ECLI:NL:RBGEL:2025:9021

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
05-085037-25
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop tijdens evenement in Driel

Op 15 september 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 september 2024 in Driel, gemeente Overbetuwe, een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een bus, reed achteruit zonder zicht op het verkeer en raakte een voetganger, [slachtoffer], die als gevolg van de aanrijding ernstig letsel opliep en later overleed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet voldoende had vergewist of de weg vrij was en dat hij onvoorzichtig had gehandeld door met een te hoge snelheid achteruit te rijden in een gebied waar een geslotenverklaring gold vanwege een evenement. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder materiële schade en smartengeld voor de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/085037-25
Datum uitspraak : 15 september 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in een onbekende plaats,
wonende aan [adres]
Raadsvrouw: mr. C.E. Koopmans, advocaat in Dordrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 september 2024 te Driel, gemeente Overbetuwe als bestuurder van een voertuig (autobus), daarmee rijdende op de weg, [straatnaam] , zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl meerdere verkeersdeelnemers zich op de weg en/of naastgelegen trottoir bevonden in verband met een evenement en/of
terwijl het zicht naar achteren – vanuit de bestuurderszitplaats bezien – in (ernstige) mate werd belemmerd,
- zich niet of onvoldoende ervan vergewist of de door hem bereden weg [straatnaam] vrij was van enig (dicht genaderd) verkeer en/of
- in strijd met artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een bijzondere manoeuvre heeft verricht, namelijk achteruit rijden, zonder daarbij het overige verkeer voor te laten gaan en/of
- in strijd met artikel 19 van voornoemd reglement zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en deze vrij was en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een overstekende voetganger, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 september 2024 te Driel, gemeente Overbetuwe als bestuurder van een voertuig (autobus), daarmee rijdende op de weg, [straatnaam] ,
terwijl meerdere verkeersdeelnemers zich op de weg en/of naastgelegen trottoir bevonden in verband met een evenement en/of
terwijl het zicht naar achteren – vanuit de bestuurderszitplaats bezien – in (ernstige) mate werd belemmerd,
- zich niet of onvoldoende ervan vergewist of de door hem bereden weg [straatnaam] vrij was van enig (dicht genaderd) verkeer en/of
- in strijd met artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een bijzondere manoeuvre heeft verricht, namelijk achteruit rijden, zonder daarbij het overige verkeer voor te laten gaan en/of
- in strijd met artikel 19 van voornoemd reglement zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en deze vrij was en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een overstekende voetganger,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 september 2024 te Driel, gemeente Overbetuwe als bestuurder van een autobus op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, [straatnaam] , achteruit is gereden zonder een voetganger voor te laten gaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het primaire bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft enkel een verkeersdeelnemer, aan wie hij voorrang had moeten verlenen, niet waargenomen. Dit is een kort moment van onoplettendheid, wat doorgaans onvoldoende is voor het aannemen van de aanmerkelijk schuld die vereist is om tot een bewezenverklaring van dit feit te kunnen komen.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat een enkele overtreding van een bepaling uit het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) op zichzelf onvoldoende is om te kunnen spreken van gevaar in de zin van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Verder is niet vast komen te staan dat verdachte te hard heeft gereden of dat sprake is geweest van gevaarzettend gedrag.
Tot slot heeft de raadsvrouw ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde bepleit dat verdachte strikt genomen artikel 54 RVV 1990 heeft overtreden, maar dat hem in strafrechtelijke zin geen verwijt kan worden gemaakt. Het betreft een noodlottige samenloop van omstandigheden met een zeer betreurenswaardige afloop.
Beoordeling door de rechtbank
De bewijsmiddelen
Verbalisant [verbalisant] heeft geverbaliseerd dat zij op 21 september 2024 omstreeks 15:00 uur belast was met toezicht op de Poolse herdenking in Driel.
Rond die tijd zag ze dat een Pools voertuig (een Mercedes Sprinter met kenteken [kenteken] ) haar kant op reed. Ze wist dat [straatnaam] in Driel was afgezet met dranghekken en een bord geslotenverklaring voor voertuigen. De bestuurder zei dat hij water kwam brengen voor welpen van de Poolse scouting, die deelnamen aan het evenement. Hierop gaf verbalisant [verbalisant] aan dat de bestuurder, als hij het water had afgeleverd, aan de zijkant van de weg kon parkeren of de geslotenverklaring moest verlaten om de weg vrij te laten voor hulpdiensten. De bestuurder gaf aan dit te gaan doen.
