ECLI:NL:RBGEL:2025:8791

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
11705397
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoedingsvordering werknemer na beëindiging dienstverband in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 29 augustus 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [rechthebbende], en Elis BV, voorheen Berendsen Textiel Service BV. De eiser vorderde schadevergoeding na de beëindiging van het dienstverband van [rechthebbende], die sinds 2018 in een situatie van ernstige bestaansonzekerheid verkeert. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van [eiser] zich niet lenen voor een kort gedingprocedure en heeft deze afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de beëindiging van het dienstverband onrechtmatig was en dat de schade niet voldoende was onderbouwd. De kantonrechter benadrukte dat een bodemprocedure de geëigende weg is voor het verder onderzoeken van de feiten en het vaststellen van eventuele schade. Daarnaast werd een reconventionele vordering van Elis tot contactverbod afgewezen wegens strijd met de goede procesorde. De proceskosten werden toegewezen aan Elis, aangezien [eiser] overwegend in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11705397 \ VV EXPL 25-85
Vonnis in kort geding van 29 augustus 2025
in de zaak van
[eiser] IN ZIJN HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER OVER DE (TOEKOMSTIGE) GOEDEREN VAN [rechthebbende],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
procederend in persoon,
tegen
ELIS BV VOORHEEN BERENDSEN TEXTIEL SERVICE BV,
te Arnhem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Elis,
gemachtigde: mr. M.G.N. de Jonge.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding van 26 mei 2025 met producties.
1.2.
Op 8 juli 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden in de zaak die [rechthebbende] in eerste instantie is gestart tegen Elis. [rechthebbende] is verschenen. Elis is bijgestaan door mr. M.G.N. de Jonge en mr. G.M. van Hooff. Elis is vertegenwoordigd door [naam 1]
. In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling staat:
“De kantonrechter houdt [rechthebbende] voor dat bij de voorbereiding is gebleken dat haar goederen wegens lichamelijk of geestelijke toestand per 23 mei 2025 onder bewind zijn gesteld met benoeming van [bedrijf] tot bewindvoerder. De kantonrechter stelt vast dat de bewindvoerder geen procespartij is in deze procedure en in formele zin niet in de procedure is verschenen. Dat betekent dat [rechthebbende] procesonbevoegd is en haar vorderingen daarmee niet-ontvankelijk zijn.
Na overleg met partijen heeft de kantonrechter bepaald dat de bewindvoerder zichop of voor 22 juli 2025per brief gericht aan de griffie van de rechtbank als eisende partij dient te stellen en in de procedure als formeel eisende partij zal optreden met vermelding van verhinderdata. Daarna zal een nieuwe datum voor een zitting worden bepaald.
De kantonrechter merkt daarbij op dat de bewindvoerder op de eerstvolgende zitting ook dient te verschijnen al dan niet vertegenwoordigd door een gemachtigde.
Mocht geen bericht van de bewindvoerder worden ontvangen, dan zal zonder verdere mondelinge behandeling vonnis worden gewezen.”
1.3.
Bij brief van 9 juli 2025 heeft de bewindvoerder q.q. zich in de procedure gevoegd. Vanaf die datum wordt de bewindvoerder q.q. als eisende partij aangemerkt.
1.4.
Zowel voorafgaand aan de mondelinge behandeling op 8 juli 2025, als de mondelinge behandeling op 18 augustus 2025 heeft [rechthebbende] diverse e-mails met bijlagen aan de rechtbank toegezonden.
1.5.
De voortgezette mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Namens de bewindvoerder q.q. is verschenen [naam 2] . Ook [rechthebbende] is verschenen. Elis is bijgestaan door mr. M.G.N. de Jonge en vertegenwoordigd door [naam 3] . Partijen hebben over en weer hun standpunten toegelicht, [rechthebbende] en mr. De Jonge aan de hand van spreekaantekeningen.
1.6.
De datum van het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[rechthebbende] is op 9 januari 2017 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Elis, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van zeven maanden, in de functie van accountmanager. De einddatum betrof 8 augustus 2017.
2.2.
