ECLI:NL:RBHAA:2005:AU8929

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/2476
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van begrafeniskosten als buitengewone uitgaven in de inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 19 december 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres X en de inspecteur van de Belastingdienst P. Eiseres had een aanslag ontvangen voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.018. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar loon van € 13.229, met correcties voor buitengewone uitgaven, waaronder begrafeniskosten van € 9.064 in verband met het overlijden van haar moeder. Eiseres stelde dat deze begrafeniskosten in aftrek konden worden gebracht als buitengewone uitgaven volgens artikel 6.16 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001.

De rechtbank oordeelde dat de wetgever de kring van verwanten waarvoor uitgaven wegens overlijden in aanmerking komen, heeft beperkt tot de belastingplichtige, zijn partner en zijn jonger dan 27-jarige kinderen. Eiseres betoogde dat zij haar moeder altijd had verzorgd en financieel had ondersteund, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet afdoen aan de strikte tekst van de wet. De rechtbank concludeerde dat de door eiseres gemaakte begrafeniskosten niet in aftrek konden worden gebracht als buitengewone uitgaven, en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak werd gedaan door mr. A.P.M. van Rijn en in tegenwoordigheid van griffier mr. H. Schiltkamp. De rechtbank achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. Eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam of beroep in cassatie bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/2476
Uitspraakdatum: 19 december 2005
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X,
wonende te Z, eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst P,
verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Aan eiseres is voor het jaar 2003 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.018.
De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van verweerder van 8 juni 2005 gehandhaafd. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2005 te Haarlem.
Eiseres is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 21 oktober 2005 aan eiseres op het adres A-straat 1 te Z, onder vermelding van plaats en tijdstip (9.20 uur), uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiseres heeft de griffier op 23 november 2005 telefonisch bevestigd dat zij de uitnodiging voor de zitting heeft ontvangen en dat zij ongeveer 10 minuten later (9.30 uur) zou verschijnen. Eiseres is niet verschenen nu zij zich om circa 10.25 uur, nadat het onderzoek ter zitting reeds was gesloten, heeft gemeld bij de bode van de rechtbank. Namens verweerder is B verschenen.
2. De feiten
2.1. Eiseres, geboren op 11 december 1954, heeft in 2003 een uitkering van de Sociale Dienst Amsterdam genoten. Eiseres heeft in 2003 in verband met het overlijden van haar moeder € 9.064 aan begrafeniskosten gemaakt.
2.2. Eiseres heeft voor het jaar 2003 aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil.
2.3. Aan eiseres is met dagtekening 27 april 2005 de onderhavige aanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.018. Verweerder heeft het belastbare inkomen uit werk en woning als volgt vastgesteld:
Belastbaar loon € 13.229
Buitengewone uitgaven volgens aangifte € 15.807
Correctie begrafeniskosten moeder (€ 9.064 + 50%) € 13.596
Af: vastgestelde buitengewone uitgaven € 2.211
Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning € 11.018
3. Het geschil
In geschil is of de door eiseres gemaakte begrafeniskosten in verband met het overlijden van haar moeder in aftrek kunnen worden gebracht als buitengewone uitgaven, in het bijzonder als uitgaven wegens overlijden.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Verweerder stelt dat de door eiseres gemaakte begrafeniskosten in verband met het overlijden van haar moeder niet in aftrek kunnen worden gebracht als buitengewone uitgaven, omdat de wetgever de kring van verwanten waarvoor uitgaven wegens overlijden in aanmerking komen, heeft beperkt tot de belastingplichtige, zijn partner en zijn jonger dan 27-jarige kinderen.
4.2. Eiseres bestrijdt dat de door haar gemaakte begrafeniskosten niet in aftrek kunnen worden gebracht als buitengewone uitgaven. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres in de stukken, samengevat en in hoofdzaken weergegeven, aangevoerd dat zij haar moeder altijd heeft verzorgd en financieel heeft ondersteund.
4.3. De rechtbank oordeelt als volgt. Vaststaat dat de begrafeniskosten zijn gemaakt in verband met het overlijden van de moeder van eiseres.
4.4. Artikel 6.16 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) luidt – voor zover van belang – als volgt:
“Buitengewone uitgaven zijn de uitgaven wegens:
a. (...)
b. overlijden van de belastingplichtige, zijn partner en zijn jonger dan 27 jarige kinderen;”
4.5. Naar het oordeel van de rechtbank biedt de tekst van artikel 6.16, onderdeel b, Wet IB 2001 noch de parlementaire behandeling daarvan ruimte om uitgaven wegens overlijden van andere personen dan de belastingplichtige, zijn partner of zijn jonger dan 27-jarige kinderen aan te merken als buitengewone uitgaven. De rechtbank is mitsdien van oordeel dat de door eiseres gemaakte begrafeniskosten in verband met het overlijden van haar moeder niet aftrek kunnen worden gebracht als buitengewone uitgaven. De omstandigheid dat eiseres haar moeder altijd heeft verzorgd en financieel heeft ondersteund, doet daaraan niet af. De rechtbank heeft geen vrijheid om op dit punt van de duidelijke tekst van artikel 6.16, onderdeel b, Wet IB 2001 af te wijken. Voorts is gesteld noch gebleken dat eiseres en haar moeder hebben gekozen voor kwalificatie als partner als bedoeld in artikel 1.2 Wet IB 2001, nog daargelaten of voldaan zou zijn aan de daarin vermelde voorwaarden.
4.6. Gezien het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.
5. Proceskosten
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
6. Beslissing
De rechtbank Haarlem verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. A.P.M. van Rijn. De beslissing is op 19 december 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. H. Schiltkamp, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.