ECLI:NL:RBGEL:2025:8976

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
24/8757
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de transformatie van een winkelpand naar appartementen met betrekking tot privacy, parkeren en bezonningsstudie

Deze uitspraak betreft een omgevingsvergunning voor de transformatie van een winkelpand naar een appartementencomplex in Harderwijk. Eisers, bewoners van de nabijgelegen woningen, hebben beroep ingesteld tegen de verleende vergunning, omdat zij menen dat hun belangen en privacy worden geschaad door het nieuwe bouwproject. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders de vergunning op 22 oktober 2024 heeft verleend, na een uitgebreide voorbereidingsprocedure. De rechtbank oordeelt dat de eisers geen gelijk krijgen en dat het college terecht de vergunning heeft verleend. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers, waaronder onvolledige adressering, gebrek aan bewonersconsultatie, parkeernormen, schending van privacy en de noodzaak van een bezonningsstudie, beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de vergunning in stand blijft en dat de bezwaren van eisers niet opwegen tegen de belangen van de ontwikkeling. De rechtbank wijst erop dat een zekere inbreuk op de privacy inherent is aan het wonen in een stedelijke omgeving en dat de bouwplannen voldoen aan de geldende bestemmingsplannen. De eisers krijgen geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/8757

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser 1] , [eiseres 1] , [eiser 2] en [eiseres 2]

allen uit [plaats] , eisers
(gemachtigde: [eiser 1] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk

(gemachtigde: L. Groen).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] B.V. uit [plaats] .

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een omgevingsvergunning voor de transformatie van de [locatie 1] in [plaats] tot een appartementencomplex. Eisers zijn het hier niet mee eens. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan, waaronder dat zij door het huidige ontwerp in hun belangen en privacy worden geschaad. Aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het besluit van het college om de omgevingsvergunning te verlenen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college tot verlening van de gevraagde vergunning kon overgaan. Eisers krijgen dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4. Daarbij gaat de rechtbank in op de volgende onderwerpen: onvolledige adressering, gebrek aan bewonersconsultatie en communicatie, parkeernormen, schending van privacy en bezonningsstudie. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. De derde-partij heeft een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning. Het college heeft, met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure, op 22 oktober 2024 de gevraagde vergunning verleend.
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de verleende omgevingsvergunning.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 17 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het college.
Derde-partij is zonder bericht van verhindering niet op de zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. De derde-partij heeft op 22 december 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de transformatie van de [locatie 1] . Een groot winkelpand met detailhandel op het perceel met nummer [nummer 1] wordt een winkel met een oppervlakte van 100 m2 en de aanwezige 2 appartementen blijven gehandhaafd. De op de percelen met de nummers [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] aanwezige bebouwing wordt volledig gesloopt en op die locatie wordt een nieuw gebouw gerealiseerd met daarin 16 appartementen verdeeld over 2 en 3 woonlagen. Daarbij heeft de derde-partij toestemming gevraagd voor de activiteiten:
  • Slopen;
  • Bouwen en
  • Handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening.
3.1.
Met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure [1] heeft het college de omgevingsvergunning op 22 oktober 2024 verleend voor de activiteiten slopen in beschermd stadsgezicht [2] , bouwen [3] en afwijken van de regels voor ruimtelijke ordening [4] . Voor het afwijken van het bestemmingsplan heeft het college toepassing gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º van de Wabo.
3.2.
Eisers zijn het niet eens met de verleende vergunning omdat de impact van het appartementencomplex groot is en de belangen van eisers, waaronder woongenot en privacy, worden geschaad.
Crisis- en Herstelwet (Chw)
4. Omdat het project ziet op het bouwen van meer dan 11 woningen en de vergunning wordt verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo, is de Chw van toepassing. Vaststaat dat het college dit ten onrechte niet heeft onderkend maar dit heeft voor de voorliggende procedure bij de rechtbank geen consequenties.
Overgangsrecht
5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo.
5.1.
