RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/2489
Uitspraakdatum: 23 juni 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X BV, gevestigd te Z, eiseres,
de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2001 met dagtekening 31 januari 2004 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van
ƒ 850.000, alsmede bij beschikking een verzuimboete van ƒ 2.500.
1.2. Na bezwaar, ingediend door de gemachtigde A, heeft verweerder bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 10 mei 2005 de navorderingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd. Eiseres heeft daartegen bij brief van 10 juni 2005, ontvangen bij de rechtbank op 15 juni 2005, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.3. Het onderzoek ter zitting, waar ook het beroep met nummer 05/2488 is behandeld, heeft plaatsgevonden op 21 maart 2006 te Haarlem. Namens eiseres is haar voormalig bestuurder B verschenen, tot bijstand vergezeld van voornoemde gemachtigde. Namens verweerder zijn C en D verschenen.
2.1. Eiseres is op 11 november 1978 opgericht en op 1 januari 2003 ontbonden. De bedrijfsomschrijving luidde beheer- en exploitatiemaatschappij. B was bestuurder en enig aandeelhouder.
2.2. Tot de gedingstukken behoort een balans van eiseres welke per 31 december 1998 vermeldt:
Materiele vaste activa
Grond met opstallen f. 737.650
A-straat 6a 15.158
(...)
Ondernemingsvermogen
Vervangingsreserve f 1.250.000”
2.3. Tot de stukken behoort een fax van 20 maart 2000 van de gemachtigde van eiseres, waarin is vermeld:
“(...) Dat dit ook daadwerkelijk zo is geweest blijkt uit het feit dat deze boekhouder wel een vervangingsreserve heeft gevormd doch heeft verzuimd de vervangende investeringen af te boeken. Deze investeringen zijn in 1995 de A-straat 2 voor f. 737.500 (...)”
2.4. Tot de stukken behoort voorts een afrekening van E, notaris, van 5 maart 1999 ten name van F, waarin onder meer is vermeld:
“Betreft aankoop van X BV
koopsom f. 850.000,00
2.5. Tot de stukken behoort een op 13 april 2000 gedateerde vaststellingsovereenkomst (de overeenkomst). De overeenkomst is ondertekend door A (namens B) en F en namens de Belastingdienst/Particulieren/ Ondernemingen P door H (namens de ontvanger) en C (namens de inspecteur). In de overeenkomst is onder meer vermeld::
“Naar aanleiding van onze lange bespreking van donderdag 13 april 2000 met betrekking tot de heffing en inning van onder andere inkomstenbelasting, vermogensbelasting, omzetbelasting, loonbelasting en motorrijtuigenbelasting ten name van U en uw echtgenote mevr. B alsmede de vennootschapsbelasting ten name van X B.V. over de jaren tot en met 1999 bericht ik u als volgt.
In aanwezigheid van A, uw adviseur, zijn wij, H en C, namens de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen P, met U overeengekomen dat na betaling van een bedrag van f. 661.000,= finale kwijting zal worden verleend voor alle formele en materiële belastingschulden over de jaren tot en met 1999 ten name van:
F geboren 10-09-1945 (...)
B/Bouwbedrijf X geboren 28-05-1952 (...)
X B.V. (...)
De heer A is, bij schrijven van 13 maart 2000, gemachtigd om voor en namens zowel mevr. B als X B.V. alle handelingen te verrichten ten aanzien van de belastingschulden en overige fiscale zaken over de periode tot en met 1999.
Deze overeenkomst is aangegaan onder de volgende voorwaarden:
X B.V.
Ten opzichte van de eindbalans per 31 december 1998 wijkt de balans per 1 januari 1999 op de volgende punten af:
- De boekwaarde van de grond met opstallen A-straat 2, per 31 december 1998 groot f. 737.650 bedraagt f. 1,= (gedeeltelijke aanwending van de vervangingsreserve).
- De vervangingsreserve ad f. 1.250.000 is enerzijds aangewend ter verkrijging van de grond en opstallen A-straat 2 en is anderzijds in de heffing van vennootschapsbelasting over het jaar 1995 betrokken en bedraagt derhalve per 1 januari 1999 nihil. (...)
- In de nog op te maken jaarstukken, de balans en resultatenrekening over het jaar 1999 zal de transactiewinst terzake van de verkoop van de onroerende zaken als zijnde een vervangingsreserve opgenomen worden. Voor zover in 1999 vervangen is, wordt deze vervangingsreserve op de boekwaarde van de onroerende zaken afgeboekt. Als gevolg hiervan is de belastingclaim uit de verkoop van onroerende zaken uit 1995 gewaarborgd.
- De jaarrekening van X B.V. over het jaar 1999 zal op korte termijn worden ingediend. Van alle onroerende zaaktransacties zullen afschriften van akten overlegd worden. Met inachtneming van vorenstaande zal over het resultaat 1999 geen belasting meer verschuldigd zijn.”
2.6. Met dagtekening 31 juli 2001 is eiseres een ambtshalve aanslag vennootschapsbelasting over 1999 opgelegd naar een belastbaar bedrag van nihil.
2.7. Tot de gedingstukken behoort een balans van eiseres per 1 januari 2000, waarin het volgende is vermeld:
“MATERIELE ACTIVA
Grond A-straat f 1
(...)
