ECLI:NL:RBGRO:2012:BX3101

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
14 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
133914/PR RK 12-208
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de kantonrechter in een civiele procedure

In de zaak tussen de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V. en verzoeker [A] heeft op 14 mei 2012 een inlichtingencomparitie plaatsgevonden. Tijdens deze zitting heeft verzoeker de behandelend kantonrechter, mr. C. van den Noort, gewraakt. Verzoeker stelde dat mr. Van den Noort niet onpartijdig was, onder andere vanwege de manier waarop hij hem had bejegend en bevraagd. Mr. Van den Noort gaf aan niet te berusten in het wrakingsverzoek en heeft zijn standpunt toegelicht. Een wrakingskamer, bestaande uit mr. R.B.M. Keurentjes, mr. M.W. de Jonge en mr. E.J. Oostdijk, is geformeerd om het verzoek te beoordelen.

Verzoeker voerde aan dat mr. Van den Noort hem ongemanierd had aangesproken toen hij met een volle mond de zittingszaal binnenkwam. Daarnaast was verzoeker van mening dat de kantonrechter de indruk wekte vooringenomen te zijn door de vragen die hij stelde. Mr. Van den Noort verdedigde zijn handelen door te stellen dat hij zich richtte op de kern van het geschil en niet op de door verzoeker aangevoerde punten over de volmacht van ABN AMRO aan het incassobureau.

De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker en mr. Van den Noort zorgvuldig afgewogen. Volgens de rechtbank moet een rechter uit hoofde van zijn aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die duidden op vooringenomenheid van mr. Van den Noort. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GRONINGEN
Meervoudige wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 133914 / PR RK 12-208
Beschikking van 14 mei 2012
op het verzoek van
[A],
wonende te [woonplaats],
verzoeker.
1. De procedure
In de zaak van de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V. te Amsterdam tegen [A], wonende te [woonplaats] (529081/11-15596) heeft op 14 mei 2012 een inlichtingencomparitie plaatsgevonden. Bij de behandeling ter zitting heeft verzoeker de behandelend kantonrechter, mr. C. van den Noort, gewraakt.
Mr. Van den Noort heeft aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek.
Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mr. R.B.M. Keurentjes,
mr. M.W. de Jonge en mr. E.J. Oostdijk.
Op 14 mei 2012 is het verzoek ter zitting behandeld door de wrakingskamer.
Ter zitting heeft verzoeker het wrakingsverzoek toegelicht.
Mr. Van den Noort heeft zijn standpunt eveneens nader toegelicht.
Tevens is mr. A. Engels, gevolmachtigde van ABN AMRO BANK N.V., in de gelegenheid gesteld haar zienswijze naar voren te brengen.
2. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker heeft gesteld dat mr. Van den Noort ervan blijk heeft gegeven niet onpartijdig in de vorenbedoelde zaak te zijn. Hij heeft hiertoe – samengevat – het volgende aangevoerd:
- ik kreeg onder uit de zak van mr. Van den Noort dat ik ongemanierd de zittingszaal binnenkwam; ik had echter net een hap snickers genomen toen ik de zaal binnengeroepen werd; deze wilde ik niet in de prullenbak deponeren, zodat ik met een volle mond de zaal binnenkwam;
- verzoeker is het er niet mee eens dat mr. Van den Noort te kennen heeft gegeven dat het geschil gaat over een geldvordering van ABN Amro Bank N.V. op [A], en niet over de vraag of Solveon, dan wel ABN Amro Bank N.V. opdracht aan Weggemans Incasso & Gerechtsdeurwaarders heeft gegeven om de vordering te innen;
- verzoeker vermoedt dat ABN Amro Bank N.V., dan wel Solveon de beweerde vordering aan Weggemans Incasso & Gerechtsdeurwaarders heeft verkocht;
- door de manier van bejegening en bevraging heeft de kantonrechter de indruk gewekt vooringenomen te zijn.
3. Het standpunt van mr. Van den Noort
Mr. Van den Noort heeft bevestigd dat de toon van de behandeling in zekere zin wel was gezet toen verzoeker de zittingszaal met volle mond binnenkwam en dat hij verzoeker daarop heeft aangesproken.
Verder heeft mr. Van den Noort gesteld dat hij eerst wilde ingaan op de kern van het voorliggende geschil en niet op het door verzoeker naar voren gebrachte punt van de volmacht die ABN AMRO al dan niet aan het incassobureau had verleend.
Mr. van den Noort heeft aangegeven dat hij om die reden de inhoudelijke vragen heeft gesteld, zoals “hebt u getekend ?” en “hebt u het bedrag verhoogd ?” en dat verzoeker daarop niet wilde reageren.
4. Het standpunt van ABN AMRO
Mr. Engels heeft geen aanleiding gezien een standpunt omtrent het wrakingsverzoek in te nemen.
5. Beoordeling
5.1. Ingevolge artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
5.3. De rechtbank overweegt dat het uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geen feiten of omstandigheden zijn gebleken waaruit kan worden geconcludeerd tot vooringenomenheid aan de zijde van de gewraakte rechter.
5.4. De wijze waarop de comparitiezitting is aangevangen kan verzoeker wellicht het subjectieve gevoel hebben gegeven onheus door mr. Van den Noort te worden bejegend, maar de rechtbank acht deze corrigerende bejegening onvoldoende om te oordelen dat de kantonrechter aldus blijk heeft gegeven van – naar objectieve maatstaven gemeten - vooringenomenheid.
5.5. Voor het overige is gebleken dat mr. Van den Noort bij de voortzetting van de zitting slechts inhoudelijke vragen heeft gesteld.
Niet gebleken is dat mr. Van den Noort zich daarbij vooringenomen heeft betoond. Een behandelend rechter heeft zelf de regie over de zitting en kan de vragen stellen die hij van belang acht voor de beoordeling van het voorliggende geschil.
5.6. Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat mr. Van den Noort jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
5.7. Het verzoek tot wraking wordt dan ook afgewezen.
6. De beslissing
De rechtbank
- wijst het verzoek af;
- bepaalt dat de hoofdzaak (529081/11-15596) wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het mondelinge verzoek tot wraking, bevond.
- beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker,
mr. Van den Noort en ABN AMRO.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mr. M.W. de Jonge en
mr. E.J. Oostdijk en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2012.?