In deze zaak, die voor de Rechtbank Groningen is behandeld, betreft het een geschil tussen eiser en gedaagde over een koopovereenkomst van een woning te Appingedam. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.H. Kappelhof, heeft de woning gekocht van gedaagde, die werd bijgestaan door advocaat mr. G.C.A. Dwarshuis-Doornbos. De koopovereenkomst werd op 5 en 6 januari 2009 ondertekend, en de eigendomsoverdracht vond plaats op 27 februari 2009. Eiser heeft na de overdracht gebreken geconstateerd, waaronder bodemverontreiniging met asbest en andere schadelijke stoffen, en heeft gedaagde aansprakelijk gesteld voor deze gebreken. Eiser vorderde onder andere een verklaring voor recht dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en dat hij schadeplichtig is.
De rechtbank heeft de feiten en de procedure in detail onderzocht. Eiser stelde dat de woning niet voldeed aan de eisen van conformiteit zoals vastgelegd in de koopovereenkomst, en dat de aanwezigheid van asbest en andere verontreinigingen het normale gebruik van de woning belemmerde. Gedaagde betwistte deze claims en stelde dat eiser op de hoogte was van de verontreiniging en dat de gebreken voor zijn rekening kwamen. De rechtbank oordeelde dat de bepalingen in de koopovereenkomst, met name artikel 5.1 en 5.3, bepalend zijn voor de aansprakelijkheid van gedaagde. De rechtbank concludeerde dat gedaagde niet aansprakelijk was voor de gebreken, omdat deze niet het normale gebruik van de woning belemmerden en eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims.
De rechtbank heeft besloten om een deskundige te benoemen om de verontreiniging van de bodem te onderzoeken en te bepalen of deze het normale gebruik van de woning in de weg staat. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de rolzitting is gepland op 25 januari 2012.