PASSIVA
EIGEN VERMOGEN f 384.050”
2.8. In verband met de liquidatie van de vennootschap per 1 januari 2003 is een boekenonderzoek ingesteld waarbij onder meer de verkoop van het onroerende goed gelegen aan de A-straat 2 te Haarlem is beoordeeld. In het rapport van 17 december 2003 is onder meer vermeld:
“Uit onderzoek is gebleken dat op 11 maart 1999 is een deel van genoemd perceel, de Loods / Molenaarswoning en water, groot 23 are 10 ca, is overgedragen aan de echtgenoot van de digra, de heer F. Dit in verband met de mogelijke overdracht en afspraken met de gemeente Z waarbij (een deel van) deze grond voor f 1 aan de gemeente zou worden overgedragen. De oppervlakte van dit onroerende goed is 23 are 10 ca.
Naar thans bekend is geworden, is het andere gedeelte van de A-straat 2, groot 22 are, op 10 maart 1999 eveneens verkocht aan de heer F. De overdrachtsprijs tussen de vennootschap en de heer F, is bepaald op f 850.000. De heer F heeft het perceel vervolgens op dezelfde dag aan een derde verkocht voor f 1.000.000.
Balans per 31 december 1999:
Uit vorenstaande blijkt dat de door A opgestelde balans per 31 december 1999 niet juist is. Op basis van de vaststellingsovereenkomst moet de balans per 31 december 1999 aangepast worden. Er zijn per 31 december 1999 géén onroerende zaken in de vennootschap meer aanwezig terwijl de vervangingsreserve f 850.000 bedraagt. (...)
Zakelijkheid overdrachtsprijs:
Gezien het feit dat de heer F het perceel op dezelfde dag verkoopt aan een derde voor een bedrag van f 1.000.000, bedraagt de waarde in het economisch verkeer ook f 1.000.000. Er zijn geen zakelijke overwegingen aanwezig die een lagere overdrachtsprijs rechtvaardigen. De overdrachtsprijs van f 850.000 is derhalve niet op zakelijke wijze overeengekomen. (...)
Vrijval vervangingsreserve
In de jaren 2000, 2001 en 2002 zijn door de vennootschap géén activiteiten uitgevoerd. Door belastingplichtige zijn over deze jaren nihil aangiften gedaan. Er is geen administratie van de vennootschap gevoerd en zijn er geen balansen opgemaakt. Niet gebleken is dat per balansdatum nog een vervangingsvoornemen aanwezig is. Omdat voor het jaar 2000 reeds een ambtshalve aanslag is vastgesteld, naar een belastbaar bedrag van f. 100.000 zal ik de vervangingsreserve in het jaar 2001, het laatste openstaande jaar, ten gunste van het resultaat laten vrijvallen. ”
2.9. Voor het jaar 2000 is door eiseres een nihilaangifte ingediend. Op 31 oktober 2003 is namens eiseres een niet ingevulde aangifte vennootschapsbelasting 2001 ingediend.
3.1. In geschil is of de overeenkomst in de weg staat aan heffing in 2001 over de in 1999 behaalde transactiewinst ter zake van de verkoop van de onroerende zaak A-straat 2.
3.2. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken en het verhandelde ter zitting.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Indien en zolang het voornemen tot vervanging bestaat, kan bij het bepalen van in een kalenderjaar genoten winst de opbrengst die de boekwaarde van een bedrijfsmiddel overtreft worden gereserveerd. Uit de stukken leidt de rechtbank af dat tussen partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bekend was dat eiseres in 1999 haar onroerend goed A-straat 2 had verkocht. Uit de tekst van de overeenkomst blijkt voorts dat tussen partijen is afgesproken dat de boekwaarde van deze onroerende zaak per 31 december 1998 zou worden geacht ƒ 1 te bedragen en dat de door eiseres met de verkoop van haar onroerende zaken in 1999 gerealiseerde transactiewinst zou worden opgenomen in een vervangingsreserve dan wel zou worden afgeboekt op vervangende investeringen in onroerend goed. Nu voor het jaar 2000 door eiseres geen winst als gevolg van vrijval van de vervangingsreserve is aangegeven, neemt de rechtbank aan dat eiseres op 31 december 2000 een vervangingsvoornemen had. Niet weersproken is dat dit vervangingsvoornemen in 2001 is verdwenen, zodat de in 1999 gevormde vervangingsreserve voor het volle bedrag van de gerealiseerde boekwinst, dat wil zeggen voor ƒ 849.999, in 2001 vrijvalt en dient te worden toegevoegd aan de winst.
4.2. Aan het voorgaande doet de stelling van eiseres dat het transactieresultaat al in de overeenkomst is begrepen en dat ter zake geen vennootschapsbelasting kan worden geheven niet af. Eiseres miskent dat blijkens de overeenkomst, dat wil zeggen in 2000, tussen partijen juist is afgesproken dat heffing over in 1999 behaalde transactiewinsten door vorming van een vervangingsreserve naar een tijdstip in de toekomst zou worden verschoven. Door op 13 april 2000 alleen finale kwijting over 1999 te verlenen werd aldus de claim van verweerder op het in de vervangingsreserve opgenomen resultaat veilig gesteld. Hier doet niet aan af dat de onder 2.7. opgenomen balans geen melding maakt van een vervangingsreserve, nu deze balans geen deel uitmaakt van de overeenkomst en geen weergave geeft van de werkelijke stand van zaken per 1 januari 2000. Op deze balans is immers ook het al in 1999 verkochte onroerend goed nog opgenomen voor de boekwaarde van ƒ 1.
4.3. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 23 juni 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A. Roelvink-Verhoeff, voorzitter, en mrs. M.J. Leijdekker, J.H. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.F. Henry, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.