ECLI:NL:RBGEL:2025:9145

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
05/055581-25
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door verkeersfouten

Op 24 oktober 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 september 2024 betrokken was bij een verkeersongeval in Ede. De verdachte, bestuurster van een personenauto, negeerde een rood verkeerslicht en reed door terwijl zij niet voldoende oplette. Dit leidde tot een aanrijding met een andere auto, waarbij twee inzittenden zwaar lichamelijk letsel opliepen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat resulteerde in een veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie had een geldboete van € 1.000,- geëist, te vervangen door 20 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 maanden. De rechtbank legde uiteindelijk een geldboete op van € 1.000,- in vier termijnen van € 250,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar financiële situatie en het feit dat zij haar rijbewijs nodig heeft voor haar werk als zzp’er in de hondenverzorging.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/055581-25
Datum uitspraak : 24 oktober 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
Raadsvrouw: mr. K. Elema, advocaat in ’s-Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2025.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 15 september 2024 te Ede in de gemeente Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurster van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van Arnhem, gaande in de richting van de oprit A12, daarmede rijdende over de Verlengde Arnhemseweg,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl haar zicht ter plaatse niet belemmerd, beperkt of gehinderd werd en/of,
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie,
terwijl op de kruising van de Verlengde Arnhemseweg met de A12 in de richting van Arnhem/Oberhausen en afrit van de A12 komende uit de richting van Utrecht (ter hoogte van hectometerpaal 119.3) de aldaar geplaatste, voor haar, verdachte, van toepassing zijnde en in haar richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 33,5 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
verdachte is (vervolgens) links afgeslagen in de richting van de richting van de oprit die toegang geeft naar de A12 in de richting van Arnhem/Oberhausen,
- niet of in onvoldoende mate te kijken en/of te blijven kijken naar het direct voor haar gelegen weggedeelte van die weg en/of de voor haar bestemde en geldende verkeerslichten en/of het zich op de kruisende weg, de kruising van de Verlengde Arnhemseweg (met de A12 in de richting van Arnhem/Oberhausen en afrit van de A12 komende uit de richting van Utrecht), bevindende verkeer en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg te geven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Verlengde Arnhemseweg) voor die kruising aangebrachte stopstreep te (blijven) stoppen immers bleef zij niet stoppen voor een voor haar rijrichting bestemde driekleurig verkeerslicht dat (ongeveer) 33,5 seconden rood licht uitstraalde, maar is zij (door)gereden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te (blijven) stoppen, door rood te rijden en/of een op de kruisende weg van de Verlengde Arnhemseweg (de kruising met de A12 in de richting van Arnhem/Oberhausen en afrit van de A12 komende uit de richting van Utrecht,) of op die kruising, gezien haar, verdachtes, rijrichting terwijl zij afsloeg naar links de dicht van rechts (de tegemoetkomende) genaderd zijnde bestuurder van een personenauto niet voor te laten gaan en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van dat door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet zodanig te regelen dat zij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij die weg en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
te botsen tegen, althans in aanrijding te komen met de voornoemde personenauto,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor (een) ander(en) ( [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 15 september 2024 te Ede in de gemeente Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurster van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van Arnhem, gaande in de richting van de oprit A12, daarmede rijdende over de Verlengde Arnhemseweg,
terwijl op de kruising van de Verlengde Arnhemseweg met de A12 in de richting van Arnhem/Oberhausen en afrit van de A12 komende uit de richting van Utrecht (ter hoogte van hectometerpaal 119.3) de aldaar geplaatste, voor haar, verdachte, van toepassing zijnde en in haar richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 33,5 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
verdachte is (vervolgens) links afgeslagen in de richting van de richting van de oprit die toegang geeft naar de A12 in de richting van Arnhem/Oberhausen,