Verbalisant [verbalisant] draaide zich vervolgens om en keek richting het evenement. Op het moment dat zij met haar rug richting het voertuig stond, hoorde ze dat iemand hard gas gaf. Ze wist dat eerder genoemd voertuig het enige voertuig was wat er stond. Toen ze zich wilde omdraaien richting het voertuig, hoorde ze een harde klap, alsof een voertuig hard tegen een ander voertuig aan reed.
Toen ze voorbij de bus rende, zag ze een vrouw liggen. Ze ziet dat de bestuurder van de bus uit stapte en richting de vrouw rende. Ze hoorde hem ‘No’ roepen en ziet hem in tranen uitbreken. [2]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 21 september 2024 aan het werk was als verkeersregelaar in Driel.
Een bus kwam aanrijden in een geslotenverklaring. De bestuurder stapte uit om water te brengen. Nadat hij het water had afgegeven, stapte hij weer in de bus, waarvan de motor nog draaide. Getuige [getuige] vond dat de bestuurder een onrustige en drukke indruk maakte. Nadat de bestuurder ingestapt was, ging de deur automatisch dicht. De bus reed achteruit.
Getuige [getuige] deed meteen zijn armen omhoog, omdat hij vijf of zes meter achter de bus een vrouw zag staan, die omhoog keek naar de parachutisten die naar beneden kwamen. Getuige [getuige] zag dat de bus tegen de linkerzijkant van het lichaam van de vrouw aan reed. Het hoofd van de vrouw kwam tegen het raam aan de achterzijde van de bus. Getuige [getuige] ziet dat de vrouw vervolgens op de grond viel. Ze klapte ook hard met haar hoofd op de grond.
Getuige [getuige] vond dat de bus best hard achteruit reed, vooral omdat het in een geslotenverklaring was. Toen de bestuurder achteruit reed, hoorde getuige [getuige] de motor echt toeren maken. [3]
Getuige [getuige] was op 21 september 2024 eveneens aan het werk als verkeersregelaar. Op de dag van het evenement stond hij op de kruising van [straatnaam] met [straatnaam] , die was afgezet. Op de kruising stond een hek met daarop bord C1, afgesloten in verband met een evenement. Getuige [getuige] mocht alleen speciale eenheden doorlaten. Voetgangers mochten door en fietsers moesten afstappen. Er kwam een bus met water aanrijden. Getuige [getuige] heeft de bus doorgelaten en deze reed door naar de tweede lijn, waar ook een afzetting stond. Niet veel later hoorde getuige [getuige] over het communicatiesysteem dat er parachutisten gedropt zouden worden, daarom keek hij omhoog. Getuige [getuige] hoorde de motor van een bus of een auto brullen. Het leek alsof iemand gas gaf, wat je wel eens hoort als je achteruit rijdt met een gangetje. Kort daarna hoorde hij een flinke, doffe klap. In eerste instantie dacht hij dat iemand tegen een plantenbak aanreed. [4]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 21 september 2024 met haar schoonzus [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) bij de herdenking van Market Garden was. Het was allemaal afgezet met verkeersregelaars. De getuige werd aangesproken dat ze er niet mocht fietsen. Een bestuurder had water gelost en stapte toen snel in de bus, omdat iemand zei dat hij daar weg moest. De getuige hoorde iemand roepen: ‘Weg met die bus’. De getuige zag dat hij heel hard achteruit reed, veel te hard voor de omgeving, en toen hoorde ze ineens een klap. Ze zag [slachtoffer] achter de bus op de grond liggen. De getuige vond het raar dat die bus daar ineens reed. Ze denkt niet dat [slachtoffer] een bus had verwacht. [5]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat er omstanders waren die allemaal omhoog keken naar de parachutisten in de lucht. [6]
Verbalisanten hebben onderzoek gedaan naar dit ongeval. Het gebied waarin het verkeersincident had plaatsgevonden, was afgezet met dranghekken, voorzien van verkeersbord C1, conform bijlage 1 van het RVV 1990.
Bij het ongeval was een bus voor personenvervoer (een grijze Mercedes-Benz Cuby Sprinter met Pools kenteken [kenteken] ) betrokken. De ruit van de rechterachterdeur van deze bus was beschadigd. Het glas was gebroken en er ontbraken meerdere delen van de ruit. Ook zat er een stervormige beschadiging in deze ruit. In deze beschadiging zaten enkele haren, die vermoedelijk van een mens afkomstig zijn. Verder was de rechter-achterdeur van de bus vervormd/ingedrukt.
