ECLI:NL:RBGRO:2012:BY8757

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 12-599
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om thuiswerken door bestuursorgaan en beoordelingsvrijheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 20 november 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een juridisch administratief medewerker bij de Werkorganisatie DEAL-gemeenten, en verweerder, het algemeen bestuur van deze organisatie. Eiseres had op 7 november 2011 een verzoek ingediend om acht uren per week thuis te werken, wat door verweerder werd afgewezen. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar ook het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep aangetekend bij de rechtbank.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat verweerder een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het toepassen van de Regeling telewerken. De rechtbank heeft beoordeeld of verweerder in redelijkheid tot de afwijzing van het verzoek van eiseres heeft kunnen besluiten. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende redenen heeft aangevoerd voor de afwijzing, waaronder de noodzaak van aanwezigheid op de werkvloer en de betrokkenheid bij het werk.

Eiseres voerde aan dat haar persoonlijke situatie, waaronder de zorg voor een kind, een bijzondere omstandigheid vormde die in haar voordeel moest worden meegewogen. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden niet voldoende waren om een uitzondering te maken op de regel dat zij als voltijdsmedewerker vier dagen per week op de werkvloer aanwezig diende te zijn. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt de beoordelingsvrijheid van bestuursorganen bij aanvragen voor telewerken en de noodzaak voor werknemers om aan te tonen dat hun situatie afwijkt van de standaard om in aanmerking te komen voor dergelijke verzoeken. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en aangegeven dat er binnen zes weken hoger beroep kan worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector bestuursrecht
zaaknummer: Awb 12/599
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 november 2012 in de zaak tussen
(naam eiseres), wonende te Froombosch, gemeente Slochteren,
eiseres
(gemachtigde: mr. J. Keizer),
en
het algemeen bestuur van de Werkorganisatie DEAL-gemeenten,
verweerder
(gemachtigde: S. Klungel).
Feiten en procesverloop
Bij besluit van 7 november 2011 heeft verweerder het verzoek van eiseres om acht uren thuis te werken afgewezen.
Bij brief van 16 december 2011 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij besluit van 26 april 2012, verzonden op 2 mei 2012, heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij brief van 12 juni 2012 heeft eiseres beroep aangetekend bij de rechtbank.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2012. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door J.T. Beverloo.
Overwegingen
1.1. De Werkorganisatie DEAL-gemeenten is een gemeenschappelijke regeling, in de zin van Hoofdstuk I van de Wet gemeenschappelijke regelingen, van de gemeenten Delfzijl, Eemsmond, Appingedam en Loppersum.
1.2. Verweerder heeft een Regeling telewerken vastgesteld. In artikel 1 wordt telewerken gedefinieerd als het door de werknemer op grond van de bestaande aanstelling structureel verrichten van werkzaamheden vanuit de woning van de werknemer op overeengekomen telewerkdagen, waarbij gebruik wordt gemaakt van informatie- en telecommunicatietechnologie.
1.3. In artikel 3 van de Regeling telewerken zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
1. Uitgangspunt bij de beoordeling van de aanvraag tot telewerken is dat de werknemer en de Werkorganisatie DEAL-gemeenten een gezamenlijk belang hebben indien de werknemer telewerkt.
2. Een medewerker kan een aanvraag tot telewerken indienen op grond van bijzondere omstandigheden. Deze omstandigheden worden aangegeven op de checklist zoals genoemd in artikel 9 van deze regeling.
3. Telewerken is in dit opzicht niet te beschouwen als een recht van de werknemer. De werkgever kan bij het beoordelen van de aanvraag de inhoud van de functie en de individuele omstandigheden laten meewegen bij het besluit telewerken al dan niet toe te staan.
2.1. Eiseres is per 1 januari 2009 bij de gemeente Appingedam in dienst getreden als juridisch administratief medewerker. Het betreft een aanstelling van 36 uren per week. Bij de aanstelling zijn partijen overeengekomen dat eiseres gedurende vier uren per week thuis werkzaamheden verricht, maar dat deze afspraak opnieuw zal worden bezien op het moment dat de definitieve standplaats na reorganisatie bekend zou zijn.
2.2. Per 1 juli 2010 hebben de DEAL-gemeenten een gezamenlijke afdeling Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) gevormd, met als standplaats Delfzijl. Eiseres is op deze afdeling tewerkgesteld. Per 1 januari 2011 is eiseres in dienst getreden bij de Werkorganisatie DEAL-gemeenten in de functie van juridisch medewerker VTH.
2.3. Bij brief van 26 augustus 2011 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor vier uur onbetaald ouderschapsverlof op maandag en verzocht om een uitbreiding van het aantal thuiswerkuren op dinsdag van vier naar acht uren. Uit het aanvraagformulier blijkt dat eiseres tot 1 oktober 2011 betaald ouderschapsverlof genoot van acht uren op maandag. Op basis van de aanvraag en een aanstelling van 36 uren per week kon eiseres bij honorering van de aanvraag haar aanwezigheid op de werkvloer (blijven) verkorten tot drie dagen.
