ECLI:NL:RBGEL:2025:8548

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
453894 FT RK 25-623
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkondiging van een afkoelingsperiode in de besloten akkoordprocedure van een vennootschap onder toezicht van de rechtbank

In deze beschikking heeft de Rechtbank Gelderland op 28 juli 2025 een verzoek van [verzoekster] B.V. behandeld tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 van de Faillissementswet (Fw). Verzoekster heeft op 8 juli 2025 verklaringen ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd en gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek het eerste verzoek is dat verzoekster heeft voorgelegd na het deponeren van de startverklaring. De rechtbank heeft de rechtsmacht en relatieve bevoegdheid vastgesteld om van het verzoek kennis te nemen. De rechtbank heeft geoordeeld dat summierlijk is gebleken dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de door verzoekster gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten. De ontvanger van de Belastingdienst heeft immers het faillissement van verzoekster aangevraagd. De rechtbank heeft de afkoelingsperiode toegewezen voor de duur van twee maanden, van 31 juli 2025 tot en met 30 september 2025, en bepaald dat verzoekster vier weken na heden bewijsstukken dient aan te leveren waaruit blijkt dat zij aan alle lopende verplichtingen voldoet.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Afdeling Privaatrecht – meervoudige kamer
Locatie: Zutphen
afkondigen afkoelingsperiode
rekestnummer: 453894 FT RK 25-623
uitspraakdatum: 28 juli 2025
beschikking op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 376 Faillissementswet (Fw) in de besloten akkoordprocedure van:
de besloten vennootschap
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaten: mr. M.J.H. Vermeeren en mr. H. Verweij.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 8 juli 2025 verklaringen ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd.
1.2.
Verzoekster heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
1.3.
Verzoekster heeft op 8 juli 2025 ter griffie een verzoekschrift, met 10 bijlagen, ingediend tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor een periode van 2 maanden.
1.4.
[schuldeiser] (hierna: [schuldeiser] ) heeft op 14 juli 2025 een schriftelijke zienswijze ingediend.
1.5.
Verzoekster heeft op 17 juli 2025 een schriftelijke toelichting op het verzoek met drie bijlagen en het verloop van de liquiditeit vanaf januari 2025 overgelegd. Verder heeft verzoekster op 17 juli 2025 nog twee nadere stukken ingediend.
1.6.
Het verzoek is op 17 juli 2025 in raadkamer, door middel van een videoverbinding, behandeld in aanwezigheid van:
- [bestuurder] , (indirect) bestuurder van verzoekster
- mr. M.J.H Vermeeren, voornoemd
- mr. H. Verweij, voornoemd
- mr. R.W.A. Brunninkhuis
- [naam 1] , adviseur van verzoekster, werkzaam bij [accountantsbureau]
- [naam 2] , adviseur van verzoekster
- [naam 3] , werkzaam bij de Belastingdienst.
Bij die gelegenheid hebben de aanwezigen het verzoek nader toegelicht, vragen van de rechtbank beantwoord en inlichtingen verstrekt.
1.7.
De rechtbank heeft haar beslissing bepaald op 31 juli 2025 of zoveel eerder als deze uitspraak gereed is.

2.Het verzoek

2.1.
Verzoekster doet een verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw. Ter onderbouwing van het verzoek heeft verzoekster – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende aangevoerd.
2.2.
Verzoekster drijft een onderneming die zich – blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel – bezighoudt met [ondernemingsactiviteiten] . De ontvanger van de Belastingdienst / Grote ondernemingen heeft bij rekest van 17 juni 2025 het faillissement van verzoekster aangevraagd.
2.3.
Verzoekster bereidt een akkoord voor. De afkoelingsperiode is noodzakelijk om het faillissement van verzoekster te voorkomen en de onderneming tijdens de voorbereiding van het akkoord te kunnen voortzetten. Verder is de afkoelingsperiode in het belang van de gezamenlijke schuldeisers. In geval van faillissement kunnen de schuldeisers een lagere uitkering op hun vorderingen verwachten dan met een akkoord.
2.4.
Verzoekster verzoekt de rechtbank een afkoelingsperiode af te kondigen voor de duur van vier maanden.

3.Zienwijze [schuldeiser]

3.1.
heeft een zienswijze ingediend. [schuldeiser] valt als pensioenfonds buiten een eventueel akkoord. Een afkoelingsperiode heeft derhalve eveneens geen effect op haar. Daarom zal de zienswijze van [schuldeiser] verder buiten beschouwing worden gelaten.

