelens van angst, slapeloosheid en/of andere (psychische) gevoelens heeft ondervonden. Gelet op het hiervoor weergegeven kader van de Hoge Raad, overweegt de rechtbank dat dit niet voldoende is om een aantasting in de persoon op andere wijze te kunnen aannemen. De benadeelde partij heeft haar vordering niet voldoende met stukken onderbouwd waaruit blijkt dat bij haar sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaring in de vordering.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [benadeelde 1] (05.017488.24)
  • veroordeelt verdachte in verband met de bewezenverklaarde doodslag tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 113,99 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald en € 17.500,- aan immateriële schade in de zin van affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 1] , een bedrag te betalen van € 17.613,99 aan materiële schade en immateriële schade (affectieschade). De materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2024 en de immateriële schade (affectieschade) wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 123 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 2] (05.017488.24)
  • veroordeelt verdachte in verband met de bewezenverklaarde doodslag tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 2.165,93 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald en € 17.500,- aan immateriële schade in de zin van affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 2] , een bedrag te betalen van € 19.665,93 aan materiële schade en immateriële schade (affectieschade). De materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2024 en de immateriële schade (affectieschade) wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 134 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (05.290519.23)
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot immateriële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.H.S. Duinkerke (voorzitter), mr. A.P. Sno en mr. P. Verkroost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Goedheer en M.J. Willekers (MSc), griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 oktober 2025.
De griffiers zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 5] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 202402211400.DOS/ON3R024008 (Onderzoek Alexander), gesloten op 17 april 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 118-119.
3.Bijlage 3, Forensisch dossier Onderzoek Alexander: proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 1] [plaats 1] ), blad 8.
4.Bijlage 4, Forensisch dossier Onderzoek Alexander: proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 1] [plaats 1] ), blad 3 en 4.
5.Bijlage 10, Forensisch dossier Onderzoek Alexander: TMFI, rapport forensisch DNA-onderzoek van 11 maart 2024, p. 8.
6.Bijlage 7-03, Forensisch dossier Onderzoek Alexander: Maastricht UMC, rapport forensische radiologie van 18 april 2024, p. 6 en p. 8-11.
7.Bijlage 7-02, Forensisch dossier Onderzoek Alexander: Maastricht UMC, voorlopig sturingsverslag forensische radiologie, p. 2-3.
8.Bijlage 7-06, Forensisch dossier Onderzoek Alexander: TMFI, definitief deskundigenrapport forensische pathologie van 25 mei 2024.
9.Bijlage 7-07-05, Forensisch dossier Onderzoek Alexander: Amsterdam UMC, rapportage TMFI2024.0241, 13 maart 2024.
10.Bijlage 7-06, Forensisch dossier Onderzoek Alexander: TMFI, definitief deskundigenrapport forensische pathologie van 25 mei 2024, p. 8.
11.Bijlage 7-06, Forensisch dossier Onderzoek Alexander: TMFI, definitief deskundigenrapport forensische pathologie van 25 mei 2024, p. 9.
12.TMFI, aanvullend deskundigenrapport forensische pathologie van 11 maart 2025.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 64.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 51.
15.Verklaring verdachte afgelegd op de terechtzitting van 9 september 2025.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 141-142.
17.Proces-verbaal van bevindingen (analyse tijdlijn telefoons [slachtoffer 1] en [verdachte] op 15 en 16 januari 2024), p. 415.
18.Proces-verbaal van bevindingen (analyse tijdlijn telefoons [slachtoffer 1] en [verdachte] op 15 en 16 januari 2024), p. 412.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 147.
20.Proces-verbaal van bevindingen (buurtonderzoek 17 januari 2024), p. 320-321.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 119.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 48.
23.Bijlage 7-07-10 Forensisch dossier Onderzoek Alexander: TMFI, deskundigenrapport forensische pathologie en forensische radiologie van 29 mei 2024, p. 4-5.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 289; proces-verbaal van bevindingen buurtonderzoek, p. 316 (eerste alinea); proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 6 (parketnummer 05.290519.23.
25.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 6] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023510984, gesloten op 14 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
26.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 5-6.
27.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 13-14.