ECLI:NL:RBHAA:2005:AT7917

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
2 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
262169 \ AL VERZ 05-196
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J. Harts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag van executeur testamentair wegens onbehoorlijk gedrag en gebrek aan informatieverstrekking

In deze zaak verzoekt de dochter van de overledene, [verzoekster], het ontslag van haar broer, [verweerder], die als executeur-testamentair is benoemd. De verzoekster stelt dat de verweerder zich onbehoorlijk heeft gedragen en weigert informatie te verstrekken over de nalatenschap van hun vader, die op 29 maart 2004 is overleden. De kantonrechter heeft op 30 maart 2005 een mondelinge behandeling gehouden, waarbij ook andere broers en zusters aanwezig waren. De verweerder heeft in de afgelopen jaren informatie verstrekt aan zijn broers en zusters, maar de verzoekster heeft geen vertrouwen in hem en heeft geen specifieke verzoeken gedaan om inzage in de administratie. De kantonrechter oordeelt dat de verweerder niet onbehoorlijk heeft gehandeld en dat de overige broers en zusters van mening zijn dat zij voldoende informatie hebben ontvangen. De zaak is aangehouden voor verdere afspraken, maar de verzoekster heeft geen onderbouwing gegeven voor haar verzoek tot ontslag van de verweerder. De kantonrechter wijst het verzoek van de verzoekster af en veroordeelt haar in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank Haarlem sector kanton
Locatie Haarlem
Beschikking
In de zaak van:
[verzoekster]
wonende te [woonplaats]
nader te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. F.T. I. Oey
tegen:
[verweerder]
te [woonplaats]
nader te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. J.P. van Vulpen
Verloop van de procedure
Op 24 januari 2005 is ter griffie een verzoekschrift van [verzoekster] ontvangen.
[verweerder] heeft zich bij een op 22 maart 2005 ter griffie ontvangen ver-weerschrift over het verzochte uitgela-ten. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad op 30 maart 2005 in aanwezigheid van partijen en belanghebbenden, te weten zes broers en zusters van partijen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van het verhandelde. De zaak is aangehouden tot 20 april 2005 voor uitlating door [verzoekster]. [verzoekster] heeft niets van zich laten horen.
De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of onvoldoende weersproken staat het volgende vast.
Partijen en de zes genoemde belanghebbenden zijn de kinderen tevens erfgenamen van de op 29 maart 2004 overleden [overledene], verder te noemen vader [X]. [verweerder] is executeur testamentair. [verweerder] was bewindvoerder over de goederen van vader [X].
In het testament is onder meer vastgelegd dat de waardering van de goederen geschiedt in onderling overleg. [verweerder] heeft zijn broers en zusters gevraagd op welke wijze zij de waarde van de tot de nalatenschap behorende onroerende zaken willen vaststellen. Allen behalve [verzoekster] hebben hun mening kenbaar gemaakt.
[verweerder] heeft informatie verstrekt aan zijn broers en zusters in juli en december 2004 en in februari 2005.
[verweerder] heeft zo'n 70 a 80 % van de te verrichten werkzaamheden verricht. Hij heeft de successieaangifte van de vooroverleden moeder van partijen al meer dan een jaar geleden ingediend, en wacht op advies van de notaris nog met het doen van de successieaangifte met betrekking tot de vader van partijen.
Het verzoek van [verzoekster]
[verzoekster] verzoekt [verweerder] te ontslaan als executeur testamentair. Zij voert daartoe -samengevat- het volgende aan. [verweerder] gedraagt zich onbehoorlijk en weigert informatie te verstrekken. [verzoekster] heeft daarom geen vertrouwen in [verweerder]. [verweerder] heeft indertijd samengespannen met de mentor van vader [X] waardoor [verzoekster] de verzorging van haar ouders niet kon behartigen.
Het verweer van [verweerder]
[verweerder] concludeert tot afwijzing van het verzoek. [verweerder] beroept zich daartoe -samengevat- op het volgende. [verweerder] heeft alle zusters en broers voldoende informatie verstrekt en heeft niet inzage van stukken geweigerd. Er is nooit concreet om stukken gevraagd, alleen in heel algemene termen. Daarop heeft [verweerder] niet gereageerd. Dit is het gevolg van het feit dat [verzoekster] al een aantal procedures met betrekking tot de ouders van partijen aanhangig heeft gemaakt.
[verweerder] is bereid de tijdens de mondelinge behandeling genoemde informatie te verstrekken en/of stukken ter inzage te geven, maar niet onbeperkt met betrekking tot de afgelopen jaren. Er is geen enkele aanleiding [verweerder] te ontslaan. De enige dwarsligger is [verzoekster]. De andere broers en zusters zijn van mening dat zij voldoende informatie en inspraak hebben gekregen en krijgen.
Beoordeling van het verzoek
[verzoekster] heeft naar [verweerder] heeft verklaard, gevraagd om inzage van de administratie over de laatste vijf jaar en van stukken met betrekking tot de nalatenschap. Daar zij dit zonder enige motivatie verzocht, er verschillende procedures zijn gevoerd door [verzoekster] tegen de broers en zusters en er bovendien nu ook een procedure loopt tussen [verzoekster] en de overige erfgenamen, heeft [verweerder] na overleg met de andere broers en zusters besloten hieraan geen gevolg gegeven. [verweerder] was bang dat afgifte zou leiden tot nieuwe grieven en nieuwe zinloze procedures.
Zoals uit de door de gemachtigde van [verzoekster] afgelegde verklaring blijkt heeft hij in zijn brieven niet gespecificeerd wat hij wilde zien en heeft hij geen concrete stukken gevraagd. Hij heeft slechts gevraagd contact op te nemen. [verweerder] zou verstandiger hebben gehandeld indien hij daaraan gevolg had gegeven. Dit is echter in het licht van de voorgeschiedenis niet geheel onbegrijpelijk, en kan niet leiden tot de conclusie dat [verweerder] zijn taak niet goed vervult nu [verweerder] alsnog heeft verklaard dat er geen bezwaar is tegen inzage door de gemachtigde van [verzoekster] van de tien ordners die [verweerder] in zijn bezit heeft. [verweerder] heeft bovendien verklaard dat hij bereid is bepaalde door de gemachtigde genoemde stukken in kopie te verstrekken.
Het is duidelijk dat [verzoekster] zich slecht behandeld voelt door haar broers en zusters en geëmotioneerd raakt als zij terugkijkt naar de periode voordat de ouders van partijen overleden. [verzoekster] heeft echter niet onderbouwd dat [verweerder] haar toen slecht heeft behandeld en daarom nu nog slecht behandelt, en evenmin dat hij toen zodanig heeft gehandeld dat hij daardoor nu onbetrouwbaar is bij de afhandeling van de nalatenschap.
Uit de verklaringen van de overige broers en zusters is gebleken dat zij unaniem van oordeel zijn dat [verweerder] alle informatie geeft en inspraak geeft bij de afhandeling van de nalatenschap.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling naar aanleiding van het besprokene concrete afspraken gemaakt. De gemachtigde van [verzoekster] heeft in verband daarmee gezegd dat hij nog geen uitspraak wilde, maar de zaak wilde aanhouden. De zaak is aangehouden tot 20 april 2005. De gemachtigde heeft zich niet meer uitgelaten. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat [verweerder] zich heeft gehouden aan de gemaakte afspraken.
De kantonrechter is op grond van het bovenstaande van oordeel dat [verzoekster] niet heeft onderbouwd dat er gronden zijn om [verweerder] te ontslaan als executeur testamentair. Het verzoek van [verzoekster] wordt daarom afgewezen.
Het door [verzoekster] zelf gedane verzoek om afgifte van alle administratie over een periode van vijf jaar was onredelijk. Vooruitlopend op deze procedure is niet concreet aangegeven welke stukken aan [verzoekster] zouden moeten worden verstrekt en waarom. Ook in het verzoekschrift is dit niet concreet aangegeven. Gezien het feit dat er tijdens de behandeling afspraken zijn gemaakt omdat het verzoek toen concreet en redelijk werd en die afspraken kennelijk zijn nagekomen, moet dan ook [verzoekster] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zal zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
B E S L I S S I N G
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoekster] tot betaling van de proceskosten die tot op heden aan de zijde van [verweerder] worden begroot op een bedrag van € 300,-- wegens salaris van de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven en ondertekend door mr. C.J. Harts, kantonrechter, en is op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.