De achteruitkijkspiegel gaf geen zicht op het weggedeelte achter de bus. Het zicht door de achterruiten werd belemmerd, doordat er zittingen voor waren gemonteerd. Achter de laatste vier aaneengesloten zittingen bevond zich een verduistergordijn, dat gesloten was. De achteruitrijcamera werkte niet. Via de spiegels was de rijbaan recht achter de bus niet te overzien en er was geen zicht op te verkrijgen.
Uit de gegevens van de tachograaf bleek dat er voorafgaand aan de melding van het ongeval bij de politie om 15:16:20 uur een korte registratie was. Van 15:14:17 uur tot 15:14:31 uur vond een verplaatsing van ongeveer 25 meter plaats. De registreerde voertuigsnelheid bedroeg maximaal 17 kilometer per uur om 15:14:28 uur. Daarna registreerde de tachograaf een forse remming. [7]
Het slachtoffer, [slachtoffer] , is op 21 september 2024 om 16:30 uur naar de spoedeisende hulp gebracht. Ze had ernstig schedelhersenletsel (neurotrauma) met uitgebreide bloedingen in het hoofd en schedel- en aangezichtsbreuken (schedelbreuk rechts, schedelbasisfractuur, breuk jukbeen rechts, oogkasbreuk rechts), uitgebreide ribbreuken, een klaplong, een sleutelbeenbreuk en een bekkenbreuk opgelopen.
Op de intensive care is ze behandeld volgens het neurotraumaprotocol, maar ze werd niet wakker na het stoppen van de sedatie. Ze ging achteruit. Ze ontwikkelde nierfunctiestoornissen, haar bloedcirculatie verslechterde en ze ontwikkelde een sepsis. Op 8 oktober 2024 is in overleg met haar familie de behandeling gestopt en is ze overleden aan de gevolgen van het neurotrauma.
De conclusie van de schouwarts luidde niet-natuurlijk overlijden aan de gevolgen van het ongeval. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de Mercedes reed. Hij moest water brengen naar de scouts die bij de herdenking waren. Er stonden een paar mensen op de stoep. De weg was afgezet, dus verdachte is uitgestapt om het water af te geven. Toen is hij in de auto gestapt en is hij achteruit weggereden. Toen hij naar achteren reed, was de vrouw op de weg.
Verdachte wist dat hij geen zicht had door de achterruit. Bij de politie heeft hij verklaard dat de Mercedes geen achteruitrijcamera heeft. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij pas op het moment dat hij achteruit reed, ontdekte dat de achteruitrijcamera het niet deed. De auto geeft geen signaal als je naar achteren rijdt of als je een voorwerp nadert bij het achteruitrijden. [9]
De vaststelling van de feiten
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 21 september 2024 vond de herdenking van operatie Market Garden plaats in Driel. [straatnaam] was als gevolg van dit evenement gesloten verklaard. Verdachte bevond zich, ondanks de geslotenverklaring, op [straatnaam] met zijn bus, omdat hij, met toestemming van de toezichthouder, water had afgegeven. Vijf of zes meter achter zijn bus stond het slachtoffer, [slachtoffer] , naar de parachutisten te kijken die op dat moment naar beneden kwamen, net als andere omstanders.
Verdachte is in zijn bus gestapt. Vanuit zijn bus kon hij op geen enkele manier zicht krijgen op het weggedeelte recht achter hem. Hij is achteruitgereden met een snelheid van maximaal 17 kilometer per uur en heeft hierbij het slachtoffer geraakt. Kennelijk ging dit met een zodanige snelheid dat meerdere getuigen een harde knal hoorden, de rechterachterdeur is vervormd en het glas van deze deur is gebroken/beschadigd. Door de aanrijding is het slachtoffer gevallen en met haar hoofd op de grond geklapt.
Het slachtoffer is met ernstige verwondingen naar het ziekenhuis gebracht, waar ze steeds verder verslechterde. Uiteindelijk is daarom besloten de behandeling te stoppen en is ze overleden.