2.4. In het primaire besluit van 7 november 2011, verzonden op 8 november 2011, heeft verweerder ingestemd met het verzoek van eiseres om vier uren per week ouderschapsverlof op te nemen en op dezelfde dag vier uren ADV-verlof op te nemen. Verweerder heeft het verzoek om acht uren thuis te werken afgewezen.
3. Op 7 november 2011, dezelfde datum waarop het primaire besluit werd genomen, heeft de Ondernemingsraad ingestemd met het besluit tot vaststelling van de Regeling telewerken. Naar het oordeel van de rechtbank is hierin geen beletsel gelegen om deze regeling toe te passen bij de beoordeling van de aanvraag van eiseres. Het is steeds duidelijk geweest dat verweerder de aanvraag zou beoordelen op grond van deze voorgenomen regeling, terwijl er ten tijde van de aanvraag niet een andere regeling gold.
4. De rechtbank overweegt dat verweerder, gezien de tekst van de Regeling telewerken, een ruime beoordelingsvrijheid heeft. Dit betekent dat de rechtbank dient te toetsen of er grond is voor het oordeel dat verweerder, bij afweging van de betrokken belangen, niet in redelijkheid tot de afwijzing van het verzoek van eiseres heeft kunnen besluiten.
5.1. In het primaire besluit, dat in het besluit op bezwaar is gehandhaafd, heeft verweerder de afwijzing als volgt gemotiveerd: “In verband met de opname van ouderschaps- en ADV-verlof bent u 1 dag per week afwezig. Wij vinden het van belang dat u aanwezig bent op de werkvloer om voldoende betrokken te blijven bij het werk en om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen. Daarnaast dient er voldoende bezetting op de werkvloer aanwezig te zijn om te voorkomen dat directe collega’s teveel worden belast met bijvoorbeeld vragen van collega’s en klanten.”
5.2. Zonder af te willen doen aan de motieven van eiseres om te willen telewerken, merkt de rechtbank op dat niet is gebleken dat eiseres, vergeleken met andere beambten van verweerder, hierbij bijzondere belangen heeft. Dat eiseres een kind heeft gekregen, leidt niet tot een bijzondere situatie in vergelijking met andere beambten. Eiseres heeft verder opgemerkt dat haar werkplek rumoerig is. Als goed werkgever dient verweerder aandacht te besteden aan deze klacht, maar dat betekent op zichzelf niet dat die kwestie door telewerken opgelost dient te worden.
6. Niet is gebleken dat verweerder in een vergelijkbare situatie wel heeft ingestemd met een verzoek om te telewerken. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is niet naar voren gekomen dat aan een voltijdsmedewerker met een functie waarbij directe bereikbaarheid voor collega’s van belang is, wel toestemming is gegeven om minder dan vier dagen op de werkvloer aanwezig te zijn. Dat een collega voor een deel van zijn tijd gedetacheerd is bij één van de gemeenten van de gemeenschappelijke regeling en daar op kantoor werkt, kan niet worden aangemerkt als afwezigheid op de werkvloer.
7.1. Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit tevens inhoudt dat zij niet langer vier uren per week mag thuiswerken, zoals bij aanstelling was afgesproken.
7.2. De president van de Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak van 12 oktober 1995 (LJN: ZB1584) uitgesproken dat een afspraak over thuiswerken op den duur niet gevrijwaard is van wijziging. Een wijziging mag niet in strijd zijn met het geschreven of ongeschreven recht.
7.3. Zoals in 2.1. reeds is vermeld, is bij aanstelling van eiseres onder meer afgesproken dat na de reorganisatie de afspraak over thuiswerken opnieuw zou worden bezien. Daarnaast is door de aanvraag van eiseres van 26 augustus 2011 in zoverre sprake van een andere situatie dat eiseres hiermee beoogde, mede door aanspraak te maken op haar overigens toekomende rechten, haar aanwezigheid op de werkvloer voor een langere periode te (blijven) verkorten tot drie dagen.
Nu verweerder bij de indiensttreding een voorbehoud had gemaakt wat betreft het thuiswerken en nu de omstandigheden zijn gewijzigd, was verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet gehouden om wederom in te stemmen met minimaal vier uren telewerken. De algemene toezegging van verweerder dat bij de reorganisatie bestaande rechten in beginsel worden behouden, leidt niet tot een ander oordeel.
Eiseres heeft gewezen op de gang van zaken bij de aanvraag van een directe collega. Deze werkte reeds een dag thuis en wilde een tweede dag telewerken. De aanvraag werd afgewezen, maar hij behield de eerste toestemming voor een dag thuiswerken. De rechtbank overweegt dat verweerder ook bij deze collega het uitgangspunt heeft gehanteerd dat hij minimaal vier dagen per week op de werkvloer diende te zijn. Aan dit uitgangspunt werd voldaan bij handhaving van de oudere afspraak over thuiswerken. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van een ongelijke behandeling.
8. Gezien het voorgaande is er geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat eiseres als voltijdsmedewerker gedurende vier dagen per week aanwezig dient te zijn op de werkplek op kantoor. Voorts oordeelt de rechtbank dat het bestreden besluit niet leidt tot schending van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur
9. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Voor veroordeling van een partij in de proceskosten van de andere partij bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzitter, en mr. A.W. Wassink en mr. P. Mendelts, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 november 2012.
griffier voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden aan partijen op: