ECLI:NL:RBHAA:2006:AV9058
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ondernemerstatus van een franchisenemer in het belastingrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 23 maart 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een franchisenemer, en de inspecteur van de Belastingdienst over de vraag of de voordelen behaald met werkzaamheden in het kader van een franchiseovereenkomst als winst uit onderneming of als resultaat uit een werkzaamheid moeten worden aangemerkt. Eiser had in 2002 een franchiseovereenkomst gesloten met Firma D voor de verkoop van E producten, maar de rechtbank oordeelde dat eiser geen debiteurenrisico liep en dat de werkzaamheden niet voldeden aan de criteria voor het ondernemerschap. De rechtbank concludeerde dat de voordelen uit de franchiseovereenkomst moesten worden aangemerkt als resultaat uit een werkzaamheid, en niet als winst uit onderneming. Eiser had in 2002 niet voldoende uren aan zijn onderneming besteed en had geen recht op zelfstandigenaftrek. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.467. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het betaalde griffierecht worden vergoed. De uitspraak biedt inzicht in de beoordeling van de ondernemerstatus van franchisenemers en de toepassing van de Wet inkomstenbelasting 2001.