De mate van schuld
De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of de verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994). Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van dit artikel komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval (zie het arrest van de Hoge Raad van 4 maart 2014,
ECLI:NL:HR:2014:470). Het gedrag van de verdachte wordt in die beoordeling afgemeten aan dat wat van een verkeersdeelnemer in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Dit toetsingskader brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Bovendien kan uit de rechtspraak van de Hoge Raad niet als algemene regel worden afgeleid dat schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 in geen geval kan worden bewezenverklaard als de gedraging van de verdachte die heeft geleid tot het ongeval, haar aanleiding vindt in uitsluitend een enkel moment van onoplettendheid. De omstandigheden van het geval – waartoe ook de aard van de verkeerssituatie kan worden gerekend – kunnen immers zodanige aandacht vergen dat ook een kort moment van onoplettendheid als zeer onvoorzichtig kan worden aangemerkt (zie het arrest van de Hoge Raad van 15 oktober 2024,
ECLI:NL:HR:2024:1398, r.o. 2.6.3).
De rechtbank overweegt dat verdachte water af heeft gegeven in een gebied waar op dat moment een geslotenverklaring gold als gevolg van de herdenking van operatie Market Garden. Dat betekent dat voetgangers in dat gebied geen voertuigen hoeven te verwachten, want zelfs fietsers moesten afstappen, en dat zij mogelijk ook afgeleid waren door de parachutisten die op dat moment naar beneden kwamen. Uit de verklaring van getuige [getuige] blijkt verder dat er zich op dat moment ook daadwerkelijk voetgangers in het gebied bevonden. Verdachte heeft dat ter zitting ook bevestigd.
Verdachte heeft vervolgens een bijzondere verrichting uitgevoerd, namelijk achteruit rijden. In zijn algemeenheid moet een verkeersdeelnemer bij bijzondere verrichtingen bijzonder voorzichtig zijn en goed letten op de overige weggebruikers, zodat hij de verrichting veilig kan uitvoeren en overig verkeer voor kan laten gaan. In verband met voornoemde situatie had van verdachte mogen worden verwacht dat hij enerzijds extra zou controleren dat er zich niemand direct achter en in de baan van zijn voertuig bevond en anderzijds dat hij zijn snelheid extra zou aanpassen aan de bijzondere situatie waarin hij zich bevond.
Verdachte heeft verklaard dat hij buiten de bus heeft gekeken of er iemand achter zijn auto stond en in de bus meerdere keren in de spiegels heeft gekeken. Dat hij buiten de bus om zich heen heeft gekeken, biedt echter geen garantie dat er daarna niet alsnog iemand in zijn rijbaan zou staan en dat hij meerdere keren in de spiegels heeft gekeken, gaf hem ook geen zicht op de rijbaan achter hem. Uit het onderzoek van de verbalisanten blijkt immers dat er vanuit de bus, door de daar geplaatste zittingen, het gesloten verduistergordijn en de achteruitrijcamera die niet werkte, geen enkel zicht op de rijbaan recht achter de bus was te verkrijgen, ook niet via de spiegels. Verdachte had dus meer moeten doen om zicht te krijgen op de rijbaan achter hem, zodat hij veilig naar achteren kon rijden, zoals zijn hoofd uit het raam steken of één van de verkeersregelaars vragen de rijbaan achter hem vrij te maken. Tijdens de zitting heeft verdachte verklaard dat hij, achteraf bezien, aanvullende maatregelen had moeten nemen, temeer omdat hij op het moment van achteruitrijden wist dat hij geen zicht had op het weggedeelte recht achter de bus.
Bovendien is verdachte met een snelheid van maximaal 17 kilometer per uur naar achteren gereden. De rechtbank is van oordeel dat deze snelheid veel te hoog was voor de situatie ter plaatse. Dat verdachte niet harder reed dan de maximum snelheid ter plaatse, zoals de verdediging naar voren heeft gebracht, maakt dat niet anders. Niet alleen ging het hier om een bijzondere verrichting, maar deze vond plaats in een gebied met een geslotenverklaring ten gevolge waarvan de voetgangers in dat gebied geen voertuigen behoefden te verwachten. Verdachte wist dat er een evenement gaande was waarbij de voetgangers ook nog eens mogelijk afgeleid werden door de parachutisten. Deze omstandigheden tezamen maar met name het hiervoor besproken gebrek aan zicht naar het weggedeelte achter de bus hadden verdachte tot (veel) meer voorzichtigheid en een (veel) lagere snelheid moeten brengen. Verder blijkt dit uit het feit dat meerdere getuigen hoorden dat verdachte hard optrok en vervolgens een harde klap hoorden toen verdachte het (stilstaande) slachtoffer raakte met zijn bus, evenals de beschadigingen aan zijn bus die als gevolg van de impact zijn ontstaan. Verdachte had heel langzaam moeten optrekken en hooguit stapvoets moeten rijden.
