ECLI:NL:RBGRO:2011:BR3392
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van een factuur en bewijsvoering door partijgetuige
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Groningen op 7 juli 2011, is eiseres, een vennootschap onder firma, een procedure gestart tegen gedaagde wegens een vordering tot betaling van een factuur. De zaak is voortgekomen uit een tussenvonnis van 13 januari 2011, waarin eiseres werd toegelaten tot het bewijs dat de op 24 maart 2009 gefactureerde werkzaamheden in opdracht en voor rekening van gedaagde zijn verricht. Op 4 mei 2011 is een getuige aan de zijde van eiseres gehoord, die verklaarde dat hij een schriftelijke verklaring had ondertekend en dat hij achter deze verklaring stond. De getuige gaf aan dat hij extra werkzaamheden had verricht, waarvoor gedaagde hem zou betalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de getuigenverklaring, samen met andere bewijsstukken, voldoende was om de vordering van eiseres te onderbouwen.
De kantonrechter oordeelde dat de schriftelijke verklaring van de getuige, alsmede andere in het geding gebrachte stukken, voldoende bewijs opleverden voor de vordering van eiseres. Gedaagde had geen tegenbewijs geleverd en de kantonrechter concludeerde dat eiseres in zijn bewijsopdracht was geslaagd. De vordering werd toegewezen, waarbij gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.289,31, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat eiseres het bedrag direct kon vorderen, ongeacht een eventuele hoger beroep.
Dit vonnis is uitgesproken door mr. F. de Jong, kantonrechter, en is een voorbeeld van hoe de rechter omgaat met bewijsvoering in civiele zaken, waarbij de rol van getuigen en schriftelijke verklaringen cruciaal zijn voor de uitkomst van de zaak.