ECLI:NL:RBGEL:2025:952

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
442000
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter en forumkeuze in algemene voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, op 5 februari 2025 uitspraak gedaan in een incident over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. De eiser, een bedrijf dat asbestsanering en dakwerkzaamheden uitvoert, had een geschil met de gedaagde, een Duits bedrijf, over de betaling van openstaande facturen. De gedaagde stelde dat de rechtbank Gelderland onbevoegd was en dat de Duitse rechter bevoegd was, omdat er geen rechtsgeldige forumkeuze was overeengekomen. De rechtbank heeft onderzocht of de algemene voorwaarden van de eiser, waarin een forumkeuze was opgenomen, van toepassing waren. De eiser had de gedaagde een offerte en een aangepaste opdrachtbevestiging gestuurd, maar de rechtbank oordeelde dat er geen schriftelijke overeenkomst was gesloten die voldeed aan de vereisten van de EEX-Verordening. De rechtbank concludeerde dat de forumkeuze niet rechtsgeldig was, omdat de algemene voorwaarden in het Nederlands waren opgesteld, terwijl de voertaal tussen partijen Duits was. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen en wees de incidentele vordering van de gedaagde toe. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van het incident en de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/442000 / HA ZA 24-505
Vonnis in incident van 5 februari 2025
in de zaak van
[eiser in hoofdz],
te [vestigingsplaats ] ,
eisende partij in hoofdzaak,
verwerende partij in incident
hierna te noemen: [eiser in hoofdz] ,
advocaat: mr. E. Koekoek,
tegen
[gedaagde in hoofdz],
te [vestigingsplaats ] ,
gedaagde partij in hoofdzaak,
eisende partij in incident,
hierna te noemen: [gedaagde in hoofdz] ,
advocaten: mr. A.P. van Someren Gréve en mr. M.L.W. Schwillens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid;
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in hoofdz] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. [eiser in hoofdz] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2.
Uit de door partijen overgelegde stukken volgt dat [eiser in hoofdz] op 8 januari 2024 per e-mail een offerte aan [gedaagde in hoofdz] heeft toegezonden voor asbestsanering en het plaatsen van een nieuw dak (ecopanelen) op een vijftal bedrijfsgebouwen in [plaats] . In de bijlage van die e-mail zaten de offerte, de Nederlandse versie van de Metaalunievoorwaarden 2014 en een offerte flyer. In de e-mail staat, voor zover relevant:
“Hiermit sende ich Ihnen ein Angebot für die Asbestsanierung sowie die Lieferung und Montage einer neuen Dacheindeckung. […]
Ich hoffe, dass ich Ihnen einen passenden Vorschlag gemacht habe. Erwarte deine Antwort.”
2.3.
In de Metaalunievoorwaarden (versie 2014) is onder artikel 20.3 een forumkeuze opgenomen. Dit artikel luidt:
“Artikel 20. Toepasselijk recht en bevoegde rechter
[…]
20.3.
Alleen de Nederlandse burgerlijke rechter die bevoegd is in de vestigingsplaats van opdrachtnemer neemt kennis van geschillen, tenzij dit in strijd is met het dwingend recht. Opdrachtnemer mag van deze bevoegdheidsregel afwijken en de wettelijke bevoegdheidsregel hanteren.”
2.4.
Op 29 januari 2024 stuurt [eiser in hoofdz] per e-mail aan [gedaagde in hoofdz] een ‘Geänderte Auftragsbestätigung’ (aangepaste opdrachtbevestiging). Naast deze ‘aangepaste opdrachtbevestiging’ stuurt [eiser in hoofdz] ook de Nederlandse versie van de Metaalunievoorwaarden 2014 toe. In de e-mail staat, voor zover relevant:
“im Anhang die Geänderte Auftragsbestätigung […] Ich habe die Zahlungsbedingungen angepasst. […] Ich hoffe, dass du damit besser zurechtkommst.”
2.5.