Verdachte is dus zowel tekort geschoten ten aanzien van het verkrijgen van zicht als ten aanzien van de snelheid. Hij heeft zich er hierbij onvoldoende van vergewist of de weg vrij was. Hij is achteruit gereden, zonder dat hij het overige verkeer voor liet gaan en hij reed met een zodanige snelheid dat hij zijn bus niet tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en deze vrij was en vervolgens is hij in aanrijding gekomen met een voetganger, te weten [slachtoffer] , die als gevolg van zijn handelen zodanig letsel heeft opgelopen dat zij daaraan uiteindelijk is komen te overlijden. De rechtbank stelt vast dat (hoewel pas geruime tijd na het ongeval een ambulance ter plaatse is gearriveerd) niet ter discussie staat, dat mevrouw [slachtoffer] als gevolg van de aanrijding is overleden. Dit stemt overeen met zowel de medische gegevens ten aanzien van het overlijden, als met de bevindingen van de politie over de beschadigingen die aan de bus direct na het ongeval werden geconstateerd.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat verdachte voorafgaand aan het ongeval niet de bij de omstandigheden en (bijzondere) situatie ter plaatse passende voorzichtigheid heeft betracht en derhalve verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks21 september 2024 te Driel, gemeente Overbetuwe als bestuurder van een voertuig (autobus), daarmee rijdende op de weg, [straatnaam] ,
zeer, althansaanmerkelijk
,onvoorzichtig
enonoplettend
en/of onachtzaamheeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl meerdere verkeersdeelnemers zich op de weg en/of naastgelegen trottoir bevonden in verband met een evenement en
/of
terwijl het zicht naar achteren – vanuit de bestuurderszitplaats bezien – in
(ernstige
)mate werd belemmerd,
- zich niet of onvoldoende ervan vergewist of de door hem bereden weg [straatnaam] vrij was van enig (dicht genaderd) verkeer en
/of- in strijd met artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een bijzondere manoeuvre heeft verricht, namelijk achteruit rijden, zonder daarbij het overige verkeer voor te laten gaan en
/of- in strijd met artikel 19 van voornoemd reglement zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en deze vrij was en
/of-
is gebotst tegen, althansin aanrijding gekomen met een
overstekendevoetganger, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in verband met de persoonlijke omstandigheden van verdachte oplegging van een geheel voorwaardelijke straf bepleit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft tijdens de herdenking van operatie Market Garden een verkeersongeval veroorzaakt met de bus waarin hij reed. Zowel de weg waar hij reed, die op dat moment gesloten was verklaard en waar dus alleen voetgangers mochten komen, als het evenement dat ondertussen plaatsvond, waardoor mensen afgeleid konden worden als gevolg van de parachutisten die naar beneden kwamen, hadden hem moeten aansporen tot meer voorzichtigheid en oplettendheid dan hij uiteindelijk heeft getoond. Daarbij komt dat verdachte geen enkel zicht had naar achteren en zo hard naar achteren is gereden dat getuigen zijn motor hoorden brullen. Daarbij is verdachte tegen mevrouw [slachtoffer] gebotst. In dit geval hebben de onvoorzichtigheid en onoplettendheid van verdachte enorme, ingrijpende en onomkeerbare gevolgen gehad. Mevrouw [slachtoffer] heeft het leven verloren, het grootste goed dat zij bezat Dat heeft ook groot verdriet en een onherstelbaar gemis toegebracht aan haar nabestaanden. Zij zullen hun vrouw, moeder, schoonmoeder en oma voor de rest van hun leven moeten missen. Zij hebben dat gemis in een indrukwekkende verklaring ter terechtzitting verwoord.
Ook de omstanders, waaronder familieleden van mevrouw [slachtoffer] , die getuige waren van het ongeluk en de hulpdiensten die ter plaatse moesten komen, zijn niet onberoerd gebleven door het ongeval.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft ter zitting gezien en gehoord hoezeer ook verdachte is geraakt door de gevolgen van zijn handelen. Verdachte stelt dat hij sinds het ongeval niet meer kan werken en dat hij onder behandeling van een psychiater staat. Verdachte heeft zich meteen na de aanrijding zeer betrokken getoond bij het lot van mevrouw [slachtoffer] en heeft korte tijd na het ongeval contact gezocht met de familie en heeft een gesprek gehad met de echtgenoot van mevrouw [slachtoffer] . Hoewel de familie en de echtgenoot van het slachtoffer, naar de rechtbank begrijpt, op dat moment daarmee wel wat werden overvallen, siert het verdachte dat hij dat initiatief heeft genomen.