Op 9 maart 2017 heeft [rechthebbende] een officiële waarschuwing ontvangen.
2.3.
Op 6 april 2017 meldt [rechthebbende] zich ziek, waarna de bedrijfsarts oordeelt dat sprake is van een arbeidsconflict.
2.4.
Na diverse gesprekken tussen partijen, wordt [rechthebbende] met ingang van 19 april 2017 vrijgesteld van werkzaamheden. In de brief van Elis staat onder meer:
“Gezien jouw aanhoudende weigering en brutale gedrag, hebben wij jou medegedeeld dat je per direct bent vrijgesteld van werkzaamheden. Dit betekent dat je tot de einddatum van jouw dienstverband geen werkzaamheden meer voor Berendsen zult verrichten. Jouw salaris zal je tot de einddatum gewoon blijven ontvangen, exclusief representatiekostenvergoeding, VPN en bonus. De bonussen die je tot op heden hebt behaald, zullen in de maand april, respectievelijk mei worden uitgekeerd. Hierbij zeggen wij voor de volledigheid tevens aan dat je dienstverband per de einddatum niet verlengd zal worden. Wij hebben je gevraagd alle eigendommen van Berendsen in te leveren wat je inmiddels ook hebt gedaan. Ook je toegangspas heb je ingeleverd. Voor de volledigheid noemen wij hierbij nog dat het je, ook zonder toegangspas, niet meer is toegestaan de panden van Berendsen te betreden. Tot slot wijzen wij jou nog op de artikelen 14 tot en met 17 uit je arbeidsovereenkomst, welke onverkort van kracht blijven.(…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, zoals omschreven in het petitum van de aan Elis betekende dagvaarding, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart en vaststelt dat het dienstverband met Elis nooit op rechtsgeldige wijze is beëindigd;
II. Elis veroordeelt tot betaling van een minimale schadevergoeding van € 447.353,00 netto op basis van arbeidsrechtelijke verplichtingen, alle wetsovertredingen en aangerichte schade;
III. Elis veroordeelt tot betaling van een extra schadevergoeding en compensatie voor de volgende posten, gebaseerd over de periode augustus 2017 tot en met mei 2025:
a. herstelvergoeding
b. imagoschade
c. woon, huisdieren, huisraad verlies
d. gepaste woonoplossing
e. gemiste kansen
f. inkomstenderving
g. medische kosten
h. mogelijke toekomstige schade;
IV. de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaart zodat de vergoeding direct betaalbaar is, ongeacht bezwaar of hoger beroep, gelet op het spoedeisende belang, het structurele karakter van de schade en het uitblijven van enige vrijwillige oplossingen en compensatie door Elis, aangezien [rechthebbende] al jaren om hulp vraagt en zich altijd voor zover mogelijk beschikbaar heeft gehouden voor het verrichten van gepaste werkzaamheden;
V. zich niet slechts baseert op technische arbeidsrechtelijke details maar op het geheel van omstandigheden.
3.2.
[eiser] legt – kort samengevat – aan de vordering ten grondslag dat [rechthebbende] sinds 2018 in een situatie van ernstige bestaansonzekerheid verkeert en dat dit het gevolg is van het handelen en nalaten van Elis. [rechthebbende] is haar woning verloren, werd dakloos, raakte al haar bezittingen, huisraad en huisdieren kwijt en raakte langdurig psychisch ontregeld. [rechthebbende] heeft meerdere GGZ-opnames moeten ondergaan en heeft door het structurele ontbreken en te kort in haar inkomsten, begeleiding en uitblijven van schadevergoeding nog steeds geen stabiele financiële, woon en leefsituatie kunnen opbouwen. Doordat [rechthebbende] maandelijks gekort wordt op haar inkomsten heeft zij geen vermogen en kan zij nauwelijks rondkomen van haar uitkering.