In de aangepaste opdrachtbevestiging zijn, voor zover in deze procedure relevant de volgende passages opgenomen:
“Condities:
Die Metaalunie-Bedingungen gelten für alle unsere Angebote und Vereinbarungen. Eine Kopie finden Sie über den Hyperlink am Ende unserer E-Mails.
[…]
Für diesen Auftrag gelten unsere Allgemeinen Geschäftsbedingungen. Eine Kopie dieser Bedingungen finden Sie als Anlage zur Bestellung.”
2.6.
Aan het einde van de aangepaste opdrachtbevestiging is de firmanaam van [gedaagde in hoofdz] opgenomen, met daarbij ruimte opengelaten om de datum in te vullen en een handtekening te zetten. De aangepaste opdrachtbevestiging is niet ondertekend, niet door [eiser in hoofdz] en ook niet door [gedaagde in hoofdz] .
2.7.
De werkzaamheden zijn door [eiser in hoofdz] uitgevoerd in de periode van 25 maart tot en met 12 april 2024. Bij de facturen zijn door [eiser in hoofdz] de Metaalunievoorwaarden versie 2019 meegezonden.
2.8.
Na uitvoering van de werkzaamheden is betaling van het grootste deel van de facturen uitgebleven. Alleen de eerste factuur (ten bedrage van € 283.679,25) is voldaan. Volgens [eiser in hoofdz] staat nog een bedrag van € 794.301,90 open. Daarom is [eiser in hoofdz] de onderhavige procedure gestart en vordert zij van [gedaagde in hoofdz] (onder andere) betaling van de openstaande facturen.

3.De beoordeling in het incident

Geen schending substantiëringsplicht [eiser in hoofdz]
3.1.
[gedaagde in hoofdz] meent dat de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem niet bevoegd is om kennis te nemen van het onderhavige geschil, maar de Duitse rechter. Daartoe voert zij onder andere aan dat [eiser in hoofdz] haar substantiëringsplicht heeft verzaakt door in de dagvaarding niet op te nemen dat de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [eiser in hoofdz] door [gedaagde in hoofdz] 2024 bestreden wordt. Die zou namelijk niet in de Duitse taal aan haar ter beschikking zijn gesteld. Als gevolg van het schenden van de substantiëringsplicht dient de rechtbank een mogelijke weerlegging van [eiser in hoofdz] van het incidentele verweer van onbevoegdheid of een nadere onderbouwing van haar stellingen als tardief te beschouwen, aan nieuwe feiten of bewijs in dat kader voorbij te gaan en [eiser in hoofdz] te veroordelen in de (proces)kosten van dit bevoegdheidsincident, althans aan die schending van de substantiëringsplicht de gevolgen te verbinden die de rechtbank geraden acht.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser in hoofdz] de substantiëringsplicht niet geschonden heeft, althans niet zodanig dat daaraan consequenties verbonden zouden moeten worden. Hoewel juist dat de (Duitse) advocaat van [gedaagde in hoofdz] op 2 juli 2024 aan de advocaat van [eiser in hoofdz] schreef dat de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden bestreden werd omdat deze niet in de Duitse taal ter beschikking waren gesteld, heeft het partijdebat zich in deze fase niet verder toegespitst op die stelling – of de door [gedaagde in hoofdz] beoogde gevolgen daarvan. Er wordt in de overige correspondentie door (de advocaat van) [gedaagde in hoofdz] ook niet verder op teruggekomen. Onder die omstandigheden hoefde [eiser in hoofdz] er bij het opstellen van de dagvaarding niet van uit te gaan dat [gedaagde in hoofdz] zich in deze procedure op het standpunt zou stellen dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om kennis te nemen van het geschil.
3.3.
De kern van het geschil tussen partijen spitst zich voor wat betreft dit incident toe op de vraag of het forumkeuzebeding in de Metaalunievoorwaarden van toepassing is op de rechtsbetrekking tussen partijen. De stellingen die beide partijen op dit punt innemen zullen hieronder gezamenlijk behandeld worden.
Juridisch kader
3.4.
Omdat [gedaagde in hoofdz] gevestigd is in Duitsland en de werkzaamheden door [eiser in hoofdz] in Duitsland zijn uitgevoerd, heeft de zaak een internationaal karakter. Nu de vordering van [eiser in hoofdz] verder is gebaseerd op nakoming van de (aannemings)overeenkomst uit 2024, betreft het een handelszaak waarop de EEX-Vo [1] van toepassing is. Dat betekent dat moet worden beoordeeld of partijen een rechtsgeldige forumkeuze voor deze rechtbank zijn overeengekomen als bedoeld in artikel 25 EEX-Vo.
3.5.
Artikel 25 lid 1 EEX-Vo bepaalt dat, indien de partijen, ongeacht hun woonplaats, schriftelijk een gerecht van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, dit gerecht in beginsel exclusief bevoegd is, tenzij de overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft.
3.6.
Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) moet de geldigheid van een forumkeuzebeding autonoom op grond van het Unierecht worden beoordeeld. Bij de beantwoording van de vraag of hij rechtsmacht heeft, dient de rechter zich niet te beperken tot de stellingen van de eiser, maar moet hij ook acht slaan op de beschikbare gegevens over de werkelijk tussen partijen bestaande rechtsverhouding en op de stellingen van de gedaagde. [2]
3.7.
De daadwerkelijke instemming van de betrokkenen met een forumkeuzebeding is een van de doelstellingen van (de vormvereisten van) artikel 25, lid 1, van de EEX-Vo. [3] De aangezochte rechter moet dan ook onderzoeken of het forumkeuzebeding dat hem bevoegd verklaart, daadwerkelijk het voorwerp is geweest van een wilsovereenstemming tussen partijen, die duidelijk en nauwkeurig tot uitdrukking komt. Gelet op de eventuele gevolgen van een dergelijke aanwijzing voor de procespositie van de partijen, moeten de in artikel 25 gestelde voorwaarden voor de rechtsgeldigheid van clausules tot aanwijzing van een bevoegde rechter strikt worden uitgelegd. [4]
3.8.
Daarbij moet in elk geval zijn voldaan aan een van de door artikel 25 lid 1 onder a t/m c EEX-Vo toegelaten vormen van een forumkeuze-overeenkomst. Daarin is bepaald dat de overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:
hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn geworden;
hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.
3.9.
Een forumkeuzebeding dat is vastgelegd in de algemene voorwaarden voldoet volgens het HvJ EU aan de vereisten van artikel 25 lid 1 EEX-Vo – van toestemming van de partijen en nauwkeurigheid van de inhoud van dat beding –, als:
n de tekst zelf van de door beide partijen ondertekende overeenkomst uitdrukkelijk wordt verwezen naar de algemene voorwaarden die dit beding bevatten,
deze uitdrukkelijke verwijzing door een partij bij betrachting van een normale zorgvuldigheid kan worden nagegaan, en
vaststaat dat de algemene voorwaarden, met daarin het forumkeuzebeding, daadwerkelijk aan de andere contractpartij zijn meegedeeld. [5]
3.10.
In de literatuur over artikel 25 EEX-Vo wordt aangenomen dat partijen de taal waarin de forumkeuze is gesteld, zullen moeten begrijpen wil er sprake zijn van wilsovereenstemming over de forumkeuze. Vlas stelt in dat kader dat wilsovereenstemming niet snel zal worden aangenomen, “wanneer de forumkeuze is
opgesteld in een andere taal dan die waarin de offerte is uitgebracht en deze taal bovendien aan de wederpartij vreemd is, tenzij sprake is van een in die bepaalde tak van de internationale handel gebruikelijke handelwijze.” [6] Kruisinga schrijft hierover het volgende:
“De strenge lijn die het HvJ EU heeft uitgezet zal naar mijn inschatting meebrengen dat ook de taal waarin de algemene voorwaarden zijn gesteld, zal moeten voldoen aan het vereiste dat deze door een partij bij betrachting van een normale zorgvuldigheid moeten kunnen worden begrepen. Mochten de algemene voorwaarden, met daarin het forumkeuzebeding, zijn opgesteld in een taal die de wederpartij niet machtig is, dan zal, zo is mijn verwachting, niet zijn voldaan aan de vereisten van artikel 25 lid 1 sub a Brussel I-bis-Vo.” [7]
Tussen partijen is geen schriftelijke overeenkomst gesloten in de zin van artikel 25 EEX-Vo
3.11.