Verdachte heeft een blanco strafblad en reed naar eigen zeggen al sinds het behalen van zijn rijbewijs 30 jaar schadevrij. Hij woont in Polen met zijn vrouw, kinderen en ouders. Het verlies van zijn baan heeft mogelijk op termijn verstrekkende gevolgen voor niet alleen verdachte zelf, maar ook voor degenen voor wie hij de zorg en verantwoordelijkheid heeft.
Conclusie
Alles afwegende en gelet op wat in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie overeenstemt met wat hier passend en geboden is. In die eis is voldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Een geheel voorwaardelijke straf, zoals de verdediging heeft bepleit, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor mevrouw [slachtoffer] en haar nabestaanden.
De rechtbank onderkent dat voor verkeersfeiten straffen worden geëist en opgelegd die gevoelsmatig voor nabestaanden bij lange na niet toereikend zijn om het immense leed dat zij ondervinden, tot uitdrukking te brengen. De rechtbank wijst erop dat het aan de schuld van verdachte te wijten is dat het verschrikkelijke ongeval heeft plaatsgevonden maar dat verdachte dat niet met opzet heeft gedaan.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, en een ontzegging van de rijbevoegdheid van één jaar.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in verband met het tenlastegelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.221,35 aan materiële schade en € 20.000,- aan affectieschade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair, indien de rechtbank niet komt tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, moet de affectieschade worden beperkt, omdat dan slechts sprake is van een overtreding. Meer subsidiair moet de vordering tot schadevergoeding worden gematigd in verband met de beperkte draagkracht van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de schadeposten niet inhoudelijk zijn betwist. Deze schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade tot een hoogte van € 1.221,35 kan worden toegewezen.
Affectieschade
Het bewezen verklaarde feit is gepleegd na 1 januari 2019. Het slachtoffer is als gevolg van het bewezen verklaarde feit overleden. De benadeelde partij is de echtgenoot van het slachtoffer. De vordering is voldoende onderbouwd. Het bewezen verklaarde feit betreft een misdrijf. De benadeelde partij heeft dan ook recht op € 20.000,-. Dit bedrag wordt toegewezen. De rechtbank ziet in de draagkracht van verdachte, en nu op dat punt door verdachte niets concreets is aangevoerd, geen reden om dit bedrag te matigen.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 21 september 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 15.000,- aan affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair, indien de rechtbank niet komt tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, moet de affectieschade worden beperkt, omdat dan slechts sprake is van een overtreding. Meer subsidiair moet de vordering tot schadevergoeding worden gematigd in verband met de beperkte draagkracht van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
Affectieschade
Het bewezen verklaarde feit is gepleegd na 1 januari 2019. Het slachtoffer is als gevolg van het bewezen verklaarde feit overleden. De benadeelde partij is het kind van het slachtoffer.
De vordering is voldoende onderbouwd. Het bewezen verklaarde feit betreft een misdrijf. De benadeelde partij heeft dan ook recht op € 15.000,-. Dit bedrag wordt toegewezen. De rechtbank ziet in de draagkracht van verdachte geen reden om dit bedrag te matigen.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 21 september 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d en 36f van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar;
  • veroordeelt verdachte in verband met het primaire feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van € 1.221,35 aan materiële schade en € 20.000,- aan smartengeld in de vorm van affectieschade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij] , een bedrag te betalen van € 1.221,35 aan materiële schade en € 20.000,- aan smartengeld in de vorm van affectieschade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 141 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in verband met het primaire feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van € 15.000,- aan smartengeld in de vorm van affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij] , een bedrag te betalen van € 15.000,- aan smartengeld in de vorm van affectieschade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 110 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Tegelaar (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en
mr. J.L. Wesstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 september 2025.
mr. Tegelaar is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, basisteam Rivierenland-West, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 26 februari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 113.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 93-94.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 102-103.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 97-98.
6.Proces-verbaal aanvullend, p. 109.
7.Proces-verbaal FO Verkeer, p. 36, 40, 51, 53-54, 57-59, 81.
8.Een geschrift, te weten een schouwverslag van forensisch arts P. Steens van de GGD Gelderland-Zuid, p. 1-3 (aanvullend).
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 119-122 en de verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 1 september 2025.