RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 - 2359
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2006
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser.
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
verweerder.
Bij besluit van 1 december 2005 heeft verweerder eisers uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ingetrokken wegens detentie.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 9 december 2005 bezwaar gemaakt.
Op 22 februari 2006 heeft een hoorzitting van de ambtelijke hoorcommissie plaatsgevonden.
Bij besluit van 24 februari 2006 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 26 februari 2005 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 2 augustus 2006, alwaar eiser in persoon is verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. A. Kriesmeijer.
2.1 In het onderhavige geval is gebleken dat eiser in de periode van 28 oktober 2005 tot 8 december 2005 in detentie heeft gezeten. Op 4 november 2005 heeft de Dienst Justitiële Instellingen hiervan bij verweerder melding gemaakt. Bij beschikking van 1 december 2005 heeft verweerder vervolgens met ingang van 28 november 2005 eisers WAO-uitkering ingetrokken, omdat de detentie langer duurde dan één maand. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het stopzetten van zijn uitkering. In bezwaar heeft verweerder zijn beslissing tot stopzetting gehandhaafd.
2.2 Eiser heeft in beroep - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Eiser is naar het politiebureau gegaan om aangifte te doen. Daar is een handgemeen ontstaan, waarna eiser in voorlopige hechtenis is geplaatst. Op 8 december 2005 is eisers voorlopige hechtenis geschorst. Inmiddels is eisers zaak bij de politierechter voorgekomen en is eiser tot vier weken gevangenisstraf veroordeeld. Hiertegen heeft eiser hoger beroep ingesteld. Eiser stelt dat hij twee weken te lang heeft vastgezeten. Voorts is eiser het niet eens met de reden waarom hij heeft vastgezeten.
2.3 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de bestreden beslissing op juiste gronden is genomen.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.4 Op grond van artikel 43, vijfde lid, WAO wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering ingetrokken, indien degene die recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering rechtens zijn vrijheid is ontnomen, vanaf de dag deze vrijheidsontneming één maand heeft geduurd.
2.5 Op grond van 1, eerste lid, aanhef en onder i WAO wordt voor de toepassing van de WAO en van de tot haar uitvoering genomen besluiten onder "rechtens zijn vrijheid ontnomen" verstaan: rechtens zijn vrijheid ontnomen, behoudens de gevallen, bedoeld in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen en in artikel 37, eerste lid, van het wetboek van Strafrecht. Ingevolge de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 juni 2004 (LJN-nummer AP4680) moet onder de zinsnede "rechtens zijn vrijheid ontnomen" mede worden begrepen de situatie waarin de betrokkene in voorlopige hechtenis verkeert in afwachting van een strafrechtelijke procedure.
2.6 De rechtbank is van oordeel dat in dit geval vast staat dat in de periode van 28 oktober 2005 tot 8 december 2005 rechtens eisers vrijheid was ontnomen. Nu deze detentie op 28 november 2005 langer dan één maand voortduurde heeft verweerder op juiste gronden eisers uitkering krachtens de WAO ingetrokken. De omstandigheden die hebben geleid tot de detentie van eiser doen hier niet terzake en kunnen niet leiden tot een ander oordeel.
2.7 Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.1 verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.M. Rutten, rechter en op 7 augustus 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. A. Buiskool, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.