Het voorgaande beoordelingskader brengt met zich dat de rechtbank in de eerste plaats dient te onderzoeken of er tussen partijen een schriftelijke overeenkomst is gesloten waarvan het forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden deel uitmaakt of een schriftelijke bevestiging van een mondelinge overeenkomst met een dergelijke inhoud heeft plaatsgevonden.
3.12.
In dat kader wordt door [gedaagde in hoofdz] in de eerste plaats aangevoerd dat het niet duidelijk is welke algemene voorwaarden van toepassing zijn: de Metaalunievoorwaarden 2014 of 2019. Omdat er onduidelijkheid zou bestaan over de toepasselijke algemene voorwaarden, zouden – gelet op het arrest van de Hoge Raad
Visser/ Avéro– geen van beide versies op de overeenkomst van toepassing zijn.
3.13.
De rechtbank is van oordeel dat er ten tijde van de verzonden offerte en ‘aangepaste opdrachtbevestiging’ in januari 2024 geen onduidelijkheid kon bestaan over de versie van de Metaalunievoorwaarden die [eiser in hoofdz] van toepassing wilde verklaren op de overeenkomst. Bij de offerte en de ‘aangepaste opdrachtbevestiging’ is enkel de versie van 2014 meegezonden. Bovendien is het forumkeuzebeding in beide versies van de algemene voorwaarden identiek, zodat er ook op die grond geen onduidelijkheid bij [gedaagde in hoofdz] kon bestaan.
3.14.
Door de rechtbank wordt aangenomen dat er op enig moment tussen partijen een rechtsbetrekking is ontstaan op basis waarvan [eiser in hoofdz] werkzaamheden voor [gedaagde in hoofdz] heeft uitgevoerd en [gedaagde in hoofdz] één van de facturen van [eiser in hoofdz] heeft voldaan. Dit wordt door partijen in het kader van dit incident ook niet betwist. Van een schriftelijke overeenkomst, zoals vereist in artikel 25 EEX-Vo, is de rechtbank echter niet gebleken.
3.15.
Uit de door partijen overgelegde stukken volgt namelijk niet dat [gedaagde in hoofdz] akkoord is gegaan met de op 29 januari 2024 toegezonden ‘aangepaste opdrachtbevestiging’. De ruimte in het document die gereserveerd is voor het invullen van een datum door [gedaagde in hoofdz] en een handtekening van een daartoe namens haar bevoegd persoon is ongebruikt gelaten. Ook [eiser in hoofdz] heeft het document niet ondertekend. Hoewel artikel 25 EEX-Vo de mogelijkheid openlaat dat partijen de overeenkomst via elektronische weg (waaronder ook e-mail) sluiten, volgt dit niet uit de door partijen overgelegde stukken. Er is bijvoorbeeld geen e-mailcorrespondentie overgelegd waaruit afgeleid zou kunnen worden dat [gedaagde in hoofdz] akkoord is gegaan met de ‘aangepaste opdrachtbevestiging’. Door [gedaagde in hoofdz] wordt in haar conclusie bovendien betwist dat er een schriftelijke overeenkomst tussen partijen is gesloten. Aan de hiervoor aangehaalde eis van het HvJ EU dat de overeenkomst door beide partijen ondertekend moet zijn, is dus niet voldaan.
3.16.
Van een schriftelijke bevestiging van een mondelinge overeenkomst is de rechtbank ook niet gebleken. Uit de begeleidende e-mail van [eiser in hoofdz] aan [gedaagde in hoofdz] , zoals hierboven onder 2.4 aangehaald, volgt niet dat de aangepaste opdrachtbevestiging een neerslag is van de tussen partijen bereikte overeenstemming. Uit de afsluiting van de e-mail volgt juist dat het nog maar de vraag is of [gedaagde in hoofdz] akkoord gaat met de voorgestelde betaaltermijnen.
