ECLI:NL:RBHAA:2004:AZ8848

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 juni 2004
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 03-1547
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en vrijstelling voor de bouw van woningen in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om de bouwvergunning en vrijstelling die is verleend aan Ontwikkelingsmaatschappij Oorgat b.v. voor de bouw van 27 woningen aan het Oorgat in Edam. De rechtbank heeft op 25 juni 2004 uitspraak gedaan in het geschil tussen de eisers, die de belangen van de bedrijven TD Sails en Corba vertegenwoordigen, en het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam. De eisers betogen dat de bouw van de woningen nadelige gevolgen zal hebben voor hun bedrijfsvoering, met name door de geluidsvoorschriften die aan hun vergunningen zijn verbonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en niet berust op een deugdelijke motivering. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de mogelijke geluidsimpact van de nieuwbouw op de bedrijfsvoering van Corba. De rechtbank vernietigt het besluit van 12 augustus 2003 en verklaart het beroep gegrond. Tevens wordt de gemeente Edam-Volendam veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de eisers. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

reg. nr: Awb 03 - 1547
uitspraakdatum: 25 juni 2004
RECHTBANK HAARLEM, sector bestuursrecht
meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in de zaak van:
[X], h.o.d.n. TD Sails (hierna: TD Sails),
[Y], h.o.d.n. Corba (hierna: Corba),
[Z],
allen wonende te [woonplaats],
eisers,
gemachtigde: mr. B.W.M. Zegers, advocaat te Volendam,
-- tegen --
het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam,
verweerder.
derde partij:
Ontwikkelingsmaatschappij Oorgat b.v.,
gevestigd te Avenhorn,
gemachtigde: mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 21 mei 2002 heeft verweerder aan Ontwikkelingsmaatschappij Oorgat b.v. vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en bouwvergunning verleend voor de bouw van 27 woningen aan het Oorgat v/h nrs. 5-9 te Edam, gemeente Edam-Volendam.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 5 juli 2002 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 12 augustus 2003 heeft verweerder het bezwaar - in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie van de gemeente Edam-Volendam van 29 januari 2003 - ongegrond verklaard, onder aanvulling van de ruimtelijke onderbouwing.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 22 september 2003, aangevuld bij brief van 22 oktober 2003, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 8 april 2004, alwaar eisers [Y] en [Z] in persoon zijn verschenen, bijgestaan door hun voornoemde gemachtigde. Verweerder heeft zich later vertegenwoordigen door K.Kooijman en N.E. Carlsson, beiden ambtenaar der gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Het in het geding zijnde bouwplan is gesitueerd op het terrein aan het Oorgat naast de oostelijke grens van het bedrijfsterrein van Corba. Westelijk van het bedrijfsterrein Corba zijn de bedrijfsterreinen van TD Sails en Van Drunen gelegen. De bedrijfsactiviteiten van eisers hebben betrekking op onder meer scheepsbouw en -onderhoud.
2.2. Niet in geschil is - en de rechtbank gaat ervan uit - dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse sinds omstreeks 1948 geldende bestemmingsplan "Edam I", waarin de grond is bestemd voor "Industrie, Nijverheid en handel met daarbij benodigde gebouwen", dat ten tijde van het bestreden besluit een voorbereidingsbesluit gold als bedoeld in artikel 21 van de WRO, en dat door gedeputeerde staten van Noord-Holland een verklaring is afgegeven dat zij tegen het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste, juncto vierde lid, van de WRO geen bezwaar hebben. Aan het besluit is onder meer een ruimtelijke onderbouwing en een aanvullende ruimtelijke onderbouwing ten grondslag gelegd, waarin is ingegaan op de relatie van het bouwplan met het geldende bestemmingsplan en waarin is gemotiveerd waarom het bouwplan volgens verweerder past in de toekomstige planologische ontwikkeling van het gebied.
2.3. Het geschil beperkt zich tot de beantwoording van de vraag of verweerder bij de beslissing omtrent het verlenen van vrijstelling voldoende acht heeft geslagen op de mogelijk nadelige gevolgen van de aanwezigheid van de geplande 27 woningen voor de bedrijfsvoering van eisers. Eisers hebben betoogd dat dat niet het geval is. Zij hebben gesteld dat zij door die aanwezigheid in hun bedrijfsuitoefening zullen worden beperkt in verband met de daarvoor geldende geluidsvoorschriften, verbonden aan de hen verleende vergunningen als bedoeld in de Wet milieubeheer.
Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.