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 22 december 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Planologische situatie
6. Voor de percelen waar het bouwplan op ziet (nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] ) is het bestemmingsplan ‘Binnenstad’ van toepassing. Hierin zijn de gronden bestemd als ‘Centrum detailhandel’ en hebben zij de dubbelbestemming ‘beschermd stads-/dorpsgezicht’. Perceel [nummer 4] heeft de aanduiding ‘wonen’. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan omdat deels buiten het bouwvlak wordt gebouwd [5] , de kapvorm en de nokrichting afwijkt van de bestaande kapvorm en nokrichting [6] en wonen uitsluitend op de verdiepingen boven de begane grondlaag zijn bestemd, met uitzondering van de gronden die nader zijn aangeduid met ‘wonen’ [7] .
Onvolledigheid adressering, gebrek aan bewonersconsultatie en communicatie
7. Eisers betogen dat op onduidelijke wijze de bouwplannen kenbaar zijn gemaakt, waardoor zij niet eerder van zich hebben laten horen. Daartoe voeren zij aan dat de aanvraag voor een omgevingsvergunning was gedaan voor het adres [locatie 1] . Daaruit bleek niet direct dat een deel van de bouwactiviteiten ook aan de [locatie 2] zou plaatsvinden en daarmee ook gevolgen zou hebben voor de bewoners van de [locatie 3] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] . Dit hebben zij zich pas later gerealiseerd.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het college heeft toegelicht dat de adres- en nummeraanduiding bij de aanvraag ( [locatie 1] ) aangeeft waar de ontsluiting van de meeste te realiseren woningen/appartementen zal plaatsvinden. Bijna alle appartementen (ook de appartementen die uitzien op de [locatie 2] ) worden ontsloten via de [locatie 1] , met een sub-aanduiding voor het appartementsnummer. Er zijn twee woningen die aan de [locatie 3] [huisnummer 3] worden ontsloten.
De rechtbank is van oordeel dat uit de publicatie van de aanvraag voldoende duidelijk is waar het voorgenomen besluit over gaat. Het had op de weg van eisers gelegen om tijdig te informeren waar het bouwplan precies op ziet, nu dit plaatsvindt in de directe woonomgeving van eisers in een compacte stedelijke bebouwing.
8. Eisers hebben op de zitting aangegeven dat zij niet tegen de bouw van de woningen zijn en onderkennen dat het belangrijk is dat er woningen worden gebouwd maar dat zij zich niet kunnen verenigen met de huidige vorm van het bouwplan. Zij hadden graag overleg gehad met de derde-partij met name over de positie van de ramen.
Daarnaast betogen eisers dat het projectplan nog veel onduidelijkheden bevat en nemen zij het de derde-partij kwalijk dat nooit eerder met omwonenden contact is opgenomen over de plannen. De onduidelijkheden gaan over voor wie de appartementen bedoeld zijn, de startdatum en duur van de bouwperiode, de impact van de bouwwerkzaamheden op de buurt (geluidsoverlast, verkeershinder, parkeerhinder e.d.), een eventuele nulmeting in kader van eventuele bouwschade en de gevolgen voor de bestaande groenvoorziening (gelegen tussen de [locatie 2] en speeltuin aan achterzijde [locatie 3] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] ).
8.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het jammer is dat de derde-partij geen contact met omwonenden heeft opgenomen maar dat dit in het kader van de Wabo geen weigeringsgrond is voor een aangevraagde omgevingsvergunning.
In reactie op de naar voren gebrachte onduidelijkheden licht het college toe dat met de derde-partij is afgesproken dat er 12 betaalbare woningen (tot € 390.000) en 6 woningen in het duurdere segment zullen worden gerealiseerd. Van sociale huur is geen sprake.
8.2.
Hoewel het juist is dat het gebrek aan overleg tussen de derde-partij en omwonende geen weigeringsgrond op grond van de Wabo oplevert, merkt de rechtbank op had dat een dergelijk overleg veel onduidelijkheden bij eisers in een eerder stadium had kunnen wegnemen en mogelijk ook procedures had kunnen voorkomen. De zitting bij de rechtbank was ook een mogelijkheid voor eisers geweest om van de derde-partij meer duidelijkheid te krijgen over onderwerpen die zij belangrijk vinden maar door de keuze van derde-partij om niet te verschijnen, heeft dit helaas niet kunnen plaatsvinden. Hetgeen eisers naar voren hebben gebracht kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het besluit.
Toetsingskader9. De vraag die de rechtbank moet beoordelen is of het college in dit geval gebruik kon maken van de aan hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen. Voordat de rechtbank ingaat op de beroepsgronden die zien op dit met het bestemmingsplan strijdige gebruik, benadrukt de rechtbank dat het college hierbij beleidsruimte toekomt en het de betrokken belangen moet afwegen. De rechtbank oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen [8] .
9.1.
Verder kan de rechtbank uitsluitend oordelen over het bouwplan zoals dit is vergund, zodat de rechtbank niet toekomt aan het verzoek van eisers om specifieke aanpassingen in het bouwplan, met name de positionering van de ramen aan de [locatie 2] .
Parkeerproblematiek?
10. Eisers betogen dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening omdat er onvoldoende parkeervoorzieningen zijn in verhouding tot de toename van het aantal bewoners. In de huidige situatie kampt de binnenstad van [plaats] op winkeldagen al met grote parkeertekorten en daarmee samenhangende parkeerproblemen.
Daarnaast wordt verwezen naar parkeernormen en fietsparkeerplaatsen volgens CROW-richtlijnen. Daaraan zou worden voldaan maar de situatieschets is niet met de feitelijke situatie in overeenstemming. Het huidige winkelaanbod (Takko Fashion) behelst een veel kleiner vloeroppervlak dan waarvan in het onderzoek is uitgegaan, zodat de huidige parkeerbehoefte onjuist is vastgesteld.
10.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het de juiste parkeernormering heeft vastgesteld en dat er zich vanwege het bouwplan geen parkeerproblemen zullen voordoen omdat de behoefte gelijk zal uitvallen aan de huidige situatie.
11.2. De rechtbank stelt vast dat de parkeerbehoefte ten gevolge van het bouwplan blijkens de ruimtelijke onderbouwing is vastgesteld aan de hand van de Parkeernormennota [plaats] van maart 2013 en de daarbij behorende appendix. Hierin zijn de volgende normen opgenomen:
Supermarkt 5,25 parkeerplaatsen per 100 m2
Winkel 3,3 parkeerplaatsen per 100 m2
Woning 1,8 parkeerplaats
Kleinere woning 50-70m2 1,2 parkeerplaats
Kleinere woning 50m2 1 parkeerplaats.
11.3.
In de oude situatie waren in totaal 22 parkeerplaatsen [9] benodigd en ten gevolge van het nieuwe plan zijn 22 parkeerplaatsen benodigd [10] . In zoverre is er geen sprake van een wijziging. De omstandigheid dat thans niet het gehele winkelpand in gebruik is, betekent anders dan eisers menen, niet dat niet met het totale bruto vloeroppervlak (bvo) rekening moet worden gehouden omdat uitgegaan moet worden van de maximale gebruiksmogelijkheden.
11.4.
Voor zover eisers hebben aangevoerd dat ten onrechte niet de nieuwe parkeernormen die door CROW sinds medio 2024 worden gehanteerd bij de beoordeling zijn betrokken overweegt de rechtbank dat dit niet kan leiden tot het daarmee beoogde doel. Immers deze nieuwe normen zijn lager dan de normen die bij de berekening zijn gehanteerd, namelijk 1,9 parkeerplaats per 100 m2 supermarkt, 3,4 parkeerplaats per 100 m2 bvo en 0,6 parkeerplaats per woning <75 m2. De ten behoeve van het bouwplan vereiste aantal parkeerplaatsen valt daarmee lager uit dan op basis van de normen uit de Parkeernormennota 2013.
11.5
Wat betreft de parkeerproblemen die eisers nu al signaleren, merkt het college op dat die los staan van de komst van de appartementen. Op de zitting hebben eisers aangegeven dat dit ziet op het parkeerterrein in hun directe omgeving terwijl het college de parkeermogelijkheden in de gehele binnenstad heeft betrokken. Het betoog slaagt dan ook niet.
Schending van privacy?
12. Eisers betogen dat hun privacy geschonden wordt met de komst van het appartementencomplex van bijna 10 meter hoog en met veel ramen en/of dakkapellen aan de noordoost, zuidwest en zuidoostzijde. Hierdoor is sprake van directe inkijk in hun woningen en of tuinen. Verder is er geen onderzoek gedaan naar de impact van dit complex op hun privacy.
