ECLI:NL:RBHAA:2006:AX1955

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
10 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/6060
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de aanslag waterschapslasten en de verbindendheid van het Kiesreglement waterschappen Noord-Holland

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 10 mei 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser X en de heffingsambtenaar van het waterschap Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een aanslag waterschapsbelastingen van € 2.420,75, opgelegd op 31 mei 2005. Eiser betwist de rechtmatigheid van de aanslag en stelt dat de besluiten die aan de heffing ten grondslag liggen onbevoegd zijn genomen, omdat de verkiezingen voor het waterschapsbestuur in 2003 niet geheim zijn geweest. Eiser verwijst naar het Kiesreglement waterschappen Noord-Holland en stelt dat dit reglement onverbindend is wegens strijd met internationale verdragen en de Waterschapswet.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslag niet op basis van het Kiesreglement is vastgesteld, maar op grond van de Waterschapswet en de Omslagverordening 2005. De rechtbank oordeelt dat de grieven van eiser, gericht tegen het Kiesreglement, niet aan de orde kunnen komen in de bezwaar- en beroepsprocedure tegen de aanslag. De rechtbank verwijst naar artikel 8:4 van de Algemene wet bestuursrecht, waaruit blijkt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen besluiten inzake de nummering van kandidatenlijsten en de geldigheid van verkiezingen.

De rechtbank concludeert dat eiser geen beroep heeft ingesteld op basis van artikel 30a van de Waterschapswet en dat hij ook geen gebruik heeft gemaakt van inspraakmogelijkheden om zijn bezwaren tegen het Kiesreglement kenbaar te maken. Aangezien de hoogte van de aanslag niet wordt betwist en er geen gebreken aan het besluit van de heffingsambtenaar zijn aangetoond, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. E. Jochem, in tegenwoordigheid van mr. V.M. Maat, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/6060
Uitspraakdatum: 10 mei 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Z, eiser,
en
de heffingsambtenaar van het waterschap Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, zetelend te Purmerend, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 31 mei 2005 voor het jaar 2005 een aanslag waterschapsbelastingen opgelegd tot een bedrag van € 2.420,75.
Het door eiser tegen deze aanslag gerichte bezwaarschrift, gedateerd 12 juli 2005, is op woensdag 13 juli 2005 door verweerder ontvangen. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 september 2005 het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen op 8 november 2005 beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2006. Verschenen zijn eiser, vergezeld van zijn gemachtigde A, alsmede namens verweerder B en C.
Partijen hebben ter zitting ieder een pleitnota overgelegd en voorgedragen waarvan de inhoud als hier opgenomen geldt. Verweerder heeft overgelegd een afschrift van de Omslagverordening 2005. Eiser heeft hiervan kennis kunnen nemen en heeft zich hierover kunnen uitlaten.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Het waterschap Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is per 1 januari 2003 ontstaan uit de fusie van een zestal waterschappen in de provincie Noord-Holland. Voor de vorming van een nieuw waterschapsbestuur zijn in 2003 verkiezingen gehouden voor een nieuw algemeen bestuur. Ten behoeve van deze verkiezingen is het Kiesreglement waterschappen Noord-Holland (hierna: het Kiesreglement) gewijzigd. Deze wijziging is gepubliceerd in het Provinciaal blad 2002/37.
2.2. Eiser is eigenaar van de percelen ter zake waarvan de in het geding zijnde waterschapsbelastingen zijn geheven.
3. Geschil en de standpunten van partijen
3.1. In geschil is of verweerder bevoegd was de aanslag vast te stellen. Niet in geschil is de hoogte van de aanslag.
3.2. Eiser stelt zich op het standpunt dat de besluiten die aan de heffing van de aanslag ten grondslag liggen, onbevoegd zijn genomen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verkiezingen voor het algemeen bestuur van het waterschap in 2003 niet geheim zijn geweest, omdat bij die verkiezingen gebruik is gemaakt van genummerde stembiljetten en op ieder stembiljet een individueel nummer met bijbehorende barcode voor kwam. Het Kiesreglement, dat de nummering van stembiljetten voorschrijft, terwijl het onleesbaar maken van de nummering de ongeldigheid van het stembiljet leidt, is naar de mening van eiser onverbindend wegens strijd met het in artikel 3 Eerste protocol Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), artikel 25 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en artikel 25, derde lid, Waterschapswet neergelegde voorschrift dat verkiezingen van het waterschapsbestuur als deel van het openbaar bestuur geheim dienen te zijn.
Eiser stelt dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd enige exceptieve toetsing van genoemde regelgeving uit te voeren, zoals door eiser in bezwaar was verzocht.
3.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het Kiesreglement verbindend is en dat het algemeen bestuur bevoegd was om de Omslagverordening 2005 vast te stellen. De heffingsambtenaar is in overeenstemming met de geldende wettelijke regels aangewezen.
De aanslag is naar de mening van verweerder dan ook rechtsgeldig opgelegd.
4. Beoordeling van het geschil
4.1.1. Ingevolge artikel 8:4, aanhef en onder g, Awb - voor zover hier van belang - kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit inzake de nummering van kandidatenlijsten, de geldigheid van lijstverbindingen, het verloop van de stemming, de stemopneming en de vaststelling van de uitslag bij verkiezingen van de leden van vertegenwoordigende organen.
4.1.2. Ingevolge artikel 30a Waterschapswet kan een belanghebbende tegen bij provinciale verordening aangewezen besluiten, die met toepassing van die verordening worden genomen met het oog op de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur en die naar hun aard noodzaken tot een spoedige behandeling van de daartegen ingestelde beroepen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.1.3. In artikel 69 Kiesreglement worden als besluiten in de zin van artikel 30a Waterschapswet aangewezen:
a. het besluit van het dagelijks bestuur van het waterschap op een verzoek om verbetering van het register als bedoeld in artikel 2;
b. het besluit van het hoofdstembureau over de geldigheid van de opgaven tot kandidaatstelling, bedoeld in artikel 15;
c. het besluit van het algemeen bestuur van het waterschap over de toelating van de benoemde als lid van dat orgaan, bedoeld in artikel 53, eerste lid.
4.2. Niet in geschil is dat eiser geen beroep heeft ingesteld op de voet van artikel 30a Waterschapswet, noch gebruik heeft gemaakt van zijn mogelijkheden tot inspraak om zijn bezwaren tegen het Kiesreglement kenbaar te maken.
4.3. Anders dan eiser betoogt, kunnen in de bezwaar- en beroepsprocedure tegen de aanslag waterschapslasten zijn grieven die zijn gericht tegen (de verbindendheid van) het Kiesreglement niet aan orde komen. Op grond van het bepaalde in artikel 8:4, aanhef en onder g, Awb kan geen beroep worden ingesteld tegen het Kiesreglement. Weliswaar staat artikel 8:4, aanhef en onder g, Awb op zichzelf niet eraan in de weg dat in het kader van een beroep tegen een concreet besluit de rechtmatigheid ter discussie wordt gesteld van de algemeen verbindende voorschriften op grond waarvan dit besluit is genomen, maar van een dergelijke situatie is in het onderhavige geval geen sprake. Immers, de aanslag waterschapslasten is niet op grond van het Kiesreglement vastgesteld, maar op grond van de Waterschapswet en de Omslagverordening 2005.
4.4. Nu niet is gesteld of gebleken dat aan het besluit waarbij de heffingsambtenaar is aangewezen gebreken kleven en voorts de hoogte van de aanslag niet wordt bestreden, is het beroep ongegrond.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 10 mei 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E. Jochem, in tegenwoordigheid van mr. V.M. Maat, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.