ECLI:NL:RBHAA:2006:AV5240
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet tijdens ziekteverzuim en de beoordeling van dringende redenen
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 15 maart 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een taxichauffeur, en haar werkgever, de besloten vennootschap TAXICENTRALE O-TAX B.V. Eiseres was op 1 oktober 1998 in dienst getreden en had een laatst verdiend salaris van € 8,31 bruto per uur. In februari 2005 werd eiseres arbeidsongeschikt, maar werd zij op 16 en 27 mei 2005 gesignaleerd terwijl zij werkzaamheden verrichtte in haar viswinkel te Bakkum. Op 1 juni 2005 ontsloeg O-Tax eiseres op staande voet, stellende dat zij tijdens haar ziekteverzuim andere werkzaamheden had verricht zonder dit te melden aan de werkgever of de arbo-arts. Eiseres vorderde in deze procedure onder andere een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet nietig was en doorbetaling van haar loon vanaf 15 januari 2006.
De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was. De rechter overwoog dat het verzetten van de zinnen in de eigen viswinkel een heilzaam effect kon hebben op de psychische arbeidsongeschiktheid van eiseres. Het ontslag op staande voet is bedoeld voor situaties waarin van de werkgever niet verwacht kan worden dat de arbeidsrelatie op termijn beëindigd kan worden. In dit geval was er geen dringende reden voor het ontslag, aangezien eiseres per 15 januari 2006 weer beschikbaar was voor werk. De kantonrechter verklaarde het ontslag op staande voet nietig en veroordeelde O-Tax tot doorbetaling van het loon aan eiseres.
In reconventie had O-Tax een vordering ingesteld tegen eiseres voor betaling van een bedrag van € 288,-- netto, maar deze vordering werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat O-Tax niet had aangetoond dat eiseres zich onttrokken had aan de bedongen arbeid. De proceskosten werden aan de zijde van eiseres begroot op € 388,60, inclusief het salaris van de gemachtigde. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het toepassen van ontslag op staande voet, vooral in situaties van ziekteverzuim.