ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ0554
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijk ontslag en franchiseconstructie
In deze zaak vorderde eiser, die als bedrijfsleider werkzaam was bij De Thuiskweker, vergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. Eiser was op 1 november 1996 in dienst getreden en verdiende laatstelijk € 2.617,51 bruto per maand. Vanwege tegenvallende resultaten van het filiaal in Breda besloot De Thuiskweker om het filiaal te onderwerpen aan een franchiseconstructie. Eiser kreeg de mogelijkheid om franchisenemer te worden, maar sloeg dit aanbod af omdat hij geen eigen onderneming ambieerde. De andere bedrijfsleider accepteerde het aanbod, waarna De Thuiskweker toestemming vroeg aan het CWI om de arbeidsovereenkomst met eiser op te zeggen. Deze toestemming werd op 22 maart 2006 verkregen, waarna de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2006 werd beëindigd zonder financiële compensatie voor eiser.
Eiser stelde dat de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk was en vorderde een verklaring voor recht en een schadevergoeding van € 32.509,47. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiser deels gegrond was. De kantonrechter stelde vast dat De Thuiskweker haar verantwoordelijkheid niet had genomen door eiser geen financiële compensatie te bieden, ondanks dat hij niet voor ontslag in aanmerking had moeten komen op basis van het anciënniteitsbeginsel. De kantonrechter oordeelde dat het omzetten van het filiaal in een franchiseonderneming niet enkel uit kostenoverwegingen was gedaan, maar ook om de omzet te verhogen. De kantonrechter kende eiser een schadevergoeding toe van € 20.000,--, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde De Thuiskweker in de proceskosten.
Het vonnis werd uitgesproken op 18 oktober 2006 door kantonrechter S.R. Mellema, waarbij de griffier aanwezig was. De beslissing was uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.