In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die aan eiser is opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst Holland-Noord. De aanslag betreft het jaar 1999 en is gebaseerd op een belastbaar inkomen van € 19.207, met een vergrijpboete die aanvankelijk was vastgesteld op ƒ 362, maar later is verminderd tot ƒ 181. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, waarbij hij zijn gronden aanvulde in een brief van 18 juli 2006. De rechtbank heeft op 27 maart 2008 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door drs. [A] en de verweerder vertegenwoordigd werd door mr. M.C.M. van Zon en F. de Boer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in de periode van 31 juli 1999 tot en met 30 juli 2001 als taxichauffeur werkzaam was en dat hij gebruik maakte van een Toyota, waarvan de cataloguswaarde ƒ 56.765 was. De inspecteur heeft een boekenonderzoek ingesteld, waaruit bleek dat er een kilometertelleronderbreker in de auto was ingebouwd. Dit leidde tot het vermoeden dat eiser de kilometerstand had gemanipuleerd. Eiser heeft betwist dat er een kilometertelleronderbreker was ingebouwd en heeft aangevoerd dat de term 'diversen' in de afsprakenagenda van het taxibedrijf niet op de inbouw van een onderbreker betrekking had.
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur voldoende bewijs heeft geleverd dat er een kilometertelleronderbreker was ingebouwd en dat eiser niet overtuigend heeft aangetoond dat de auto voor minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. De rechtbank wijst het beroep van eiser af en bevestigt de navorderingsaanslag, maar vermindert de vergrijpboete tot 20% van het nagevorderde bedrag, omdat er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn. Eiser wordt in de proceskosten veroordeeld.