3.17.
Maar zelfs als aangenomen wordt dat de ‘aangepaste opdrachtbevestiging’ wel de schriftelijke bevestiging is van een mondeling overeenkomst tussen partijen, dan is de in de algemene voorwaarden opgenomen forumkeuze niet geldig tot stand gekomen. Door [eiser in hoofdz] is niet aangevoerd dat de forumkeuze uitdrukkelijk onderwerp van gesprek is geweest tussen partijen. Dit volgt ook niet uit de overgelegde e-mailcorrespondentie. In dat geval heeft het HvJ EU geoordeeld dat bij een mondeling gesloten overeenkomst slechts aan de vormvereisten van artikel 25, eerste alinea, is voldaan, indien de schriftelijke bevestiging van de verkoper waarbij diens algemene verkoopvoorwaarden zijn gevoegd, door de koper schriftelijk is aanvaard. [8] Dat het feit dat de koper geen bezwaar maakt tegen een eenzijdige bevestiging van de wederpartij, geldt bovendien niet als aanvaarding ten aanzien van het forumkeuzebeding. [9]
De algemene voorwaarden zijn niet in een voor [gedaagde in hoofdz] begrijpelijke taal ter beschikking gesteld
3.18.
Zoals hiervoor aangehaald, zal ook de taal waarin de algemene voorwaarden zijn gesteld moeten voldoen aan het vereiste dat deze door een partij bij betrachting van een normale zorgvuldigheid moeten kunnen worden begrepen. Daarvan is in de onderhavige situatie geen sprake.
3.19.
De door [eiser in hoofdz] aan [gedaagde in hoofdz] in de bijlage meegezonden Metaalunievoorwaarden zijn in de Nederlandse taal gesteld. Uit de overgelegde stukken is de rechtbank gebleken dat de voertaal tussen partijen Duits was (ook voor wat betreft het tot stand komen van de overeenkomst). Dat dit niet expliciet tussen partijen is afgesproken, doet daar niet aan af. De e-mails en offertes zijn in het Duits gesteld. Bovendien is door [gedaagde in hoofdz] onbetwist gesteld dat niemand aan de zijde van [gedaagde in hoofdz] de Nederlandse taal spreekt of in staat is om in het Nederlands te communiceren.
3.20.
Hoewel de verwijzingen in de offerte en ‘aangepaste opdrachtbevestiging’ naar de Metaalunievoorwaarden in het Duits gesteld zijn, waren de algemene voorwaarden zelf voor [gedaagde in hoofdz] niet te begrijpen nu die in de Nederlandse taal gesteld waren. Ook om die reden is geen rechtsgeldig forumkeuzebeding overeengekomen tussen partijen.
3.21.
Aan [gedaagde in hoofdz] kan verder niet worden tegengeworpen dat er in de offerte en ‘aangepaste opdrachtbevestiging’ ook een verwijzing is opgenomen naar een hyperlink onderaan de e-mails van [eiser in hoofdz] waarmee op de website van [eiser in hoofdz] ook de Duitse versie van de algemene voorwaarden ingezien kunnen worden. In de eerste plaats is de tekst van de hyperlink in het Nederlands gesteld, zodat het voor [gedaagde in hoofdz] niet duidelijk zal zijn om welke hyperlink het gaat. Daarnaast behoefde [gedaagde in hoofdz] ook niet zelf verder onderzoek te doen naar een voor haar wel begrijpelijke versie van de algemene voorwaarden. De Nederlandse versie werd door [eiser in hoofdz] meegezonden. Naar die versie werd ook verwezen in de offerte en de ‘aangepaste opdrachtbevestiging’ (‘Eine Kopie dieser Bedingungen finden Sie als Anlage zur Bestellung’). Onder die omstandigheden hoefde [gedaagde in hoofdz] niet te verwachten dat door het raadplegen van de website van [eiser in hoofdz] wel de Duitse versie geraadpleegd kon worden. Gelet op deze omstandigheid en het feit dat er niet een door beide partijen ondertekende overeenkomst is, gaat de verwijzing van [eiser in hoofdz] naar het arrest van HvJ EU
Tilman/ Unilever [10] niet op.
Ook geen andere grond voor toepasselijkheid forumkeuzebeding
3.22.
Door [eiser in hoofdz] worden geen feiten en omstandigheden aangevoerd die tot het oordeel kunnen leiden dat er wel sprake is van de onder artikel 25, lid 1 onder b of c EEX-Vo bedoelde situatie, terwijl toepasselijkheid van die artikelen door [gedaagde in hoofdz] wordt betwist.
Conclusie
3.23.
Niet is komen vast te staan dat partijen een forumkeuze overeengekomen zijn op een manier zoals voorgeschreven in artikel 25 lid 1 EEX-Vo. Daarom moet worden teruggevallen op de algemene bevoegdheidsregels uit voornoemde verordening. Daaruit volgt dat [gedaagde in hoofdz] opgeroepen moet worden voor de gerechten in Duitsland, omdat dit haar vestigingsplaats is (artikel 4 EEX-Vo). De rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, is dus onbevoegd om kennis te nemen van de vordering van [eiser in hoofdz] . De incidentele vordering van [gedaagde in hoofdz] zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
In het incident
3.24.
[eiser in hoofdz] moet als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten van dit incident betalen. Deze worden aan de kant van [gedaagde in hoofdz] begroot op € 614,00 aan salaris voor de advocaat (1 punt x € 614,00). De nakosten bedragen € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).
In de hoofdzaak
3.25.
Nu de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem onbevoegd is om kennis te nemen van de vordering van [eiser in hoofdz] , komt een einde aan de procedure in de hoofdzaak.
3.26.
[eiser in hoofdz] heeft ten onrechte deze zaak aangebracht bij de rechtbank en wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. De proceskosten van [gedaagde in hoofdz] worden begroot op € 6.617,00 aan griffierecht.
3.27.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst de incidentele vordering toe;
4.2.
veroordeelt [eiser in hoofdz] in de proceskosten van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser in hoofdz] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.3.
veroordeelt [eiser in hoofdz] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
in de hoofdzaak
4.4.
verklaart zich onbevoegd om van de vordering van [eiser in hoofdz] kennis te nemen;
4.5.
veroordeelt [eiser in hoofdz] in de proceskosten van € 6.617,00;
4.6.
veroordeelt [eiser in hoofdz] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
4.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.2, 4.3, 4.5 en 4.6 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.A. Arts en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.
1963

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking).
2.Vgl. HvJ EU 28 januari 2015, C-375/13, ECLI:EU:C:2015:37, r.o. 64-65 (Kolassa), HvJEU 16 juni 2016, ECLI:EU:C:2016:449, r.o. 45-46 (Universal Music International Holding) en zie: Hoge Raad 14 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:694, r.o. 4.2.3.
3.HvJ EU 7 juli 2016, C-222/15, ECLI:EU:C:2016:525 (Höszig), r.o. 36.
4.Zie bijvoorbeeld HvJ EU 14 december 1976, ECLI:EU:C:1976:178 (Segoura/ Bonakdarian), r.o. 6 en HvJ EU 24 november 2022, ECLI:EU:C:2022:923 (Tilman/ Unilever), r.o. 36-38.
5.Vgl. bijvoorbeeld: HvJ EU 7 juli 2016, C-222/15, ECLI:EU:C:2016:525 (Höszig), r.o. 39-40.
6.P. Vlas in zijn annotatie onder Hoge Raad 21 mei 1999, ECLI:NL:PHR:1999:AD3059, onder 2.
7.S. Kruisinga, ‘Internationale overeenkomsten en forumkeuze in algemene voorwaarden: het blijft opletten!’,
8.HvJ EU 14 december 1976, ECLI:EU:C:1976:178 (Segoura/ Bonakdarian), r.o. 12.
9.Idem.
10.HvJ EU 24 november 2022, ECLI:EU:C:2022:923 (Tilman/ Unilever).