4.De beoordeling

Eerste verzoek en bevoegdheid
4.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het onderhavige verzoek het eerste verzoek is dat verzoekster aan de rechtbank heeft voorgelegd na het deponeren van de startverklaring. Dat betekent dat de rechtbank dient vast te stellen welk soort akkoordprocedure als bedoeld in artikel 369 lid 6 Fw is gekozen bij de voorbereiding van het akkoord. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of aan haar de rechtsmacht en relatieve bevoegdheid toekomen om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Verzoekster heeft de keuze gemaakt voor een besloten akkoordprocedure. Het verzoek is in raadkamer behandeld.
4.3.
Verzoekster is gevestigd in Nederland en meer specifiek in [vestigingsplaats] ; zij houdt aldaar ook kantoor. Gezien het bepaalde in artikel 369 lid 7 aanhef en onder b Fw juncto artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht om het verzoek in behandeling te nemen. Uit artikel 262 Rv volgt verder dat deze rechtbank bevoegd is van het verzoek kennis te nemen.
Afkoelingsperiode
4.4.
Op grond van artikel 376 Fw kan, nadat een verklaring als bedoeld in artikel 370 lid 3 Fw is gedeponeerd, door de schuldenaar of (indien die is aangewezen) door de herstructureringsdeskundige aan de rechtbank het verzoek worden gedaan om een afkoelingsperiode af te kondigen. Indien geen herstructureringsdeskundige is aangewezen en het verzoek door de schuldenaar is gedaan, dient het akkoord reeds te zijn aangeboden of dient de schuldenaar toe te zeggen dat binnen ten hoogste twee maanden een akkoord zal worden aangeboden. Verzoekster heeft toegezegd dat zij binnen twee maanden een akkoord zal aanbieden. Verzoekster kan dan ook worden ontvangen in haar verzoek om een afkoelingsperiode.
4.5.
Op grond van artikel 376 lid 4 Fw wordt het verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode toegewezen indien aan twee vereisten wordt voldaan, namelijk indien (1) summierlijk blijkt dat dit noodzakelijk is om de door de schuldenaar gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten en (2) summierlijk blijkt dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierbij gediend zijn en dat de door de afkoelingsperiode getroffen derden niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad. Naar het oordeel van de rechtbank is wat betreft [verzoekster] B.V. aan beide eisen voldaan. Het volgende is daartoe van belang.
4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank is summierlijk gebleken dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de door verzoekster gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten. De ontvanger van de Belastingdienst heeft immers het faillissement van verzoekster aangevraagd.
4.7.
Ten aanzien van de belangen van de gezamenlijke schuldeisers, geldt de volgende maatstaf. De verzoeker zal inzichtelijk moeten maken wat het gevolg is van een voortzetting van de onderneming tijdens de afkoelingsperiode ten opzichte van het alternatieve scenario (in de regel een faillissement). Als uitgangspunt geldt dat lopende een afkoelingsperiode de verhaalspositie van de gezamenlijke schuldeisers niet mag verslechteren. De schulden van de onderneming mogen niet oplopen. Om deze reden zal de onderneming in de regel op basis van een liquiditeitsbegroting en het verloop van het werkkapitaal moeten laten zien wat de gevolgen zijn van voortzetting van de onderneming gedurende de afkoelingsperiode. Indien sprake is van een negatieve exploitatie, kan het desondanks in het belang zijn van de gezamenlijke schuldeisers om een afkoelingsperiode te verlenen. Dat zal het geval kunnen zijn indien het akkoord een meerwaarde heeft boven een afwikkeling in faillissement en de kans op totstandkoming van het akkoord reëel is. Ook van belang is welke financiering de onderneming beschikbaar heeft om tekorten die ontstaan gedurende de looptijd van de afkoelingsperiode op te vangen en een akkoord te financieren.
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat summierlijk is gebleken dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van verzoekster bij een afkoelingsperiode zijn gediend. Uit de door verzoekster overgelegde stukken en haar toelichting tijdens de mondelinge behandeling volgt dat als het akkoord slaagt er een hogere uitkering aan schuldeisers zal volgen dan in geval van een faillissement.
4.9.
Verzoekster heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat zij aan haar lopende verplichtingen kan (blijven) voldoen. Zij heeft daarbij aangegeven bereid te zijn te laten zien dat zij gedurende de afkoelingsperiode aan haar lopende verplichtingen voldoet. De rechtbank zal verzoekster daarom opdragen om vier weken na heden, te weten op 28 augustus 2024, bewijsstukken aan te leveren waaruit blijkt dat zij aan al haar lopende verplichtingen, gespecificeerd per crediteur en per week, voldoet.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
kondigt voor [verzoekster] B.V. een afkoelingsperiode af zoals bedoeld in artikel 376 Fw voor een periode van twee maanden, van 31 juli 2025 tot en met 30 september 2025, die inhoudt:
  • dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen die tot het vermogen van verzoekster behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van verzoekster bevinden, niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt aangeboden,
  • dat de behandeling van een door een schuldeiser jegens verzoekster ingediend verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst dan wel geschorst blijft,
5.2.
bepaalt dat verzoekster vier weken na heden, te weten op 28 augustus 2024, bewijsstukken dient aan te leveren waaruit blijkt dat zij aan alle lopende verplichtingen, gespecificeerd per crediteur en per week, voldoet.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Boot (voorzitter), mr. R.P. van Eerde en mr. S.J.O. de Vries, rechters, en in aanwezigheid van mr. R.F.A. van Gestel, griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2025.