Het voortduren van deze situatie brengt ernstige risico’s met zich mee voor de gezondheid en veiligheid van [rechthebbende] . Het uitblijven van directe toekenning van (gedeeltelijke) schade/herstelvergoeding zal de psychische schade verergeren, onbetaalde rekeningen doen oplopen en verdere maatschappelijke ontwrichting veroorzaken. Daarnaast is een huurachterstand ontstaan voor haar huidige woning. Ook het risico op het verlies van haar woning en hernieuwde dakloosheid zou aanwezig kunnen zijn als er op korte termijn geen oplossingen tot stand komen. [rechthebbende] dient ook nog een herstel operatie te ondergaan die niet vergoed wordt door de zorgverzekering.
[rechthebbende] heeft geen andere effectieve of tijdige rechtsingang om haar situatie op korte termijn op te lossen. Een bodemprocedure is te traag en zou verdere schade veroorzaken. Daarmee is de spoedeisendheid evident, concreet en aantoonbaar.
3.3.
Elis concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] n de kosten van deze procedure.
3.4.
Elis voert daartoe – kort samengevat – aan dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering omdat de gestelde grondslag voor de vorderingen is gelegen in 2017 en deze procedure zo’n acht jaar later is gestart. De vordering leent zich ook niet leent voor een kortgedingprocedure omdat het “voorlopige” karakter ontbreekt, de hoogte van de vorderingen exorbitant en onrealistisch is en dat een deugdelijke juridische onderbouwing ontbreekt. Tot slot voert Elis aan dat het dienstverband tussen partijen op 8 augustus 2017 op rechtsgeldige wijze is geëindigd.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het beoordelingskader in kort geding
4.1.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De kantonrechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de kantonrechter mede betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mocht de bodemrechter anders beslissen.
De vordering leent zich niet voor een kort geding
4.2.
Los van het antwoord op de vraag of [eiser] een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, is de kantonrechter van oordeel dat de vorderingen van [eiser] zich niet lenen voor een kortgedingprocedure en daarom moeten worden afgewezen.
4.3.
Uit de overgelegde stukken en op basis van de door Elis gegeven toelichting kan, voorlopig oordelend, niet worden vastgesteld dat bij het einde van het dienstverband tussen [rechthebbende] en Elis sprake is geweest van onregelmatigheden die de rechtsgeldigheid van de beëindiging van het dienstverband kunnen aantasten en dat Elis als gevolg daarvan aansprakelijk is voor de door [eiser] gestelde, door [rechthebbende] geleden, schade. Datzelfde geldt voor de overige door [eiser] aangevoerde gronden. Om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen over de gestelde schadeveroorzakende gebeurtenissen, dient naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter nader feitenonderzoek te worden verricht en/of verdere bewijsvoering te worden geleverd, waarvoor de onderhavige kort geding procedure zich niet leent. Een bodemprocedure is daarvoor de geëigende weg. Dat betekent dat in het bestek van deze kortgedingprocedure, een grondslag voor de gestelde vordering van [eiser] , en de daaruit voortvloeiende aansprakelijkheid van Elis, niet is komen vast te staan. Daarbij komt dat de omvang van de schade in het bestek van deze kortgedingprocedure niet kan worden vastgesteld omdat deze nog niet zo duidelijk is dat daarop de begroting van enig voorschot kan worden gebaseerd.
4.4.
Gelet op het vorenstaande kan naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter thans nog niet worden aangenomen dat de bodemrechter een (substantiële) schadevergoeding aan [eiser] zal toewijzen.
4.5.
Met inachtneming van het onder 4.1 geformuleerde criterium leidt het voorgaande tot de slotsom dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen.
Reconventie
4.6.
Voor zover Elis bedoeld heeft een vordering in reconventie in te stellen, strekkende tot een contactverbod, wordt deze afgewezen omdat deze in strijd met de goede procesorde is ingesteld. Elis heeft de vordering niet conform artikel 6.2 van het procesreglement 24 uur van te voren ingediend bij de rechtbank en ook niet in afschrift toegezonden aan [eiser] Bovendien is de vordering niet onderbouwd.
Proceskostenveroordeling
4.7.
[eiser] is overwegend in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Elis worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
949,00
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
in reconventie
5.2.
wijst de vordering van Elis af,
in conventie en in reconventie
5.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2025.
34124 / 61525