ECLI:NL:RBHAA:2008:BC5078
Rechtbank Haarlem
- Kort geding
- C.J. Harts
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de overeenkomst tussen een koor en haar dirigent en de vraag naar de kwalificatie als arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 19 februari 2008 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], de dirigent van het Interkerkelijk Mannenkoor Haarlemmermeer (IMH), en IMH zelf. De zaak draait om de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen, nu het koor de overeenkomst met de dirigent na tien jaar heeft beëindigd. De dirigent vorderde wedertewerkstelling en doorbetaling van loon, terwijl IMH betwistte dat er een arbeidsovereenkomst was.
De kantonrechter overweegt dat volgens de Hoge Raad in het arrest Groen/Schoevers partijen de vrijheid hebben om hun overeenkomst op verschillende manieren in te richten. De rechter concludeert dat de dirigent, ondanks het ontvangen van een honorarium en vakantiegeld, geen gezagsverhouding had met IMH. De dirigent genoot volledige artistieke vrijheid en bepaalde zelf de hoogte van zijn vergoeding. De kantonrechter oordeelt dat er geen bewijs is dat partijen de oorspronkelijke bedoeling om geen arbeidsovereenkomst aan te gaan, hebben willen wijzigen.
De kantonrechter gaat verder in op de argumenten van de dirigent, waaronder de duurzaamheid van de overeenkomst, de vaste beloning en de gezagsverhouding. De rechter concludeert dat de elementen in hun onderlinge samenhang niet de conclusie rechtvaardigen dat er een arbeidsovereenkomst bestaat. De vordering van de dirigent wordt afgewezen, en de proceskosten worden aan hem opgelegd. Dit vonnis benadrukt het belang van de feitelijke uitvoering van de overeenkomst en de intenties van partijen bij het aangaan van de overeenkomst.