2.4. Ingevolge voorschrift 10 van de voor de inrichting van Corba geldende Hinderwetvergunning - verkort weergegeven - mag onder meer het vanwege die inrichting geproduceerde equivalente geluidsdrukniveau (LAeq) voor de gevel van een niet tot de inrichting behorende woning niet meer bedragen dan 50 dB(A) van 07.00 tot 19.00 uur. Gelijke voorschriften gelden voor de inrichtingen van TD Sails en Van Drunen.
Vaststaat dat de 27 woningen waarop het bouwplan betrekking heeft, op veel grotere afstand van de inrichtingen van TD Sails en Van Drunen zullen zijn gelegen dan de daarvoor als gevolg van de hen verleende milieuvergunningen geldende dichtstbijzijnde geluidsgevoelige objecten. Hieruit vloeit voort dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet valt in te zien dat TD Sails en Van Drunen door de bouw van die woningen in hun bedrijfsuitoefening zullen worden belemmerd.
Dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat dat ook geldt voor Corba, is evenwel zonder nader onderzoek niet te beoordelen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
2.5. Vaststaat dat het dichtst bij het hoofdbedrijfsgebouw van de inrichting van Corba zijnde geluidsgevoelige object (een woning) zich aan de overzijde van de weg het Oorgat bevindt, op een afstand van ongeveer 10 meter van dat gebouw. Gelet op de ingevolge de Hinderwetvergunning voor de inrichting geldende geluidsvoorschriften betekent dat, dat daardoor de bedrijfsvoering van de inrichting van Corba thans in elk geval in die zin wordt beperkt dat het geproduceerde LAeq voor de gevel van die woning tussen 07.00 tot 19.00 uur niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). Voorts staat vast dat de gevel van de dichtstbijzijnde nieuwbouwwoning blijkens de bouwtekeningen is voorzien op een afstand van ongeveer 5 á 12 meter van de oostelijke terreingrens van Corba, die ingevolge de Hinderwetvergunning tevens grens is van de inrichting, en die ligt op een afstand van ongeveer 50 meter oostelijk van het hoofdbedrijfsgebouw.
Anders dan verweerder heeft gesteld, vloeit uit het vorenstaande niet zonder meer voort dat Corba door de nieuwbouw niet in zijn bedrijfsuitoefening zal kunnen worden belemmerd. Dit geldt slechts voor de activiteiten die in het hoofdbedrijfsgebouw worden uitgeoefend. Ingevolge de Hinderwetvergunning - onder meer voorschrift 25 - is het evenwel ook toegestaan om bepaalde (onderhouds- en reparatie-) werkzaamheden die geluid kunnen produceren, te verrichten - hetgeen ook feitelijk gebeurt - op het terrein van de inrichting in de open lucht, op een veel grotere afstand van de gevel van de (dichtstbijzijnde) bestaande woning, maar een veel geringere afstand van de gevel van de (dichtstbijzijnde) nieuw te bouwen woning. Derhalve kan zonder nader onderzoek naar het niveau van het aldaar geproduceerde geluid ten gevolge van de activiteiten die ingevolge de Hinderwetvergunning thans zijn toegestaan, niet worden vastgesteld of de ingevolge de vergunningvoorschriften geldende grenswaarden aan de gevel van de dichtstbijzijnde nieuw te bouwen woning worden overschreden ingeval die waarden niet worden overschreden aan de gevel van de (thans dichtstbijzijnde) bestaande woning. Verweerder heeft ten onrechte nagelaten dit onderzoek te verrichten.
Overigens is de onderhavige kwestie ook niet juist te beoordelen op grond van de uitkomsten van het in opdracht van eisers uitgevoerde onderzoek door IJmeer Bouwfysica B.V., omdat dat onderzoek hoofdzakelijk is gebaseerd op de feitelijk door Corba op het buitenterrein uitgeoefende activiteiten en daaruit niet valt af te leiden of al die activiteiten ingevolge de geldende milieuvergunning zijn toegestaan.
2.6. Op grond van het vorenstaande moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit niet is voorbereid met de vereiste zorgvuldigheid en niet berust op een deugdelijke motivering.
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.7. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.
3. Beslissing
De rechtbank
3.1. verklaart het beroep gegrond;
3.2. vernietigt het bestreden besluit van 12 augustus 2003;
3.3. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam in de door eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 644,-, te betalen door de gemeente Edam-Volendam aan eisers;
3.4. wijst het meer of anders gevorderde af;
3.5. gelast dat de gemeente Edam-Volendam het door eisers betaalde griffierecht van
€ 232,- aan eisers vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Groverman, voorzitter, en mrs. E. Jochem en D. Samkalden, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Hekelaar, griffier,
en uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op:
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.