- niet of in onvoldoende mate te kijken en/of te blijven kijken naar het direct voor haar gelegen weggedeelte van die weg en/of de voor haar bestemde en geldende verkeerslichten en/of het zich op de kruisende weg, de kruising van de Verlengde Arnhemseweg (met de A12 in de richting van Arnhem/Oberhausen en afrit van de A12 komende uit de richting van Utrecht), bevindende verkeer en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg te geven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Verlengde Arnhemseweg) voor die kruising aangebrachte stopstreep te (blijven) stoppen immers bleef zij niet stoppen voor een voor haar rijrichting bestemde driekleurig verkeerslicht dat (ongeveer) 33,5 seconden rood licht uitstraalde, maar is zij (door)gereden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te (blijven) stoppen, door rood te rijden en/of een op de kruisende weg van de Verlengde Arnhemseweg (de kruising met de A12 in de richting van Arnhem/Oberhausen en afrit van de A12 komende uit de richting van Utrecht,) of op die kruising, gezien haar, verdachtes, rijrichting terwijl zij afsloeg naar links de dicht van rechts (de tegemoetkomende) genaderd zijnde bestuurder van een personenauto niet voor te laten gaan en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van dat door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet zodanig te regelen dat zij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij die weg en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
te botsen tegen, althans in aanrijding te komen met de voornoemde personenauto,
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 15 september 2024 te Ede als bestuurder van een voertuig op de
voor het openbaar verkeer openstaande weg, de kruising van de Verlengde
Arnhemseweg (met de A12 in de richting van Arnhem/Oberhausen en afrit van de
A12 komende uit de richting van Utrecht), geen gevolg heeft gegeven aan een
verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een
voor haar rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde,
waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 15 september 2024 omstreeks 17:14 uur heeft een verkeersongeval plaatsgevonden ter hoogte van het kruispunt van de Verlengde Arnhemseweg met de op- en afrit van en naar de A12 (oprit naar de A12 in de richting van Arnhem/Oberhausen en afrit van de A12 komende uit de richting van Utrecht), gelegen in Ede. [2]
Verdachte reed in een personenauto, een Volvo Xc40 voorzien van kenteken [kenteken 1] , komend uit de richting van Arnhem, en sloeg linksaf op het kruispunt van de Verlengde Arnhemseweg, in de richting van de oprit A12 richting Arnhem/Oberhausen. Een personenauto, een Saab voorzien van kenteken [kenteken 2] , kwam haar tegemoet rijden, komend uit de richting van Ede en wilde de rijstrook voor rechtdoor, over het kruispunt op de Verlengde Arnhemseweg in de richting van Arnhem, blijven volgen. [3] In die auto zaten [slachtoffer 2] als bestuurder en [slachtoffer 1] als passagier. [4]
Ter hoogte van het kruispunt van de Verlengde Arnhemseweg met de op- en afrit van en naar de A12 kwamen beide betrokken voertuigen met elkaar in botsing. [5] Verdachte is de stopstreep gepasseerd, terwijl de voor haar geldende verkeerslichten minimaal 33,5 seconden rood licht uitstraalden. Verdachte heeft, voordat zij het rode verkeerslicht negeerde, 11,9 seconden stilgestaan voor de stopstreep van het genoemde verkeerslicht. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn de stopstreep gepasseerd, terwijl de voor hen geldende verkeerslichten minimaal 32,8 seconden groen licht uitstraalden. [6] Het zicht van verdachte op de verkeerslichten werd niet gehinderd door vaste obstakels in de omgeving. [7]
Als gevolg van dit ongeval hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] letsel opgelopen en zijn zij naar het ziekenhuis gebracht. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde. Verdachte heeft tenminste twee verkeersregels overtreden: het door rood rijden en het niet verlenen van voorrang, waardoor sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair ten laste gelegde, omdat de aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid ontbreekt. Er is sprake van één zelfstandige verkeersfout: het door rood rijden. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat verdachte het rode verkeerslicht heeft genegeerd, waardoor er een aanrijding is ontstaan, ten gevolge waarvan de inzittenden van de andere betrokken auto letsel hebben opgelopen. De vraag is of het handelen van verdachte schuld oplevert als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW94).
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van (verwijtbare) onvoorzichtigheid, onoplettendheid of onachtzaamheid. Daarbij moet worden gekeken naar het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarnaast geldt dat niet alleen uit de ernst van de gevolgen kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Een enkel moment van onoplettendheid is over het algemeen niet voldoende voor het aannemen van aanmerkelijke schuld. Uit de rechtspraak kan desondanks niet als algemene regel worden afgeleid dat schuld in de zin van artikel 6 WVW in geen geval kan worden bewezenverklaard als de gedraging van de verdachte die heeft geleid tot het ongeval, haar aanleiding vindt in uitsluitend een enkel moment van onoplettendheid. De omstandigheden van het geval – waartoe ook de aard van de verkeerssituatie kan worden gerekend – kunnen immers zodanige aandacht vergen dat ook een kort moment van onoplettendheid als zeer onvoorzichtig kan worden aangemerkt (vgl. Hoge Raad 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1398).
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat ze bekend was met de verkeerssituatie op de plaats waar het ongeval heeft plaatsgevonden. Ze kwam daar, voorafgaand aan het ongeval, dagelijks. Zij was verder op de hoogte van het feit dat de verschillende verkeerslichten op de kruising van toepassing waren op afzonderlijke rijbanen. Ze heeft stilgestaan voor het rode verkeerslicht voor het links afslaande verkeer en dacht dat het voor haar geldende verkeerslicht op groen stond op het moment dat zij de kruising op reed. Ze heeft later van getuigen gehoord dat haar verkeerslicht op dat moment nog steeds op rood stond. Daarnaast heeft ze bij het afslaan naar links op de kruising niet naar rechts heeft gekeken. Ze heeft enkel naar de oprit die toegang geeft naar de A12 in de richting van Arnhem/Oberhausen gekeken. Ze heeft verklaard dat ze de personenauto van de slachtoffers niet heeft zien aankomen en daarom niet heeft geremd. [9]
Getuige [getuige] stond op 15 september 2024 op de kruising van de Verlengde Arnhemseweg naar de A12, voorgesorteerd om links af de A12 op te gaan. Hij kwam uit de richting van Arnhem en stond direct achter het eerste voertuig, de personenauto van verdachte. Hij verklaart dat het verkeerslicht voor rechtdoor al zeker 10 seconden op groen stond, voordat verdachte door het rode verkeerslicht linksaf de kruising op reed. [10]
Vast is komen te staan dat verdachte weliswaar voor de voor de afslag aangebrachte stopstreep aanvankelijk is gestopt voor het rode licht, maar vervolgens toch linksaf is gereden terwijl het licht nog steeds op rood stond. De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting verder af dat verdachte, terwijl zij aldaar naar links afsloeg niet naar rechts heeft gekeken. Daarmee heeft zij niet gelet op het naderend verkeer op de rijstrook die zij moest oversteken om de oprit naar de A12 in te rijden. Vastgesteld kan worden dat verdachte de personenauto van de slachtoffers niet heeft gezien hoewel haar zicht ter plaatse niet werd belemmerd. Verdachte had de personenauto van de slachtoffers wel moeten kunnen waarnemen. Zij had (beter) naar rechts moeten kijken. Verdachte heeft onvoldoende opgelet toen zij door het rode verkeerslicht de kruising op reed en is ook onvoldoende blijven opletten toen zij links afsloeg op de kruising en heeft niet naar rechts heeft gekeken. Van een enkel moment van onoplettendheid is daarom geen sprake.
Gelet hierop is verdachte naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam geweest. De gedragingen van verdachte, zoals hiervoor weergegeven, hebben het ongeval veroorzaakt en rechtvaardigen de conclusie dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval.
Letsel
Naast de schuldvraag dient op grond van artikel 6 WVW94 de vraag te worden beantwoord of een ander (de slachtoffers van het verkeersongeval) zwaar lichamelijk letsel is toegebracht of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Als gevolg van het ongeval hebben de slachtoffers letsel opgelopen. Slachtoffer [slachtoffer 2] heeft op 2 oktober 2024 verklaard dat hij samen met de fysio werkt aan zijn herstel en dat hij inmiddels korte afstanden zonder rollator kan lopen. Op 8 januari 2025, vier maanden na het ongeval, heeft hij verklaard dat hij als gevolg van het ongeval last heeft van zijn middenrif, wat uitstraalt naar zijn benen. Dit zorgt voor tintelingen in beide benen. [11] De rechtbank kwalificeert dit letsel als letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij de eerste drie weken haar rechterbeen niet meer kon bewegen. Zij verklaart dat haar spieren een enorme klap hebben gehad. Zij heeft verder verklaard, op 8 januari 2025, vier maanden na het ongeval, dat zij nog één keer in de week naar een therapeut gaat voor haar been, omdat ze deze nog niet normaal kan bewezen. Ze heeft aangepast werk, waardoor zij minder hoeft te lopen. [12] De rechtbank kwalificeert dit letsel als letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks15 september 2024 te Ede in de gemeente Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurster van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van Arnhem, gaande in de richting van de oprit A12, daarmede rijdende over de Verlengde Arnhemseweg,
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl haar zicht ter plaatse niet belemmerd, beperkt of gehinderd werd en
/of,
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie,
terwijl op de kruising van de Verlengde Arnhemseweg met de A12 in de richting van Arnhem/Oberhausen en afrit van de A12 komende uit de richting van Utrecht (ter hoogte van hectometerpaal 119.3) de aldaar geplaatste, voor haar, verdachte, van toepassing zijnde en in haar richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 33,5 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
verdachte is
(vervolgens
)links afgeslagen in de richting van de richting van de oprit die toegang geeft naar de A12 in de richting van Arnhem/Oberhausen,
- niet
of in onvoldoende matete kijken en
/ofte blijven kijken naar het direct voor haar gelegen weggedeelte van die weg en
/ofde voor haar bestemde en geldende verkeerslichten en
/ofhet zich op de kruisende weg, de kruising van de Verlengde Arnhemseweg (met de A12 in de richting van Arnhem/Oberhausen en afrit van de A12 komende uit de richting van Utrecht), bevindende verkeer en
/of
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg te geven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van
die weg (de Verlengde Arnhemseweg
)voor die kruising aangebrachte stopstreep te
(blijven
)stoppen immers bleef zij niet stoppen voor een voor haar rijrichting bestemde driekleurig verkeerslicht dat
(ongeveer)33,5 seconden rood licht uitstraalde, maar is zij
(door
)gereden en
/of
- in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en
/oflid 6 van voormeld reglement, zonder te
(blijven
)stoppen, door rood te rijden en
/ofeen op de kruisende weg van de Verlengde Arnhemseweg (de kruising met de A12 in de richting van Arnhem/Oberhausen en afrit van de A12 komende uit de richting van Utrecht,) of op die kruising, gezien haar, verdachtes, rijrichting terwijl zij afsloeg naar links de dicht van rechts
(de tegemoetkomende
)genaderd zijnde bestuurder van een personenauto niet voor te laten gaan en
/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van dat door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet zodanig te regelen dat zij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij die weg en
/ofdie kruising kon overzien en waarover deze vrij
was/waren en
/of
te botsen tegen,
althans in aanrijding te komen metde voornoemde personenauto,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor
(een)ander
(en
) ([slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2]
) zwaar lichamelijk letsel of zodaniglichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor de ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 1.000,-, te vervangen door 20 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 4 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een behapbare geldboete op te leggen, bij voorkeur te betalen in termijnen, gelet op de financiële situatie van verdachte. Daarnaast is verzocht om geen ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, subsidiair is verzocht om deze slechts voorwaardelijk op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft als bestuurster van een personenauto een verkeersongeval veroorzaakt waarbij de slachtoffers lichamelijk letsel hebben opgelopen, waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Verdachte heeft met haar handelen in meer algemene zin de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Voor verdachte, andere verkeersdeelnemers en de samenleving moet duidelijk zijn dat dergelijk risicovol gedrag in het verkeer onaanvaardbaar is.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het tot nu toe blanco strafblad van verdachte van 9 september 2025.
De rechtbank houdt verder rekening met de persoonlijke omstandigheden die uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gekomen, zoals de omstandigheid dat verdachte als zzp’er een hondentrimsalon heeft. Zij heeft haar rijbewijs nodig om de honden bij klanten te kunnen ophalen. Verdachte heeft het financieel niet ruim. Indien zij niet over haar rijbewijs beschikt, kan zij een deel van haar werkzaamheden niet meer uitoefenen.
De op te leggen straf
Bij haar beslissing over de strafmodaliteit en de hoogte van de straf zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Die oriëntatiepunten gaan in dit geval uit van de oplegging van een onvoorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 1.000,- in combinatie met een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van drie maanden.
Verdachte is een first offender en heeft haar rijbewijs voor haar werk nodig. Zij wordt bij een ontzegging van de rijbevoegdheid onevenredig hard geraakt. De rechtbank zal daarom, in afwijking van de oriëntatiepunten, de rijontzegging geheel voorwaardelijk opleggen.
Gelet op het hiervoor gaande acht de rechtbank het opleggen van een geldboete van € 1.000,-, alsmede een voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, passend. Gelet op de financiële situatie van verdachte legt de rechtbank de geldboete op in vier maandelijkse termijnen van elk € 250,- per maand.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 23, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht; en
- 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een
geldboete van € 1.000,-(duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis;
 bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in
4 (vier) maandelijkse termijnen van steeds € 250,- (tweehonderdvijftig euro) per maand;

ontzegtverdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (drie) maanden;
 bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van twee jarenschuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Rikken (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. W. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van S.M.W. Schaminée, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 oktober 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024433726, gesloten op 20 februari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding, p. 7.
3.Proces-verbaal aanrijding, p. 7-10; Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 51, Proces-verbaal FO verkeer, p. 78-114.
4.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 22; Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 25.
5.Proces-verbaal aanrijding, p. 7-10; Proces-verbaal FO verkeer, p. 78 en p. 80.
6.Kort proces-verbaal Analyse VRI data, p. 131.
7.Proces-verbaal FO verkeer, p. 110.
8.Proces-verbaal aanrijding, p. 7-10.
9.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2025.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 28.
11.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 2] , p. 16.
12.Proces-verbaal van slachtoffer [slachtoffer 1] , p. 19.