12.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van schending van iemands privacy omdat, kort gezegd, de gevelopeningen niet in strijd zijn met Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
12.2. De rechtbank stelt vast dat het bouwplan qua hoogte past binnen het bestemmingsplan en dat, met uitzondering op de begane grond voor de meeste kadastrale percelen, geldt dat ter plaatse al appartementen mochten worden gebouwd. Dat de nu aanwezige bebouwing minder hoog is dan in het voorliggende bouwplan is voorzien, laat onverlet dat een hogere bebouwing met de daarbij behorende ramen en dakkapellen planologisch tot de mogelijkheden behoorde. Verder is het plan stedenbouwkundig beoordeeld, waarbij na aanpassing van het plan is beoordeeld dat het bouwplan passend is binnen de omgeving.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak een zekere mate van inbreuk op de privacy inherent is aan het wonen in een stad [11] . Dat die inbreuk in dit geval onevenredig groot is voor eisers hebben zij niet aannemelijk gemaakt.
Verder is niet in geschil dat de ramen en/of dakkappelen zich op een afstand van 3 meter of meer van de van de erfgrenzen van de woningen van eisers zodat geen sprake is van een beperking op grond van het BW of een evidente privaatrechtelijke belemmering die tot weigering van de omgevingsvergunning had moeten leiden.
Bezonningsstudie
13. Eisers betogen dat het projectplan ten onrechte geen bezonningsstudie bevat. Dat is volgens eisers noodzakelijk omdat het project wordt uitgevoerd in een beschermd stadsgezicht en dicht bij bestaande bebouwing. Op die manier hopen eisers het verlies aan zonlicht inzichtelijk te krijgen.
13.1
Het college stelt zich op het standpunt dat een bezonningsstudie in redelijkheid niet van de derde-partij kan worden gevergd.
13.2.
Met betrekking tot de percelen met de woningen [locatie 3] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] heeft het college in het verweerschrift met juistheid opgemerkt dat de hoge bebouwing aan de [locatie 1] zich ten noorden van deze percelen bevindt en de zon vanuit deze woningen bezien dus niet achter deze nieuwe bebouwing verdwijnt. In zoverre was er dan ook geen aanleiding een bezonningstudie te verrichten.
Het college heeft in het verweerschrift voor het perceel [locatie 1] [huisnummer 4] opgemerkt dat dit perceel aan de andere zijde ten opzichte van het nieuw te bouwen complex ligt en dat in de zomer (met name in de loop van de avond) iets minder direct zonlicht waarneembaar zal zijn op het perceel door de zadelkap op de bebouwing aan de [locatie 2] . Deze vermindering van zonlicht acht het college niet onredelijk of onrechtmatig.
De rechtbank is van oordeel dat het college met juistheid erop heeft gewezen dat hinder minder snel als onredelijk of onrechtmatig zal worden gezien in een dichtbebouwd gebied, zoals de binnenstad van [plaats] . Nu ten aanzien van de hoogte geen sprake is van een afwijking van het bestemmingsplan en dus planologisch al mogelijk was, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat een nader onderzoek naar de afname van zonlichttoetreding nodig was. Het betoog slaagt dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en de verleende vergunning in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. S.G. Hoijinck, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
De griffier is verhinderd dezeuitspraak mede te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat in het hogerberoepschrift de gronden van hoger beroep kenbaar moeten worden gemaakt. Na de genoemde termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In de zin van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 2.1, eerste lid, onder h, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
3.Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo
4.Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo
5.artikel 5, tweede lid, onder a, van de bij het bestemmingsplan behorende voorschriften; hierna planvoorschriften
6.artikel 5, tweede lid, onder e van de planvoorschriften
7.artikel 10, eerste lid
8.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1136
9.559,7 bvo x 3,3 ten behoeve van een winkel, 2 x 1,8 ten behoeve van de woningen; oorspronkelijke vestiging supermarkt 559,7 bvo x 5,25 benodigd.
10.1 x 3,3 ten behoeve van een winkel met 100 m2 bvo, 2 x 1,2 kleinere woning 50-70 m2 en 16 x 1 kleine woning 50 m2
11.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2022:2227